Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2013, 303 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2013, 303 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 mei 2013, no. 13.001061;
Gelet op de artikelen 56, eerste, tweede en zevende lid, 78, eerste, tweede en zevende lid, 87, 92, 120, vierde lid, en 121 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 juni 2013, nr. W04.13.0147/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 juni 2013, nr. 2013-0000383326;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder
gezaghebber, eilandgedeputeerde, lid van de eilandsraad van een openbaar lichaam en lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 117 en 118 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari.
De openbare lichamen worden ten behoeve van de vaststelling van de bezoldiging van en de vergoedingen voor de politieke gezagdragers ingedeeld in inwonersklassen overeenkomstig de volgende tabel:
Klasse |
Aantal inwoners |
---|---|
1 |
0 – 10.000 |
2 |
10.001 – 15.000 |
3 |
15.001 – 20.000 |
4 |
20.001 – 25.000 |
5 |
25.001 of meer |
1. Wegens bijzondere omstandigheden kan Onze Minister, de eilandsraad gehoord, een openbaar lichaam voor de toepassing van artikel 6 voor een bepaald tijdvak een of twee klassen hoger plaatsen dan die, waartoe het op grond van zijn inwonertal behoort.
2. Onze Minister kan na afloop van het tijdvak, bedoeld in het eerste lid, een nieuw tijdvak vaststellen.
1. De overgang van een openbaar lichaam naar een hogere klasse in verband met toeneming van het inwonertal vindt plaats met ingang van het jaar waarin op 1 januari het inwonertal van dat openbaar lichaam de minimumgrens van de volgende klasse heeft bereikt en blijkt dat het die grens ook heeft bereikt op 1 januari van het volgende jaar.
2. De overgang van een openbaar lichaam naar een lagere klasse in verband met vermindering van het inwonertal vindt plaats met ingang van het jaar waarin het inwonertal van het openbaar lichaam op 1 januari voor de tweede achtereenvolgende maal beneden de minimumgrens van de klasse, waarin het openbaar lichaam tot dan toe was ingedeeld, gedaald is.
De overgang van een openbaar lichaam naar een lagere klasse in verband met vermindering van het inwonertal is niet van invloed op de bezoldiging van de op het tijdstip van overgang in functie zijnde gezaghebber en eilandgedeputeerden, tot uiterlijk het tijdstip van beëindiging van het gezaghebber- of gedeputeerdenschap, of op de vergoeding voor de werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten daarvan van de op het tijdstip van overgang zittende leden van de eilandsraad tot hun aftreden.
1. De gezaghebber geniet per jaar een bezoldiging volgens onderstaande tabel.
Klasse |
Bezoldiging |
---|---|
1 |
USD 58.522 |
2 |
USD 69.669 |
3 |
USD 80.816 |
4 |
USD 91.963 |
5 |
USD 103.110 |
2. De eilandgedeputeerden genieten per jaar een bezoldiging volgens onderstaande tabel.
Klasse |
Bezoldiging |
---|---|
1 |
USD 51.266 |
2 |
USD 58.463 |
3 |
USD 65.659 |
4 |
USD 72.856 |
5 |
USD 80.053 |
3. Aan een lid van de eilandsraad wordt per jaar een vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten daarvan toegekend tot de maximumbedragen volgens onderstaande tabel.
Klasse |
Vergoeding |
Tegemoetkoming in de kosten |
---|---|---|
1 |
USD 5.593 |
USD 1.050 |
2 |
USD 6.306 |
USD 1.119 |
3 |
USD 7.019 |
USD 1.188 |
4 |
USD 7.732 |
USD 1.258 |
5 |
USD 8.445 |
USD 1.327 |
4. De maandelijkse uitbetaling van de bezoldiging of de vergoeding voor de werkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten daarvan wordt naar boven afgerond op hele dollars.
Als de bezoldiging van de ambtenaren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet BES en in dienst van de staat, wijziging ondergaat, wordt met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat met betrekking tot de gezaghebber of de eilandgedeputeerden de bezoldiging, of met betrekking tot de leden van de eilandsraad de maximale vergoeding voor hun werkzaamheden en de maximale tegemoetkoming in de kosten daarvan bij ministeriële regeling op gelijke voet gewijzigd, onder nadere vaststelling van de bedragen, genoemd in artikel 6, eerste, onderscheidenlijk tweede en derde lid.
Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing op het lid van de eilandsraad aan wie ingevolge artikel Ya 13 juncto artikel X 10, eerste en tweede lid, van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de tegemoetkoming in de kosten van zijn werkzaamheden de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepaling van toepassing is.
1. De eilandsraad kan bij eilandverordening bepalen dat aan een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 117 en 118 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt toegekend tot het maximumbedrag, genoemd in onderstaande tabel.
Klasse |
Vergoeding per vergadering |
---|---|
1 |
USD 55 |
2 |
USD 59 |
3 |
USD 62 |
4 |
USD 66 |
5 |
USD 69 |
2. Geen vergoeding wordt verstrekt aan een lid van een commissie dat tevens lid is van de eilandsraad of aan een ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.
3. Artikel 6, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding voor de leden van een commissie.
4. Als de bezoldiging van de ambtenaren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet BES en in dienst van de staat, wijziging ondergaat, wordt met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat de maximale vergoeding voor de leden van een commissie bij ministeriële regeling op gelijke voet gewijzigd, onder nadere vaststelling van de bedragen, genoemd in het eerste lid.
Ten aanzien van een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 117 en 118 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
a. die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en
b. ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid,kan de eilandsraad bij eilandverordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid.
De gezaghebber of eilandgedeputeerde van Sint Eustatius en Saba ontvangt een toelage van zestien en drietiende procent van zijn bezoldiging.
1. De gezaghebber ontvangt ter bestrijding van representatie- en andere kosten van zijn werkzaamheden per jaar een ambtstoelage van 10% van zijn bezoldiging, bedoeld in artikel 6, eerste lid.
2. De eilandgedeputeerde ontvangt ter bestrijding van representatie- en andere kosten van zijn werkzaamheden per jaar een buitengewone toelage van 6% van zijn bezoldiging, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
3. De maandelijkse uitbetaling van de toelagen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt naar boven afgerond op hele dollars.
4. De toelage wordt niet genoten gedurende de tijd dat de gezaghebber is geschorst.
1. Voor 1 april van elk kalenderjaar of binnen twee maanden na zijn beëdiging verstrekt de gezaghebber of de eilandgedeputeerde aan Onze Minister, dan wel een door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke hij verwacht over het desbetreffende kalenderjaar of gedeelte daarvan te zullen genieten, dan wel een verklaring, dat hij verwacht niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis aan neveninkomsten over dat jaar of een evenredig deel daarvan over het desbetreffende gedeelte van dat jaar te zullen genieten.
2. Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt het bestuurscollege het bedrag van de voorlopige aftrek op de bezoldiging mede en verstrekt een afschrift daarvan aan de gezaghebber of de eilandgedeputeerde.
3. De gezaghebber of de eilandgedeputeerde kan een verklaring inzenden dat een opgave van neveninkomsten achterwege zal blijven. In dit geval, alsmede indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn geen opgave of verklaring is ingezonden, bedraagt de bezoldiging over dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis.
4. Zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar zendt de gezaghebber of de eilandgedeputeerde of zenden zijn nabestaanden aan Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke over dat kalenderjaar zijn genoten, dan wel een verklaring dat over dat jaar niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis of, indien de gezaghebber of de eilandgedeputeerde een gedeelte van het kalenderjaar lid van het bestuurscollege is geweest, een evenredig deel van dit bedrag, is genoten.
5. Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt aan het bestuurscollege zo spoedig mogelijk na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde opgave of verklaring het bedrag van de definitieve aftrek op de bezoldiging mede en verstrekt een afschrift daarvan aan de gezaghebber of de eilandgedeputeerde.
6. Indien een opgave of verklaring als bedoeld in het vierde lid niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar is ontvangen, bedraagt de bezoldiging over dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis.
7. De gezaghebber of de eilandgedeputeerde zendt Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar tevens een afschrift van de aanslag voor de inkomstenbelasting over het desbetreffende kalenderjaar. Het bedrag van de uitbetaalde bezoldiging kan, al dan niet op verzoek van de gezaghebber of de eilandgedeputeerde, worden herzien, indien op grond van de onherroepelijk geworden aanslag in de inkomstenbelasting daartoe aanleiding blijkt te bestaan.
8. Bij de toepassing van het vijfde, zesde en zevende lid vindt zo nodig terugbetaling of verrekening plaats.
9. Dit artikel is niet van toepassing op de gezaghebber en de eilandgedeputeerde op wie artikel 235, tweede onderscheidenlijk derde lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van toepassing is.
1. De eilandgedeputeerde die op grond van artikel 90, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken het ambt van gezaghebber waarneemt, ontvangt voor die tijd de voor het ambt vastgestelde bezoldiging. Voor die tijd vervalt de bezoldiging als eilandgedeputeerde.
2. Het eilandsraadslid dat op grond van artikel 90, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken het ambt van gezaghebber waarneemt, ontvangt voor die tijd de voor het ambt vastgestelde bezoldiging. Voor die tijd vervalt de vergoeding voor de werkzaamheden als eilandsraadslid.
3. Degene die op grond van artikel 91 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als waarnemend gezaghebber is aangewezen, ontvangt voor de tijd van de waarneming een bezoldiging als bedoeld in artikel 6, eerste lid, met inbegrip van de toelagen, indien de waarneming:
a. dertig dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
b. in een tijdvak van zes maanden in totaal dertig dagen of langer heeft geduurd; of
c. in een tijdvak van twaalf maanden in totaal zestig dagen of langer heeft geduurd.
Daarnaast heeft hij aanspraak op de helft van de ambtstoelage, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
4. Op de waarnemend gezaghebber, bedoeld in het derde lid, die voor een periode van naar verwachting een jaar of langer met de waarneming zal zijn belast, is dit besluit van overeenkomstige toepassing.
5. Zodra een waarnemend gezaghebber ten aanzien van wie het derde lid is toegepast zonder onderbreking één jaar het ambt van gezaghebber heeft waargenomen, wordt, met terugwerkende kracht tot en met de ingangsdatum van de waarneming in dat openbaar lichaam, alsnog het vierde lid toegepast.
1. Indien de gezaghebber een ambtswoning bewoont, wordt op de bezoldiging een korting toegepast van 12 procent.
2. In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister in de gevallen waarin naar zijn oordeel daartoe aanleiding bestaat, de korting vaststellen op een lager percentage dan wel op een bepaald bedrag, mits dit eveneens minder beloopt dan 12 procent van de bezoldiging.
3. Indien de gezaghebber een ambtswoning bewoont, draagt hij de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik ten laste van de huurder zijn.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 3 juli 2013
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Uitgegeven de negentiende juli 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
De rechtspositie van gekozen en benoemde ambtsdragers van de openbare lichamen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (eilandsraads- en commissieleden, eilandgedeputeerden en gezaghebbers) is in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) geregeld in de lijn van de rechtspositie van vergelijkbare gemeentelijke ambtsdragers (raads- en commissieleden, wethouders en burgemeesters) in de Gemeentewet. Dezelfde systematiek wordt gehanteerd. Evenals in de Gemeentewet zijn in de WolBES de grondslagen opgenomen voor de geldelijke aanspraken van de gekozen en benoemde ambtsdragers.
De rechtspositionele aanspraken van leden van de eilandsraad en van commissieleden worden geregeld in eilandverordeningen. De grondslag hiervoor is neergelegd in artikel 120 WolBES. De inhoud van die verordeningen moet in overeenstemming zijn met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde nadere regels. Het is niet toegestaan om ten laste van het openbaar lichaam eilandsraad- of commissieleden rechtstreekse geldelijke vergoedingen of tegemoetkomingen toe te kennen buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend. In de eilandverordeningen dienen de gestelde grenzen in de centrale regelgeving in acht te worden genomen.
Net als de Gemeentewet voor wethouders en burgemeesters kent de WolBES voor eilandgedeputeerden en gezaghebbers een bepaling dat de bezoldiging van de eilandgedeputeerde bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld (artikel 56 onderscheidenlijk 78 WolBES). Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld betreffende tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en betreffende andere financiële voorzieningen die verband houden met vervulling van het ambt van eilandgedeputeerde.
Voor eilandgedeputeerden en gezaghebbers is voorts bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend deze ambtsdragers als zodanig geen inkomsten in welke vorm dan ook ontvangen ten laste van het openbaar lichaam.
Overeenkomstig het uitgangspunt van de destijds gesloten akkoorden over de nieuwe staatkundige verhoudingen is met ingang van de transitie op 10 oktober 2010 de rechtspositie van de politieke gezagdragers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba inhoudelijk zoveel mogelijk gelijk gebleven aan de vóór de transitie geldende rechtspositie. De nadere regeling van de rechten en aanspraken van de gezaghebbers en eilandgedeputeerden en de kaders voor de vergoedingen en tegemoetkomingen van de raads- en commissieleden zijn na de transitie opgenomen in afzonderlijke rechtspositiebesluiten. Deze zijn het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES, het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandraadsleden BES en het Aanvullend rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden BES. Het onderhavige besluit betreft een samenvoeging van deze besluiten. Hiermee is er één integraal rechtspositiebesluit voor alle gekozen en benoemde gezagdragers van de openbare lichamen. Door het stroomlijnen van de regelgeving wordt deze gebruiksvriendelijker, overzichtelijker en beter uitvoerbaar. Naast de (in beginsel beleidsneutrale) samenvoeging van de afzonderlijke rechtspositiebesluiten is in het onderhavige besluit voorts een systeem van opklassificatie ingevoerd.
Het inwonertal van een Nederlandse gemeente bepaalt de hoogte van de bezoldiging van politieke ambtsdragers van gemeenten. De gemeenten zijn in verband hiermee ingedeeld in inwonersklassen. In geval van bijzondere omstandigheden kunnen gedeputeerde staten, de gemeenteraad gehoord, een gemeente voor een bepaald tijdvak in een andere klasse plaatsen dan die, waartoe zij krachtens haar inwonertal behoort («opklassificatie»).
In de praktijk worden bij voorbeeld alle Waddeneilanden hoger ingedeeld in verband met de permanente aanwezigheid van grote aantallen toeristen en het in stand moeten houden van voorzieningen vanwege de geïsoleerde ligging. Door deze bijzondere omstandigheden is het aantal inwoners geen goede graadmeter voor de bestuurlijke zwaarte van betrokken gemeenten. Gedeputeerde staten van de provincies Fryslân en Noord-Holland hebben om deze reden de Waddeneilanden in een hogere gemeenteklasse geplaatst.
De bezoldiging van politieke ambtsdragers in Caribisch Nederland is vastgesteld op een vast bedrag en is (net als in het Europese deel van Nederland voor wat betreft gemeenten) gerelateerd aan het inwonertal van het openbaar lichaam: voor Sint Eustatius en Saba gelden gelijke bezoldigingsbedragen en voor Bonaire (met een hoger inwonertal) geldt een bezoldiging op een hoger niveau. In de voormalige rechtspositiebesluiten was evenwel niet voorzien in de mogelijkheid van opklassificatie.
De openbare lichamen moeten door hun insulaire karakter en geïsoleerde ligging eigen diensten en voorzieningen in stand houden. De omstandigheden zijn daarom niet in alle gevallen te vergelijken met de gang van zaken binnen Nederlandse gemeenten. Het delen en uitbesteden van voorzieningen, diensten en personeel is in veel gevallen niet mogelijk. Het openbaar lichaam kent ten opzichte van een gemeente in het Europese deel van Nederland op het terrein van demografie en immigratie, veiligheid, toegang en logistiek en economie omvangrijkere taken. Ook is er sprake van taakverzwaring omdat de besluitvorming en uitvoering van rijkstaken op bestuurlijk niveau zijn verweven met die van het openbaar lichaam. Verder ontbreekt de intermediaire provinciale bestuurslaag. Bovendien is het eilandbestuur de enig zichtbare bestuurslaag voor de eilandbewoners. Voorlichting en informatievoorziening geschiedt veelal op eilandelijk niveau.
Conclusie is dat de bestuurslast van de openbare lichamen in vergelijking met een gemeente met een vergelijkbaar inwonertal aanzienlijk zwaarder is. Er zijn veel parallellen met de positie van de eilandelijke Nederlandse gemeenten zoals de Waddengemeenten. De taakverzwarende elementen hebben bij de politieke ambtsdragers van de Waddeneilanden geleid tot een hogere bezoldiging dan waar zij op grond van het inwonertal recht op zouden hebben gehad. De argumenten die de gemeentebesturen van de Waddeneilanden hanteren voor de opklassificatie zijn vergelijkbaar met de taakverzwarende bestuurlijke elementen van de openbare lichamen (openbare orde en veiligheid, infrastructuur, waarborgen spoedeisende medische hulp en voorzieningen, economische structuur).
In het onderhavige rechtspositiebesluit wordt, in navolging van hetgeen voor gemeenten in het Europees deel van Nederland geldt, het principe van opklassificatie ingevoerd, zodat ook bij de bezoldiging van politieke gezagdragers van de openbare lichamen met specifieke taakverzwarende omstandigheden rekening kan worden gehouden.
Inherent aan invoering van een systeem van opklassificatie is de invoering van een systeem van inwonersklassen, zodat de politieke gezagdragers van een bepaald openbaar lichaam naar een hogere klasse kunnen worden bezoldigd.
In het onderhavige besluit zijn in het systeem voor opklassificatie van de openbare lichamen de nu geldende bezoldigingsbedragen bij de indeling van inwonersklassen toegepast. De huidige bezoldigingshoogte van de gezagdragers van Sint Eustatius en Saba is opgenomen in de klasse 0–10.000 inwoners. De bezoldiging van politieke gezagdragers van deze beide openbare lichamen is gelijk. Bonaire is gezien zijn inwonertal ingedeeld in de bezoldigingsklasse van 15.001–20.000 inwoners. Om opklassificatie ook voor Bonaire mogelijk te maken, zijn er nog twee nieuwe (hogere) bezoldigingsklassen gecreëerd. Bovenstaande leidt tot de volgende indeling in bezoldigingsklassen.
Bezoldigingsklassen |
Indeling |
---|---|
0–10.000 inwoners |
Sint Eustatius, Saba |
10.001–15.000 |
|
15.001–20.000 |
Bonaire |
20.001–25.000 |
|
> 25.001 |
De keuze voor opklassifcatie is mogelijk naar de eerstvolgende of de daaropvolgende bezoldigingsklasse. De bezoldigingsbedragen zijn gekoppeld aan deze inwonersklassen.
Op grond van de bepalingen in het rechtspositiebesluit kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van bijzondere omstandigheden, de eilandsraad gehoord, voor een bepaald tijdvak eilandsraadsleden, eilandgedeputeerden en gezaghebbers van het openbaar lichaam in een hogere bezoldigingsklasse plaatsen.
In het Europese deel van Nederland komen de kosten van opklassificatie ten laste van de betrokken gemeente. Daarmee vormt de financiering van de opklassificatie een wezenlijk onderdeel van het gemeentelijke besluitvormingsproces. Een bedrag van USD 100.000 (circa € 75.000) wordt aan het BES-fonds toegevoegd teneinde opklassificatie naar de eerstvolgende bezoldigingsklasse te faciliteren. Bij een verdere opklassificatie, dus met meer dan één bezoldigingsklasse, zijn de meerkosten voor rekening van het openbaar lichaam zelf.
Zoals reeds opgemerkt onder «Inleiding», zijn in het onderhavige besluit de afzonderlijke rechtspositiebesluiten samengevoegd en is deze samenvoeging in beginsel op beleidsneutrale wijze geschied. Wel is met de samenvoeging van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele verouderde bepalingen niet over te nemen en enkele technische verbeteringen aan te brengen. Deze wijzigingen worden in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting toegelicht.
Op grond van artikel 209 WolBES is het conceptbesluit bij brief van 29 juni 2012 door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter consultatie voorgelegd aan de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Van de bestuurscolleges van Bonaire en Saba is een reactie ontvangen. Van Sint Eustatius is geen formele reactie ontvangen.
Bij brief van 8 augustus 2012 heeft het bestuurscollege van Bonaire kanttekeningen geplaatst bij het concept rechtspositiebesluit. In de eerste plaats bij de definitie van het inwonertal in de begripsbepalingen. In het besluit wordt voorgesteld aan te sluiten bij het door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfer. Het bestuurscollege geeft aan in het verleden te hebben geconstateerd dat er grote verschillen bestaan tussen deze cijfers en de aantallen ingeschrevenenen die het openbaar lichaam onleent aan de eigen basisadministratie.
Bij gemeenten in het Europese deel van Nederland wordt het CBS-inwonertal gehanteerd als referentie voor de bezoldigingsklassen. Vandaar dat voor de openbare lichamen ook wordt uitgegaan van dezelfde met voor gemeenten vergelijkbare en kenbare maatstaf.
Gevraagd wordt naar de redenen waarom in een aantal artikelen, waaronder de artikelen 7, 12 en 13, voor de aanspraken van politieke gezagdragers wordt aangesloten bij de aanspraken van «de ambtenaren, bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Ambtenarenwet BES en in dienst van de staat» en niet de aanspraken van de ambtenaren van de openbare lichamen zelf. In dit verband wordt gewezen op het feit dat het openbaar lichaam Bonaire mag afwijken van de de BES-ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden.
De aanspraken van politieke ambtsdragers in het Europese deel van Nederland zijn gekoppeld aan rijksambtenaren. Een salarisaanpassing voor rijksambtenaren bijvoorbeeld werkt bijvoorbeeld door naar burgemeesters en wethouders, Burgemeesters en wethouders volgen dus niet de salarisaanpassingen van de sector Gemeenten. Op deze wijze wordt voorkomen dat politieke ambtsdragers van de gemeenten over de eigen arbeidsvoorwaarden moeten onderhandelen. Een soortgelijke koppeling van politieke gezagdragers aan rijksambtenaren in het Europese deel van Nederland ligt echter minder voor de hand. Vandaar dat is gekozen voor de equivalent in de Caribische deel van Nederland, de ambtenaren bedoeld in de Ambtenarenwet BES in dienst van de staat. Op deze wijze wordt de directe verantwoordelijkheid voor de onderhandelingen over de eigen arbeidsvoorwaarden voorkomen en wordt aangesloten bij een maatstaf voor aanpassing van aanspraken die voor alle openbare lichamen in gelijke mate toepasbaar is.
Bij brief van 4 oktober 2012 heeft het bestuurscollege instemming betuigt met het concept-rechtspositiebesluit met daarbij aanvullend het verzoek bij de evaluatie van de WolBES de rechtspositie van politieke gezagdragers opnieuw onder de loep te nemen.
De grondslag van de rechtspositie van politieke gezagdragers is vastgelegd in de WolBES. De beoogde evaluatie van de WolBES is dus een geschikt aanknopingspunt om opnieuw de rechtspositie van de gezagsdragers te bezien.
Het begrip «politieke gezagdragers» is overgenomen uit het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES, dat evenals het onderhavige besluit betrekking heeft op de gezaghebbers, eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden. Toegevoegd is het lid van een commissie van de eilandsraad. Deze toevoeging is nodig in verband met de doorvoering van het systeem van opklassificatie ook ten aanzien van de vergoeding voor de leden van een dergelijke commissie.
De omschrijving van het begrip «inwonertal» komt overeen met de definitie in de rechtspositiebesluiten voor burgemeesters, wethouders en raadsleden.
Artikel 2 bevat de verdeling van de openbare lichamen in klassen naar inwonertal. Zoals uiteengezet in het algemeen deel van deze toelichting is dit nodig in verband met de mogelijkheid van opklassificatie. Naar inwonertal vallen Sint Eustatius en Saba in klasse 1 en Bonaire valt in klasse 3.
Artikel 3 betreft het systeem van opklassificatie. De bevoegdheid tot opklassificatie ligt bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de eilandsraad gehoord. Het is de bedoeling dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deze bevoegdheid mandateert aan de Rijksvertegenwoordiger.
De (op)klassificatie van een openbaar lichaam is doorslaggevend voor de bezoldiging van alle politieke gezagdragers van dat openbare lichaam. Het is dus niet zo, dat bijvoorbeeld alleen de eilandgedeputeerden kunnen worden bezoldigd naar een hogere klasse. Is het besluit tot opklassificatie genomen, dan ontvangen alle politieke gezagdragers een hogere bezoldiging of vergoeding.
Evenals de systematiek in het Europese deel van Nederland geldt de opklassificatie steeds een bepaald tijdvak en moet na afloop van dat tijdvak de situatie opnieuw worden beoordeeld aan de hand van de taakverzwarende omstandigheden.
Artikel 4 is ontleend aan onder meer artikel 8 van het Rechtspositiebesluit wethouders en betreft de situatie dat het inwonertal van een openbaar lichaam zodanig wijzigt dat het in een andere klasse valt. De toeneming van het inwonertal moet structureel zijn: pas wanneer twee achtereenvolgende jaren de minimumgrens van de van de volgende klasse is bereikt, volgt opschaling, maar dan wel met terugwerkende kracht tot 1 januari van het eerste jaar waarin die grens bereikt was. Ook in geval van vermindering van het inwonertal tot beneden de grens van de klasse waarin het openbaar lichaam tot dusver was ingedeeld, geldt dat twee achtereenvolgende jaren van deze vermindering sprake moet zijn, voordat het openbaar lichaam in een lagere klasse wordt ingedeeld. De overgang naar de lagere klasse vindt echter niet met terugwerkende kracht plaats tot en met het eerste jaar dat de vermindering een feit was, maar pas vanaf het tweede jaar.
In navolging van (onder meer) artikel 9 van het Rechtspositiebesluit wethouders is in artikel 5 bepaald dat de overgang naar een lagere klasse niet van invloed is op de bezoldiging of vergoedingen van zittende politieke gezagdragers.
In het eerste en tweede lid zijn de bezoldigingsbedragen opgenomen voor de gezaghebbers en eilandgedeputeerden. Het derde lid bevat de maximumbedragen van vergoeding aan de leden van de eilandsraad en daarnaast de maximumbedragen van de tegemoetkoming in de kosten van hun werkzaamheden. De gezaghebbers en eilandgedeputeerden ontvangen geen tegemoetkoming in die kosten, maar een ambtstoelage onderscheidenlijk buitengewone toelage die gerelateerd is aan hun bezoldiging. Dit is geregeld in artikel 13, eerste en tweede lid.
Artikel 6, vierde lid (betreffende de afronding in hele dollars bij de maandelijkse uitbetaling), komt overeen met artikel 1, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES en artikel 1, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES.
Op grond van artikel 7 worden de bedragen in artikel 6 bij ministeriële regeling gewijzigd wanneer de bezoldiging van de Rijksambtenaren BES wijziging ondergaat. Deze bepaling komt overeen met artikel 2 van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES en artikel 1, derde lid, van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES.
Artikel 8, eerste lid, komt overeen met artikel 1a van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES en regelt het behoud van de financiële aanspraken van het eilandsraadslid dat wegens zwangerschap en bevalling of ziekte tijdelijk ontslagen is. Tijdens het tijdelijke ontslag wordt geen uitkering op basis van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers verstrekt. Dit volgt uit artikel 1a van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES.
Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat degene die het tijdelijk ontslagen lid vervangt, een vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten van zijn werkzaamheden krijgt op grond van artikel 6, derde lid: hij is gedurende de vervanging immers lid van de eilandsraad (artikel X 12 van de Kieswet). Dat de vervanger bij aftreden aan het einde van de vervangingsperiode geen uitkering krijgt, volgt uit artikel 1a van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES.
Artikel 9 regelt de maximale vergoeding voor leden van de door de eilandsraad ingestelde commissies. Dit was voorheen geregeld in artikel 3 van het Aanvullend rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden BES. Uiteraard geldt ook ten aanzien van de vaststelling van deze vergoedingen dat deze dient plaats te vinden met inachtneming van de klasse op basis van het inwonertal en de eventuele opklassificatie.
In het eerste lid is ten opzichte van de oude regeling voorts verduidelijkt dat de genoemde bedragen de vergoedingen betreffen per vergadering.
Nieuw is de bepaling in het vierde lid, die het mogelijk maakt dat de in het eerste lid genoemde bedragen bij ministeriële regeling worden gewijzigd aan de hand van de inkomensontwikkeling van ambtenaren. Een vergelijkbare bepaling bestond in het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES alleen voor de bezoldiging en vergoedingen van de gezaghebber, de eilandgedeputeerden en de eilandsraadsleden.
Op grond van artikel 10 kan de eilandsraad bij eilandverordening in bijzondere gevallen een hogere vergoeding vaststellen voor commissieleden dan op basis van artikel 9, eerste lid. Het moet dan gaan om leden die als commissielid zijn benoemd vanwege hun bijzondere, beroepsmatige deskundigheid. Artikel 10 komt overeen met artikel 4 van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES.
Artikel 11 regelt de zogenoemde Bovenwinden-toeslag van zestien en drietiende procent van de bezoldiging voor de gezaghebbers en eilandgedeputeerden van Sint Eustatius en Saba.
De toeslagen worden alleen berekend over de bezoldiging overeenkomstig de bedragen in de tabellen in artikel 6, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, dus niet over de vakantie- en eindejaarsuitkering of een eventuele eenmalige uitkering.
Artikel 12 komt overeen met artikel 2a van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES en het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES en voorziet erin dat als ambtenaren een incidentele uitkering ontvangen, de gezaghebbers en de eilandgedeputeerden eveneens aanspraak hebben op een dergelijke uitkering.
De gezaghebbers en de eilandgedeputeerden hebben op gelijke voet als de ambtenaren recht op een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering. Dit was voorheen geregeld in artikel 3a van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES, onderscheidenlijk artikel 2b van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES en thans in artikel 13 van het onderhavige besluit. De vakantie- en eindejaarsuitkering zijn niet aan de orde voor eilandsraadsleden, omdat het lidmaatschap van de eilandsraad in beginsel een nevenfunctie is.
Artikel 14, eerste tot en met vierde lid, betreft de toelagen voor representatie- en andere kosten van hun werkzaamheden die de gezaghebbers en de eilandgedeputeerden ontvangen (10% onderscheidenlijk 6% van de bezoldiging). Deze bepalingen komen overeen met artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES en artikel 2c van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES.
Artikel 15 is de bepaling ter uitvoering van artikel 56, zevende lid, en artikel 78, zevende lid, van de WolBES over de verrekening van neveninkomsten van benoemde politieke ambtsdragers en komt overeen met artikel 3b van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES en artikel 2e van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES.
In de genoemde artikelen van de WolBES worden de gezaghebber en de eilandgedeputeerde verplicht gesteld neveninkomsten met de bezoldiging te verrekenen overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. De wijze waarop de gegevens over deze inkomsten worden verstrekt door de ambtsdrager en de gevolgen van het niet verstrekken van deze gegevens dienen te worden geregeld in het rechtspositiebesluit. De procedure is als volgt.
De ambtsdrager levert over het lopende kalenderjaar vóór 1 april een opgave van de verwachte neveninkomsten in dat jaar aan. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dan wel een door hem aangewezen instantie, deelt het betrokken college en de ambtsdrager vervolgens het bedrag van de voorlopige aftrek mede. Na afloop van het betreffende kalenderjaar doet de ambtsdrager een opgave welke inkomsten daadwerkelijk over dat kalenderjaar zijn genoten, waarna de minister de definitieve aftrek vaststelt, welke aftrek wordt medegedeeld aan het betreffende bestuurscollege en de betreffende ambtsdrager. Indien geen opgave wordt ontvangen, dient de bezoldiging te worden vastgesteld op 65%. In plaats van een opgave kan worden volstaan met een verklaring dat niet meer dan 14% van de jaarlijkse bezoldiging aan neveninkomsten is genoten, indien de neveninkomsten onder het betreffende bedrag blijven. In dat geval blijft aftrek achterwege. Tevens dient de definitieve aanslag van de inkomstenbelasting zo spoedig mogelijk te worden overlegd na afloop van het kalenderjaar. Indien daartoe aanleiding is, kan de bezoldiging over het betreffende kalenderjaar vervolgens worden herzien.
Artikel 16 komt overeen met artikel 4a van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES en betreft de waarneming van de gezaghebber.
Als een gezaghebber tijdelijk zijn ambt niet kan vervullen, treedt de vervangingsregeling van artikel 90 WolBES in werking. Bij korte afwezigheid vervangt een eilandgedeputeerde (of, ingeval alle eilandgedeputeerden eveneens afwezig zijn, een lid van de eilandsraad) de gezaghebber; een lid van de eilandsraad vervangt de gezaghebber als voorzitter van de eilandsraad. Er is dan geen financiële vergoeding voor de duur van de vervanging. Bij vervanging van langer dan 30 dagen is artikel 16, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van het onderhavige besluit van toepassing. Op grond hiervan ontvangt de waarnemer de voor het ambt vastgestelde bezoldiging. Voor de duur van de vervanging ontvangt hij niet de bezoldiging of vergoeding als eilandgedeputeerde of eilandsraadslid.
Naast deze reguliere wijze van vervanging kan de Rijksvertegenwoordiger op grond van artikel 91 WolBES een externe waarnemer benoemen. Bij de totstandkoming van artikel 91 WolBES was beoogd dat de situatie dat de Rijksvertegenwoordiger in de waarneming zou moeten voorzien zich zou voordoen bij langdurige verhindering, bijvoorbeeld wegens ziekte, of wanneer het ambt vacant is (ontstentenis). De openbare lichamen gaan echter uit van een permanent benoemde waarnemer die van tijd tot tijd de gezaghebber vervangt. Ook in artikel 76 van de voormalige Eilandregeling Nederlandse Antillen werd van een dergelijke permanente waarnemer uitgegaan. Met de waarneming van de gezaghebber op basis van artikel 91 WolBES is weliswaar een andere situatie beoogd, maar de letter van de wet verzet zich niet tegen een dergelijke toepassing van een permanent benoemde waarnemer.
Artikel 16, derde lid tot en met vijfde lid, van het onderhavige besluit regelt de financiële vergoeding voor de op grond van artikel 91 WolBES aangewezen waarnemer. Bepaald is dat de waarnemer een bezoldiging conform die van de gezaghebber ontvangt indien de waarneming ten minste 30 dagen onafgebroken of in een periode van een half jaar in totaal 30 dagen heeft geduurd dan wel in een periode van twaalf maanden in totaal ten minste 60 dagen. Bij waarneming langer dan een jaar heeft de waarnemer dezelfde aanspraken en verplichtingen als de gezaghebber heeft op grond van het onderhavige besluit.
Artikel 17 regelt de financiële gevolgen voor de gezaghebber voor het bewonen van een ambtswoning. Deze bepaling komt overeen met artikel 4b van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES.
Op grond van artikel 18 eindigt de ambtsperiode van de gezaghebber wanneer hij de AOV-leeftijd heeft bereikt. Dit was voorheen geregeld in artikel 4 van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES. Het tweede lid van dat artikel is niet overgenomen. Daarin was bepaald dat personen boven de zestig jaar ten hoogste voor de tijd van één jaar kunnen worden benoemd.
Het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES, het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES en het Aanvullend rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden BES worden ingetrokken. De inhoud van het Aanvullend rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden BES is niet overgenomen in het nieuwe rechtspositiebesluit. In dat besluit waren alleen nog bepalingen opgenomen met betrekking tot aanspraken op vakantie en ziekteverlof van eilandgedeputeerden. Deze bepalingen waren bij de transitie in 2012 overgenomen van de regelgeving van de voormalige Nederlandse Antillen. In het Europese deel van Nederland kennen wethouders echter geen verlof- of werktijdenregeling en evenmin een ziektekostenregeling. Vaste werktijden en daarop gebaseerde verlofregelingen passen niet bij een politiek ambt door het ontbreken van een werkgever-werknemersrelatie. Gaat een wethouder op vakantie of is hij verhinderd wegens ziekte, dan wordt zijn salaris gewoon doorbetaald. De verlof- en ziekteregeling in het Aanvullend rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden BES was in feite een ambtelijk element in de rechtspositie van eilandgedeputeerden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES |
Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES |
Rechtspositiebesluit politieke gezagdragers BES |
Opmerkingen |
---|---|---|---|
Art.1, lid 1 |
Art. 6, lid 1 |
||
Art. 1, lid 2 |
Art. 6, lid 4 |
||
Art. 1, lid 3 |
Niet overgenomen |
||
Art. 2 |
Art. 7 |
||
Art. 2a |
Art. 12 |
||
Art. 3, lid 1 |
Art. 14, lid 1 |
||
Art. 3, lid 2 |
Art. 14, lid 3 |
||
Art. 3, lid 3 |
Art. 14, lid 4 |
||
Art. 3, lid 4 |
Art. 12 |
||
Art. 3a |
Art. 14 |
||
Art. 3b |
Art. 15 |
||
Art. 4 |
Art. 18 |
Tweede volzin niet overgenomen |
|
Art. 4a |
Art. 16 |
||
Art. 4b |
Art. 17 |
||
(Art. 5) |
(aanhef) |
||
(Art. 6) |
(art. 20) |
||
(Art. 7) |
(art. 21) |
||
Art. 1, lid 1 |
Art. 6, lid 3 |
||
Art. 1, lid 2 |
Art. 6, lid 3 |
||
Art. 1, lid 3 |
Art. 7 |
||
Art. 1, lid 4 |
Art. 6, lid 4 |
||
Art. 1a |
Art. 8 |
||
Art. 2, lid 1 |
Art. 6, lid 2 |
||
Art. 2, lid 2 |
Art. 6, lid 2 |
||
Art. 2, lid 3 |
Art. 7 |
||
Art. 2, lid 4 |
Art. 6, lid 4 |
||
Art. 2a |
Art. 12 |
||
Art. 2b |
Art. 13 |
||
Art. 2c |
Art. 14, lid 2 |
||
Art. 2d |
Art. 11 |
||
Art. 2e |
Art. 15 |
||
Art. 3 |
Art. 9 |
||
Art. 4 |
Art. 10 |
||
(Art. 5) |
(Aanhef) |
||
(Art. 6) |
(Art. 20) |
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-303.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.