Besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden en het Reglement voor de ondernemingskamer in verband met de wijziging van de vergoedingen voor niet tot de rechterlijke macht behorende leden van die kamers

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 17 april 2013, nr. 377440;

Gelet op de artikelen 66, zesde lid, en 67, zesde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 mei 2013, nr. W03.13.0106/11);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 10 juni 2013, nr. 392921;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 13 van het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt gewijzigd als volgt.

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan de raden en plaatsvervangende raden van de bijzondere kamer wordt, in afwijking van de regels die gelden voor de raadsheren-plaatsvervangers, een vergoeding toegekend ten bedrage van € 1.000 per zittingsdag.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kan de in het tweede lid genoemde vergoeding jaarlijks met ingang van 1 januari worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarbij worden de bedragen rekenkundig afgerond op hele euro’s.

ARTIKEL II

Artikel 13 van het Reglement voor de ondernemingskamer wordt gewijzigd als volgt.

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan de deskundige leden en plaatsvervangende deskundige leden van de bijzondere kamer wordt, in afwijking van de regels die gelden voor de raadsheren-plaatsvervangers, een vergoeding toegekend ten bedrage van € 1.000 per zittingsdag.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kan de in het tweede lid genoemde vergoeding jaarlijks met ingang van 1 januari worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarbij worden de bedragen rekenkundig afgerond op hele euro’s.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2012.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 17 juni 2013

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de zesentwintigste juni 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot het wijzigen van de vergoeding voor de niet tot de rechterlijke macht behorende (plaatsvervangende) leden van de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam en van de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden (de penitentiaire kamer).

Uit dit besluit vloeien geen administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven voort. Het brengt alleen veranderingen aan in de regeling van de rechtspositie van de niet tot de rechterlijke macht behorende leden en plaatsvervangende leden van de bovengenoemde bijzondere kamers. De kosten die uit deze wijzigingen voortvloeien, worden opgevangen binnen de voor deze bijzondere kamers beschikbare budgetten. De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven met dit besluit te kunnen instemmen.

Artikelsgewijs

Artikel I (penitentiaire kamer)

De penitentiaire kamer van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden behandelt de beroepen tegen de beslissing van de rechtbank omtrent verlenging van een terbeschikkingstelling of tegen plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De penitentiaire kamer is samengesteld uit drie beroepsrechters (raadsheren) en twee deskundige leden (raden) of plaatsvervangende deskundige leden (plaatsvervangende raden): een psycholoog en een psychiater. Tegen beslissingen van de penitentiaire kamer is geen cassatie mogelijk.

Het maatschappelijk gewicht van de penitentiaire kamer is groot. Er is een grote politieke en maatschappelijke belangstelling voor de terbeschikkingstelling. Het aantal terbeschikkingstellingen is toegenomen en hebben een gemiddeld langere duur. Het is in het licht van de onveiligheidsbeleving in de samenleving belangrijk dat tijdig hoogwaardige beslissingen genomen worden door de penitentiaire kamer. De rol van de gedragsdeskundigen bij deze beslissingen is groot. Een onjuiste inschatting van de stoornis, behandelresultaten en de daarmee verbonden recidiverisico’s kan zeer ernstige gevolgen hebben. De psychologische en psychiatrische kennis en inbreng van deze (plaatsvervangende) raden is essentieel voor de kwaliteit van de beslissingen van de penitentiaire kamer als enige feitelijke rechter.

Thans worden de raden en plaatsvervangende raden van de penitentiaire kamer vergoedingen toegekend overeenkomstig de regels voor de raadsheren-plaatsvervangers, zijnde € 367 per zitting of per zittingsdag. Het tijdsbeslag voor de raden houdt overigens meer in dan de aanwezigheid op de zitting, zo wordt tijd besteed aan het voorbereiden van de zitting, het na afloop van de zitting voeren van raadkameroverleg en tot slot het concipiëren of doornemen van de uitspraak.

De honorering is niet langer passend bij het verantwoordelijke werk en de inzet van personen die zich in hun eigen discipline een groot gezag hebben verworven. De reden om thans een verhoging van de vergoeding voor te stellen is het gegeven dat het door de huidige, verre van marktconforme, honorering van de (plaatsvervangende) raden niet of nauwelijks mogelijk is nieuwe (plaatsvervangende) raden aan te trekken, behoudens gepensioneerden. Voor kwaliteit van de (plaatsvervangende) raden en de acceptatie van beslissingen van de penitentiaire kamer is het juist van belang is dat zij als psychiater of psycholoog midden in de dagelijkse praktijk staan en volledig op de hoogte zijn van de meest recente ontwikkelingen op hun vakgebied.

Ook in andere kamers van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn raadsheren-plaatsvervangers werkzaam. De werkzaamheden als plaatsvervangend raadsheer worden vaak uitgeoefend in het kader van de juridische hoofdbetrekking of is daarmee sterk verbonden. In dergelijke gevallen strekt een benoeming tot raadsheer-plaatsvervanger, maar ook raadsheer in buitengewone dienst of advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad tot eer en compenseert voor een groot gedeelte de vergoeding die niet in verhouding staat tot de vereiste deskundigheid en tijdsinvestering. Dit is anders voor de (plaatsvervangende) raden in de penitentiaire kamer. Zij worden aangezocht vanwege hun buiten het strikt juridische gelegen expertise. Het argument van de eer doet daar minder opgeld. De (plaatsvervangende) raden zijn veelal werkzaam als ondernemer of hebben een zelfstandige praktijk en daaruit voortvloeiende financiële verantwoordelijkheden die nopen tot een financiële afweging. Vanwege deze specifieke (gedragsdeskundige) inbreng van de (plaatsvervangende) raden in de penitentiaire kamer en de toenemende schaarste aan psychologen en psychiaters die zitting willen nemen in de penitentiaire kamer is het wenselijk de vergoeding te verhogen tot € 1.000 voor elke zittingsdag.

Artikel II (ondernemingskamer)

Met de wijziging van het Reglement voor de ondernemingskamer wordt het systeem van vergoedingen voor de deskundige leden en plaatsvervangende deskundige leden aangepast aan de praktijk van de afgelopen 40 jaar.

Sedert de instelling van de Ondernemingskamer in 1971 wordt aan de (plaatsvervangende) deskundige leden niet per zitting een vergoeding toegekend, maar een vergoeding voor elke dag dat zij aan de werkzaamheden van de ondernemerskamer deelnemen. De vergoeding werd aldus vastgesteld dat onderscheidenlijk het geven van adviezen in een zaak, het voorbereiden van een zaak, het bestuderen en becommentariëren van een concept in een zaak, en de deelneming aan een zitting telkens werden aangemerkt als dag waarop zij aan de werkzaamheden van de ondernemingskamer deelnemen. Deze wijze van vaststellen van de vergoeding leidde tot de uitkomst dat, reiskosten en eventuele andere kosten buiten beschouwing gelaten, wanneer op de zitting twee of drie zaken aan de orde kwamen, de vergoeding werd verdubbeld of verdrievoudigd.

Abusievelijk is met deze vergoedingenstructuur geen rekening gehouden bij de wijziging van de het Reglement van de ondernemingskamer per 28 oktober 1995, inhoudende dat de vergoeding aan de (plaatsvervangende) deskundige leden gelijk gesteld werd met de vergoeding aan raadsheren-plaatsvervangers. Feitelijk is de vergoeding aan de (plaatsvervangende) deskundige leden echter nog steeds in tweevoud (bij de behandeling van twee zaken op een zittingsdag) of in drievoud (bij de behandeling van drie of meer zaken op een zittingsdag) uitgekeerd.

De wijziging van artikel 13 strekt ertoe het Reglement op de ondernemingskamer weer in overeenstemming te brengen met het sedert ruim 40 jaar gevoerde beleid ten aanzien van de van vergoedingen aan de (plaatsvervangende) deskundige leden. Om evenwel voor de verschillende deskundige leden van de bijzondere kamers zo gelijk mogelijke regelingen te treffen, en om redenen van administratieve eenvoud, heeft de Raad voor de rechtspraak ter zake van de hoogte van de vergoeding in zijn advies voorgesteld om aan de (plaatsvervangende) deskundige leden van de ondernemingskamer eenzelfde vergoeding te verstrekken als aan de (plaatsvervangende) deskundige leden van de penitentiaire kamer. Het advies van de Raad voor de rechtspraak is opgevolgd. De vergoeding voor de (plaatsvervangende) leden van de ondernemingskamer is gesteld op € 1.000.

Ook in andere kamers dan de ondernemingskamer zijn raadsheren-plaatsvervangers werkzaam. Hier geldt dat de werkzaamheden als plaatsvervangend raadsheer vaak worden uitgeoefend in het kader van de juridische hoofdbetrekking of daarmee sterk is verbonden. In dergelijke gevallen strekt een benoeming tot raadsheer-plaatsvervanger of ook een rechter-plaatsvervanger, raadsheer in buitengewone dienst of advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad tot eer en compenseert voor een groot gedeelte de vergoeding die niet in verhouding staat tot de vereiste deskundigheid en tijdsinvestering. Dit is anders voor de (plaatsvervangende) leden in de ondernemingskamer. Zij worden aangezocht vanwege hun buiten het strikt juridische gelegen expertise. Het argument van de eer doet daar minder opgeld.

Artikel III

Aan artikel I wordt, nu het geen belastende regeling betreft, een terugwerkende kracht verleend. De verhoging van de vergoeding aan de (plaatsvervangende) raden van de penitentiaire kamer gaat in op 1 juli 2012 teneinde een rechtsgrond te bieden voor de vergoeding die reeds sedert 1 juli 2012 wordt uitgekeerd. Om die reden wordt in artikel III, eerste lid, bepaald dat artikel I terug werkt tot en met 1 juli 2012.

Zoals omschreven in de toelichting bij artikel II wordt reeds sinds jaar en dag een hogere vergoeding betaald aan de (plaatsvervangende) deskundige leden van de ondernemingskamer. Artikel II, betreffende de gelijkschakeling van deze vergoeding aan de vergoeding van de (plaatsvervangende) deskundige leden van de penitentiaire kamer, treedt in werking na de bekendmaking van dit besluit in het Staatsblad, met ingang van 1 juli 2013.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven