Besluit van 28 maart 2013 tot aanpassing van diverse besluiten in verband met de Wet vereenvoudiging regelingen SVB

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2012, nr. IVV 2012-0000044188;

Gelet op de artikelen 60, onderdelen a en b, van de Algemene Ouderdomswet, 20, 29a, vijfde lid, 32a, vijfde lid, en 32b, vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 december 2012, nr. W12.12.0497/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 maart 2013, nr IVV 2013-0000009278;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET BESLUIT VAN 15 NOVEMBER 1985 TOT VASTSTELLING VAN EEN ALGEMENE MAATREGEL VAN BESTUUR ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 57, ONDERDEEL A, EN 60, ONDERDEEL A, VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET (BESLUIT GELIJKSTELLING NIET-NEDERLANDERS MET NEDERLANDERS) (STB. 1985, 605)

In het besluit van 15 november 1985 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 57, onderdeel a, en 60, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet (Besluit gelijkstelling niet-Nederlanders met Nederlanders) (Stb. 1985, 605) wordt in de artikelen 1, eerste lid, 2, 3, 4, 5, 6 en 6a, eerste lid, «de artikelen 56 en 59» vervangen door: artikel 56.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN HET BESLUIT VAN 3 DECEMBER 1985, TOT VASTSTELLING VAN EEN ALGEMENE MAATREGEL VAN BESTUUR, ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 57, ONDERDEEL B, EN 60, ONDERDEEL B, VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET (BESLUIT GELIJKSTELLING VAN WONEN BUITEN HET RIJK MET WONEN BINNEN HET RIJK) (STB. 1985, 632)

Het besluit van 3 december 1985, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in de artikelen 57, onderdeel b, en 60, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet (Besluit gelijkstelling van wonen buiten het Rijk met wonen binnen het Rijk) (Stb. 1985, 632) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, aanhef, wordt «de artikelen 55 en 58 van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1985, 181)» vervangen door: artikel 55 van de Algemene Ouderdomswet.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «de artikelen 56 en 59» vervangen door: artikel 56.

2. In onderdeel e vervalt de zinsnede «of die toen voldeed aan de eisen van artikel 58 in verbinding met artikel 59 van genoemde wet».

C

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «de artikelen 56 en 59» wordt vervangen door: artikel 56.

2. De zinsnede «of die toen voldeed aan de eisen van artikel 58 in verbinding met artikel 59 van genoemde wet» vervalt.

D

De artikelen 8 en 9 vervallen.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN HET BESLUIT REGELS EXPORT UITKERINGEN

Het Besluit regels export uitkeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt: , halfwezenuitkering.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt niet het recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

B

In het opschrift van hoofdstuk 3 wordt na «Sint Maarten» ingevoegd «, Aruba» en wordt na «of» ingevoegd «in de».

C

In de artikelen 8 tot en met 12 wordt na «Sint Maarten» telkens ingevoegd: , Aruba.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt: , halfwezenuitkering.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande in Curaçao, Sint Maarten, Aruba of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

3. In het tweede en vierde lid wordt na «Sint Maarten» ingevoegd: , Aruba.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor de nabestaande, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt niet het recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande in Curaçao, Sint Maarten, Aruba of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woont.

E

Hoofdstuk 4 vervalt.

F

De artikelen 20 en 21 vervallen.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN HET BESLUIT TEGEMOETKOMING ANW-ERS

In artikel 3 van het Besluit tegemoetkoming Anw-ers vervalt «, de halfwezenuitkering».

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN HET ALGEMEEN INKOMENSBESLUIT SOCIALEZEKERHEIDSWETTEN

Artikel 2:6 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering als bedoeld in de artikelen 14, 22 of 26 van de Algemene nabestaandenwet» vervangen door «die naar aard en strekking overeenkomt met een gehele of een deel van een uitkering als bedoeld in de artikelen 14 of 26 van de Algemene nabestaandenwet» en wordt «de uitkering, bedoeld in de artikelen 14 respectievelijk 22 of 26 van de Algemene nabestaandenwet» vervangen door «de uitkering, bedoeld in de artikelen 14 respectievelijk 26 van de Algemene nabestaandenwet».

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

4. In het tot derde lid vernummerde lid wordt «het tweede en derde lid» vervangen door: het tweede lid.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel II, onderdelen A tot en met G, I tot en met U, en V tot en met X, van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB in werking treedt, met uitzondering van de artikelen I en II die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en terug werken tot en met het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking is getreden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 28 maart 2013

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de negenentwintigste maart 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet vereenvoudiging regelingen SVB (hierna: vereenvoudigingswet) maakt het noodzakelijk een aantal besluiten te wijzigen. Dit besluit voorziet daarin. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog twee besluiten te wijzigen in verband met de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. De besluiten zijn in volgorde van anciënniteit opgenomen.

In artikel II, onderdelen A tot en met G, I tot en met U, en V tot en met X, van de vereenvoudigingswet is een wijziging van de Algemene nabestaandenwet (Anw) opgenomen. Deze wijziging houdt kortweg in dat de halfwezenuitkering is geïntegreerd in de nabestaandenuitkering. Deze integratie heeft tot gevolg dat enerzijds de halfwezenuitkering als zelfstandige uitkering is opgehouden te bestaan en anderzijds dat er twee soorten nabestaandenuitkering zijn gekomen, een nabestaandenuitkering die overeenkomt met de vroegere nabestaandenuitkering van 70% van het netto-minimumloon (artikel 17, eerste lid, Anw) en een nabestaandenuitkering voor nabestaanden met een ongehuwd tot hun huishouden behorend kind van jonger dan 18 jaar van 90% van het netto-minimumloon (artikel 17, tweede lid, Anw).

Het verdwijnen van de halfwezenuitkering maakte het noodzakelijk al die bepalingen aan te passen waarin van het bestaan van die uitkering werd uitgegaan (zie de artikelen III, onderdelen A en E, IV en V).

In artikel V wordt artikel 2:6 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten aangepast. In verband met het vervallen van artikel 22 Anw (waarin het recht op de halfwezenuitkering was geregeld) wordt de verwijzing naar dat artikel in artikel 2:6, tweede lid, geschrapt. De strekking van artikel 2:6, tweede lid, is het toekennen van dubbele uitkeringen (zowel Nederlandse als buitenlandse) te voorkomen. Een buitenlandse halfwezenuitkering komt naar aard en strekking overeen met «de verhoging» van de nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17, tweede lid, Anw. Omdat de buitenlandse halfwezenuitkering niet geheel naar aard en strekking met de Nederlandse nabestaandenuitkering overeenkomt, maar alleen met het hogere deel van de nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17, tweede lid, is voor de duidelijkheid en zekerheidshalve in het tweede lid «gehele of een deel van een» ingevoegd. Uit het aldus gewijzigde artikellid vloeit voort dat buitenlandse halfwezenuitkeringen volledig in mindering moeten worden gebracht op de nabestaandenuitkering.

In artikel II, onderdeel O, van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is bepaald dat paragraaf 2 (artikelen 58 tot en met 61) van hoofdstuk VIII van de Algemene Ouderdomswet vervalt. In het Tweede aanpassingsbesluit inzake verhoging AOW-leeftijd is de in verband daarmee noodzakelijke aanpassing van een tweetal besluiten niet meegenomen. Deze aanpassing vindt nu alsnog met terugwerkende kracht plaats in de artikelen I en II van het onderhavige besluit.

In artikel III, onderdelen B tot en met F, wordt voorzien in de integratie van de hoofdstukken 3 en 4 van het besluit teneinde het onderscheid tussen personen die wonen in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en personen die wonen in Aruba, ongedaan te maken. In hoofdstuk 4 waren voor uitkeringen aan personen die in Aruba woonachtig zijn parallelle regelingen getroffen aan die voor de in hoofdstuk 3 genoemde personen die in de voormalige Nederlandse Antillen wonen. Het gemaakte onderscheid leidt er echter toe dat een verzekerde die bijvoorbeeld in Curaçao woont, wel recht heeft op kinderbijslag voor een kind dat in Sint Maarten woont, maar niet voor een kind in Aruba. Als gevolg van de op 10 oktober 2010 in werking getreden wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden1 zijn ook de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten zelfstandige landen binnen het Koninkrijk geworden en zijn de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het land Nederland geworden. Er bestaat daarom geen reden meer voor het maken van onderscheid tussen personen die wonen in Curaçao of Sint Maarten enerzijds en personen die wonen in Aruba anderzijds. Met deze wijziging wordt gevolg gegeven aan een redactionele kanttekening in de bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit2.

Het besluit treedt, met uitzondering van de artikelen I en II, in werking op het zelfde tijdstip als waarop die onderdelen van artikel II van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB in werking treden die betrekking hebben op de integratie van de halfwezenuitkering in de nabestaandenuitkering. De artikelen I en II treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werken terug tot en met het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking is getreden. Dat tijdstip is bij besluit van 12 juli 2012, Stb. 329, bepaald op 1 januari 2013.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (Stb. 2010, 333).

X Noot
2

Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene kinderbijslagwet (No. W12.12.0406/III) en het ontwerpbesluit tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de Wet vereenvoudiging regelingen UWV (No. W12.12.0459/III).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven