Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2012, 686 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2012, 686 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES te wijzigen teneinde nader invulling te geven aan enkele aanbevelingen van de Financial Action Task Force;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a, onder 1°, wordt «artikel 107» vervangen door: artikel 1:107.
b. In onderdeel a, onder 9°, wordt de zinsnede «1° tot en met 8°» vervangen door: 1° tot en met 8°, 20° of 22 .
c. Onderdeel a, onder 11°, komt te luiden:
11°. natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die als externe registeraccountant of externe accountant-administratieconsulent zelfstandig onafhankelijk beroepsactiviteiten waaronder forensische accountancy uitoefent, dan wel een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk daarmee vergelijkbare activiteiten beroeps- of bedrijfsmatig verricht;
d. Onderdeel a, onder 12°, wordt als volgt gewijzigd:
1°. In subonderdeel a wordt «onroerende zaken» vervangen door: registergoederen.
2°. Subonderdeel d komt te luiden:
d. het geheel of gedeeltelijk aan- of verkopen dan wel overnemen van een onderneming voor zover daardoor een persoon die niet als uiteindelijk belanghebbende van die onderneming kwalificeerde, uiteindelijk belanghebbende van die onderneming wordt;
3°. Er wordt na subonderdeel e een subonderdeel toegevoegd luidende:
f. het vestigen van een recht van hypotheek op een registergoed;
e. Onderdeel a, onder 18°, 19° en 20°, wordt vervangen door:
18°. betaaldienstagent als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
19°. natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij de uitvoering van betaaldiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht optreedt voor rekening van een betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht met zetel in een andere lidstaat die beschikt over een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning voor het uitoefenen van zijn bedrijf;
20°. betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
21°. natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die beroeps- of bedrijfmatig een adres of postadres ter beschikking stelt;
22°. elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht voor zover deze andere transacties verricht dan bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel k, van die wet;
23°. natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die als belastingadviseur zelfstandig onafhankelijk beroepsactiviteiten uitoefent, dan wel een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk daarmee vergelijkbare activiteiten beroeps- of bedrijfsmatig verricht;
24°. natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van beroep of bedrijf taxaties uitvoert van onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen;
f. [Vervallen]
g. Onderdeel f komt te luiden:
f. uiteindelijke belanghebbende: de natuurlijke persoon die:
1°. een belang houdt van meer dan 25 procent in het kapitaal van een cliënt;
2°. meer dan 25 procent van de stemrechten kan uitoefenen in de algemene vergadering van een cliënt;
3°. feitelijk zeggenschap kan uitoefenen in een cliënt;
4°. begunstigde van 25 procent of meer van het vermogen van een cliënt of een trust is; of
5°. een bijzondere zeggenschap heeft over 25 procent of meer van het vermogen van een cliënt;
tenzij de cliënt een vennootschap is die is onderworpen aan openbaarmakingvereisten als bedoeld in Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/334/EG van de Raad (PbEG 2001, L 390), of aan voorschriften van een internationale organisatie die gelijkwaardig zijn aan die richtlijn;
h. [Vervallen]
i. Onderdeel h komt te luiden:
bankrekening die bij een in Nederland gevestigde bank wordt aangehouden door een bank gevestigd in een staat die geen lidstaat is en die door een cliënt van laatstbedoelde bank gedebiteerd of gecrediteerd kan worden zonder tussenkomst van de in Nederland gevestigde bank;
j. De onderdelen m tot en met o komen te luiden:
handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve van een cliënt waarvan de instelling ten behoeve van haar dienstverlening aan die cliënt heeft kennisgenomen;
transactie die op grond van de indicatoren bedoeld in artikel 15, eerste lid, als ongebruikelijk is aan te merken;
melding als bedoeld in artikel 16, eerste lid;
k. Onderdeel q komt te luiden:
de Financiële inlichtingen eenheid, bedoeld in artikel 12, eerste lid;
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder de begrippen «trust», «trustee» en «insteller» verstaan: hetgeen daaronder in het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141) wordt verstaan.
B
In artikel 2, eerste lid, wordt «artikel 3, eerste tot en met het vierde lid» vervangen door: artikel 3, eerste tot en met vierde en zesde lid.
C
In hoofdstuk 1 wordt na artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verricht een instelling cliëntenonderzoek en meldt zij verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties overeenkomstig de bij of krachtens de hoofdstukken 2 en 3 gestelde regels. Daarbij besteedt een instelling bijzondere aandacht aan ongebruikelijke transactiepatronen en aan transacties die naar hun aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengen.
2. Een instelling treft adequate maatregelen ter voorkoming van risico’s op witwassen en financieren van terrorisme die kunnen ontstaan door het gebruik van nieuwe technologieën in het economisch verkeer.
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in staat om:
a. de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren, en indien de cliënt een rechtspersoon is, op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt;
c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
e. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is;
f. op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde;
g. in voorkomend geval, de natuurlijke persoon, bedoeld in onderdeel e, te identificeren en diens identiteit te verifiëren.
3. Na het tweede lid worden, onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met negende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid stelt het cliëntenonderzoek, indien de cliënt handelt als trustee, de instelling in staat om op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de trust en daartoe:
a. de instellers en de trustees van de trust te identificeren en op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om hun identiteit te verifiëren;
b. de uiteindelijk belanghebbende van de trust te identificeren en op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om diens identiteit te verifiëren;
c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van de relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de trust en het risicoprofiel van de trust, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
e. vast te stellen of de cliënt bevoegd is te handelen als trustee.
4. In afwijking van het tweede lid stelt het cliëntenonderzoek, indien cliënten optreden als vennoten van een personenvennootschap, de instelling in staat om:
a. de vennoten en de personen bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap te identificeren en op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om, voor zover toepasselijk, hun hoedanigheid van vennoot te verifiëren;
b. de natuurlijke persoon te identificeren die:
1°. bij ontbinding van de personenvennootschap recht heeft op een aandeel in de gemeenschap van meer dan 25 procent;
2°. recht heeft op een aandeel in de winsten van de personenvennootschap van meer dan 25 procent;
3°. bij besluitvorming ter zake van wijziging van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de personenvennootschap of ter zake van de uitvoering van die overeenkomst anders dan door daden van beheer, meer dan 25 procent van de stemmen kan uitoefenen voor zover in die overeenkomst besluitvorming bij meerderheid van stemmen is bedongen; of
4°. feitelijk zeggenschap kan uitoefenen over de personenvennootschap;
c. op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om de identiteit van de natuurlijke persoon bedoeld in onderdeel b te verifiëren;
d. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
e. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de personenvennootschap en haar risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
f. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de vennoten in de personenvennootschap vertegenwoordigt daartoe bevoegd is;
g. in voorkomend geval de natuurlijke persoon, bedoeld in onderdeel f, te identificeren en diens identiteit te verifiëren.
4. Aan het vijfde lid (nieuw) worden, onder het vervallen van «of» aan het slot van onderdeel d en vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. indien er, gelet op de staat waarin een cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft, een verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat;
g. indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt of de trust inhoudende een geldovermaking als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van Verordening (EG) nr. 2006/1781 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (PbEU 2006, L 345).
5. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
7. Het eerste tot en met zesde lid is niet van toepassing op trustkantoren als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 10°, voor zover zij diensten verlenen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht trustkantoren en op taxateurs als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 24°.
6. Onder vernummering van het achtste en negende lid (nieuw) tot het negende en tiende lid wordt na het zevende lid een lid ingevoegd, luidende:
8. Een instelling neemt op risico gebaseerde en adequate maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die ingevolge het tweede, derde en vierde lid zijn verzameld over daar bedoelde personen, actueel gehouden worden.
7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. In dit artikel wordt verstaan onder personenvennootschap: een maatschap als bedoeld in artikel 1655 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, een vennootschap onder firma als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Koophandel en een commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 19 van het Wetboek van Koophandel, alsmede een maatschap of vennootschap naar buitenlands recht die met deze rechtsvormen vergelijkbaar is.
E
In artikel 4, derde tot en met vijfde lid, vervalt telkens «en tweede».
F
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 4 is het een instelling verboden een zakelijke relatie aan te gaan met of een transactie uit te voeren voor een cliënt, tenzij:
a. zij zelf ten aanzien van die cliënt onderzoek heeft verricht conform artikel 3, of ten aanzien van die cliënt onderzoek is verricht conform artikel 3 of op daarmee overeenkomende wijze door:
1°. een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 11° tot en met 13° of 23°, met zetel in Nederland of een andere lidstaat;
2°. een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 10°, met zetel in Nederland;
3°. een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 3°, 5° tot en met 8°, 18° tot en met 20° of 22°, of een bijkantoor daarvan met zetel onderscheidenlijk vestigingsplaats in Nederland of een andere lidstaat;
4°. een instelling als bedoeld onder 2°, met zetel in een door Onze Minister van Financiën aangewezen staat die geen lidstaat is, in welke staat wettelijke voorschriften van toepassing zijn die gelijkwaardig zijn aan het bepaalde in de artikel 3, tweede, derde, vierde, vijfde en achtste lid, en artikel 8, eerste lid, en artikel 9 en er toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van die voorschriften, of een bijkantoor van de instelling in Nederland;
b. dit onderzoek heeft geleid tot het in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e, f en g, derde lid, aanhef en onderdelen a, b, c en e, en vierde lid, aanhef, onderdelen a, b, c, d, f en g bedoelde resultaat; en
c. de instelling beschikt over alle identificatie- en verificatiegegevens en overige gegevens inzake de identiteit van de in artikel 3, tweede, derde en vierde lid, bedoelde personen.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien een instelling met betrekking tot een zakelijke relatie niet kan voldoen aan artikel 3, eerste tot en met vierde lid, beëindigt de instelling die zakelijke relatie.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «Het eerste lid is» vervangen door: Het eerste en het tweede lid zijn.
G
Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
1. Onverminderd het in de artikelen 8 en 9 bepaalde, kan een instelling artikel 3, eerste lid, vijfde lid, aanhef en onderdelen a, b en d tot en met f, en artikel 4, eerste lid, achterwege laten ten aanzien van de volgende cliënten:
2. In onderdeel a wordt «onder 1° tot en met 8°, 18° en 19°» vervangen door: onder 1° tot en met 8° en 18° tot en met 20°.
3. Onderdeel b komt te luiden:
b. een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 8° en 18° tot en met 20°, met zetel in een staat die geen lidstaat is, indien in die staat op de instelling wettelijke voorschriften van toepassing zijn die gelijkwaardig zijn aan het bepaalde in de artikelen 3, tweede tot en met vijfde en achtste lid, 8, eerste lid, en 9 en er toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van die voorschriften;
H
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «een zakelijke relatie of transactie naar haar aard» ingevoegd «of in verband met de staat waar de cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft» en wordt «algemene maatregel van bestuur» vervangen door: ministeriële regeling.
2. In het tweede lid wordt «identificatie» vervangen door: verificatie van diens identiteit.
3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. De aanhef komt te luiden:
4. Een instelling draagt er zorg voor dat zij over op risico gebaseerde procedures beschikt om te bepalen of de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende een politiek prominent persoon is die niet in Nederland woont of niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Onverminderd het eerste lid draagt een instelling die een zakelijke relatie aangaat of voortzet met of een transactie verricht voor een cliënt waarop de eerste volzin van toepassing is, er tevens zorg voor dat:
2°. Onderdeel b, komt te luiden:
b. zij op risico gebaseerde en adequate maatregelen treft om de bron van het vermogen van de politiek prominente persoon en de fondsen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden vast te stellen; en
3°. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
5. Indien de cliënt of een uiteindelijk belanghebbende gedurende de zakelijke relatie een politiek prominent persoon wordt of blijkt te zijn, voldoet de instelling binnen een redelijke termijn aan het vierde lid.
6. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van het vierde of vijfde lid terzake van personen die in Nederland wonen.
7. Onze Minister van Financiën kan op verzoek van een instelling, al dan niet voor bepaalde tijd, aan die instelling ontheffing verlenen van het vierde of vijfde lid terzake van personen die in Nederland wonen. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
I
Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 8, eerste lid, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat bij die regeling aangewezen instellingen bijzondere maatregelen nemen met betrekking tot cliënten die woonachtig of gevestigd zijn of hun zetel hebben in bij die regeling aangewezen staten met strategische tekortkomingen in de preventie van witwassen en financieren van terrorisme of transacties, zakelijke relaties en correspondentbankrelaties gerelateerd aan die staten. In de regeling kan onderscheid worden gemaakt naar categorie instelling.
2. Als bijzondere maatregelen met betrekking tot cliënten die woonachtig of gevestigd zijn of hun zetel hebben in een ingevolge het eerste lid aangewezen staat en hun uiteindelijk belanghebbenden kunnen worden aangewezen:
a. verzamelen van aanvullende informatie over die cliënten en uiteindelijk belanghebbenden, waaronder informatie met betrekking tot het doel en de aard van de zakelijke relatie, de herkomst van de fondsen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden en de bron van het vermogen van die cliënten en van die uiteindelijk belanghebbenden;
b. verhoogde frequentie van actualiseringen van gegevens over die cliënten en die uiteindelijk belanghebbenden;
c. verscherpte controle op de zakelijke relatie met en de transacties van die cliënten;
d. verzamelen van aanvullende informatie over de achtergrond van en beweegredenen voor voorgenomen of verrichte transacties van die cliënten;
e. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen die strekken tot het beheersen of beperken van risico’s gerelateerd aan die cliënten en uiteindelijk belanghebbenden.
3. Als bijzondere maatregelen met betrekking tot transacties, zakelijke relaties en correspondentbankrelaties gerelateerd aan een ingevolge het eerste lid aangewezen staat kunnen worden aangewezen:
a. verscherpte controle op die transacties, zakelijke relaties en correspondentbankrelaties;
b. beperking van die transacties, zakelijke relaties en correspondentbankrelaties;
c. niet uitvoeren van die transacties en beëindiging van die zakelijke relaties en correspondentbankrelaties;
d. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen die strekken tot het beheersen of beperken van risico’s gerelateerd aan die transacties, zakelijke relaties en correspondentbankrelaties.
K
In paragraaf 2.4 vervalt artikel 9.
L
In artikel 11, derde lid, wordt na «in het internationale verkeer gebruikelijke documenten» ingevoegd: uit onafhankelijke bron.
N
Artikel 12, eerste lid, komt te luiden:
1. Er is een Financiële inlichtingen eenheid.
O
In de artikelen 12, derde, vierde en vijfde lid, 13, onderdeel h, 14, eerste en derde lid, 16, eerste lid, 17, tweede lid, en 25 wordt «het meldpunt» telkens vervangen door «de Financiële inlichtingen eenheid» en in de artikelen 12, tweede lid, 13, aanhef, en 18, eerste lid, wordt «Het meldpunt» telkens vervangen door: De Financiële inlichtingen eenheid.
P
Artikel 13, onderdeel c, komt te luiden:
c. een instelling berichten over de ontvangst van een melding door die instelling, de ontvangst van nadere gegevens of inlichtingen verstrekt door die instelling, alsmede over trends en fenomenen die naar voren komen uit ontvangen meldingen, en in voorkomende gevallen, door tussenkomst van het openbaar ministerie, over de betekenis van een melding door die instelling voor de vervolging van strafbare feiten;
Q
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de categorieën van personen waarover de Financiële inlichtingen eenheid gegevens verwerkt, de gegevensverstrekking en verbanden met andere verzamelingen van persoonsgegevens, de bewaring en vernietiging van gegevens en de protocolplicht.
2. In het derde lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
R
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «binnen veertien dagen» vervangen door: onverwijld.
2. In het tweede lid wordt in onderdeel d «een transactie» vervangen door: de transactie.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid verstrekt een taxateur als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 24°, de gegevens bedoeld in het tweede lid voor zover zij daarover beschikt, alsmede een beschrijving van de desbetreffende onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.
4. De meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing indien een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e, f en g, derde lid, aanhef en onderdelen a, b, c en e, en vierde lid, aanhef en onderdelen a, b, c, d, f en g, bedoelde resultaat of een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 5, tweede lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme. Bij de melding van een dergelijke transactie ingevolge het eerste lid verstrekt een instelling naast de gegevens bedoeld in het tweede lid een beschrijving van de redenen waarom het cliëntenonderzoek niet leidde tot het in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, bedoelde resultaat, of de redenen waarom niet kon worden voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.
S
Artikel 17, eerste lid, komt te luiden:
1. De Financiële inlichtingen eenheid kan ten behoeve van de uitvoering van haar taak als bedoeld in artikel 13, onderdeel b, bij de instelling die een melding heeft gedaan, alsmede bij de instelling die bij een transactie is betrokken waarover de Financiële inlichtingen eenheid gegevens heeft verzameld, nadere inlichtingen vragen.
T
In artikel 19, eerste lid, wordt na «de artikelen 16 en 17» ingevoegd: te goeder trouw.
U
Artikel 20 komt te luiden:
1. Een instelling die op grond van artikel 16 een melding heeft gedaan of op grond van artikel 17 nadere inlichtingen heeft verstrekt in de redelijke veronderstelling uitvoering te geven aan die artikelen, is niet aansprakelijk voor enige schade die een derde dientengevolge lijdt.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die werkzaam zijn voor een instelling die een melding heeft gedaan of inlichtingen heeft verstrekt als omschreven in het eerste lid en die daaraan hebben meegewerkt.
V
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Na «die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen,» wordt ingevoegd: of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen,.
3. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
2. Een toezichthouder is in afwijking van het eerste lid bevoegd gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan een andere toezichthouder of aan een buitenlandse toezichthoudende instantie, tenzij:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;
d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, zijn verkregen van een buitenlandse toezichthoudende instantie, verstrekt een toezichthouder deze niet aan een andere toezichthouder of aan een andere buitenlandse toezichthoudende instantie, tenzij de buitenlandse toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
4. Indien een buitenlandse toezichthoudende instantie aan de toezichthouder die de gegevens of inlichtingen op grond van het tweede of derde lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichthouder dat verzoek slechts in:
a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het tweede of derde lid of voorzover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien vanuit Nederland met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en
b. na overleg met Onze Minister van Veiligheid en Justitie indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.
5. In dit artikel wordt verstaan onder toezichthouder: Onze Minister van Financiën of een persoon aan wie Onze Minister van Financiën bevoegdheden heeft overgedragen op grond van artikel 31, alsmede de toezichthouder, bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht trustkantoren.
W
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een instelling en de personen die werkzaam zijn voor een instelling zijn, behoudens voor zover uit deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit, verplicht tot geheimhouding jegens een ieder van:
a. een melding ingevolge artikel 16 door die instelling;
b. nadere inlichtingen verstrekt ingevolge artikel 17 door die instelling;
c. het gegeven dat een melding of verstrekking aanleiding heeft gegeven tot een onderzoek naar witwassen van geld of financieren van terrorisme of dat het voornemen bestaat een dergelijk onderzoek te verrichten;
d. overleg over de naleving van artikel 16 met betrekking tot een transactie.
2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het vierde tot en met zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Een ieder die kennis neemt van gegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ter zake op een instelling de geheimhoudingsplicht, bedoeld in het eerste of tweede lid, rust, is verplicht tot geheimhouding hiervan, behoudens voor zover uit deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «De in het eerste lid bedoelde geheimhoudingsplicht» vervangen door: De in het eerste en derde lid bedoelde geheimhoudingsplicht.
4. Het vijfde en zesde lid (nieuw) komen te luiden:
5. Het eerste lid is niet van toepassing op mededelingen:
1°. van een instelling aan een andere instelling die behoort tot dezelfde groep en is gevestigd in een lidstaat of een derde land;
2°. tussen instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 11° tot en met 13°, gevestigd in een lidstaat of een derde land, die hun werkzaamheden, al dan niet als werknemer, uitoefenen binnen eenzelfde rechtspersoon of netwerk;
3°. van een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1 tot en met 3, 5 tot en met 9, 11° tot en met 13°, aan een instelling behorende tot dezelfde categorie, voor zover:
a. de mededeling betrekking heeft op een cliënt van beide instellingen en een transactie waarbij beide instellingen betrokken zijn;
b. de andere instelling is gevestigd in een lidstaat of een derde land dat eisen stelt die gelijkwaardig zijn op het gebied van het beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens;
c. de mededeling uitsluitend is bedoeld ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
6. Voor de toepassing van het vijfde lid wordt verstaan onder:
een groep, als omschreven in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (PbEG 2002, L 35);
de grotere structuur waartoe de persoon behoort en die eigendom, beheer en controle op de naleving van de verplichtingen gezamenlijk deelt;
een door Onze Minister van Financiën aangewezen staat waar eisen zijn gesteld die gelijkwaardig zijn aan de eisen gesteld bij of krachtens deze wet en waar toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van die voorschriften.
X
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «onder 10° tot en met 15°» toegevoegd: en 23°.
2. In het derde lid wordt «De Nederlandsche Bank N.V. is» vervangen door: De Nederlandsche Bank N.V. en de daartoe bij besluit van De Nederlandsche Bank N.V. aangewezen personen zijn.
3. In het vierde lid wordt «De Stichting Autoriteit Financiële Markten is» vervangen door: De Stichting Autoriteit Financiële Markten en de daartoe bij besluit van de Stichting Autoriteit Financiële Markten aangewezen personen zijn.
4. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
Y
In artikel 28, vierde lid, wordt «de toezichthouder» vervangen door: Onze Minister van Financiën.
Z
In artikel 31, eerste lid, vervalt «, met uitzondering van artikel 27, derde lid,».
AA
Artikel 33, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. De aanhef komt te luiden:
Een instelling die op grond van deze wet een persoon heeft geïdentificeerd en zijn identiteit heeft geverifieerd, of bij wie de cliënt is geïntroduceerd conform de procedure van artikel 5, legt op opvraagbare wijze de volgende gegevens vast:.
2°. In onderdeel c wordt in subonderdeel 1° «de documenten» vervangen door «de gegevens in de documenten» en wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van subonderdeel 3° door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd luidende:
4°. het adres met huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging en het land van statutaire zetel;
3°. Na onderdeel c wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. indien van toepassing, de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende en de wijze waarop deze identiteit is geverifieerd.
2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien een cliënt handelt als trustee legt een instelling tevens op opvraagbare wijze de volgende gegevens vast van de instellers, de trustees en de uiteindelijk belanghebbenden:
1°. ingeval van natuurlijke personen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdelen 1° en 2°;
2°. ingeval van naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdelen 1° en 2°;
3°. ingeval van buitenlandse rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, subonderdelen 1° en 2°.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Een instelling bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, en legt die gegevens vast gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigen van de zakelijke transactie of na het uitvoeren van de desbetreffende transactie.
BB
De artikelen 34 en 35 komen te luiden:
Een instelling bewaart de gegevens, bedoeld in artikel 16, tweede lid, en legt deze vast, op zodanige wijze dat die gegevens opvraagbaar zijn en de desbetreffende transactie reconstrueerbaar is gedurende vijf jaar na het tijdstip van het doen van de melding.
Een instelling draagt er zorg voor dat haar werknemers, voor zover relevant voor de uitoefening van hun taken, bekend zijn met de bepalingen van deze wet en periodiek opleidingen genieten die hen in staat stellen een ongebruikelijke transactie te herkennen en een cliëntenonderzoek goed en volledig uit te voeren.
CC
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, vervangen door twee leden, luidende:
1. Ten aanzien van cliënten die reeds op grond van de Wet identificatie bij dienstverlening zijn geïdentificeerd of ten aanzien van wie geen verplichting tot identificatie op grond van die wet was vereist, alsmede in voorkomende gevallen de trust ten behoeve waarvan zij handelen, verricht een instelling het cliëntenonderzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in de navolgende gevallen binnen de daarbij genoemde termijn na een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip:
a. zes maanden ingeval van cliënten op welke artikel 9 van toepassing is;
b. een jaar ingeval van cliënten op welke artikel 8, eerste lid, van toepassing is of waarvan de instelling bekend is dat artikel 8, vierde lid, van toepassing is;
c. twee jaar ingeval van cliënten op wie de onderdelen a en b niet van toepassing zijn en die rechtspersoon zijn met zetel buiten Nederland of handelen ten behoeve van een trust;
d. bij eerste gelegenheid ingeval van cliënten op welke de onderdelen a tot en met c niet van toepassing zijn.
De artikelen 6, 7 en 8, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking van het eerste lid verricht een instelling in geval van een zakelijke relatie met betrekking tot een levensverzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht het cliëntenonderzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wanneer een geldelijke uitkering plaatsvindt aan de cliënt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Onverminderd artikel 8, vierde lid, draagt een instelling er zorg voor dat een persoon als bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel a, beslist omtrent het voortzetten van de zakelijke relatie met cliënten als bedoeld in het eerste lid.
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen,» ingevoegd: of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen,.
2. Onder vernumming van het tweede tot en met vierde lid tot vijfde tot en met zevende lid worden na het eerste lid drie leden ingevoegd, luidende:
2. De toezichtautoriteit is in afwijking van het eerste lid bevoegd gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan een andere toezichtautoriteit of aan een buitenlandse toezichthoudende instantie, tenzij:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de wet of de openbare orde van de openbare lichamen;
d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, zijn verkregen van een buitenlandse toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichtautoriteit deze niet aan een andere toezichtautoriteit of aan een andere buitenlandse toezichthoudende instantie, tenzij de buitenlandse toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
4. Indien een buitenlandse toezichthoudende instantie aan de toezichtautoriteit die de gegevens of inlichtingen op grond van het tweede of derde lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichtautoriteit dat verzoek slechts in:
a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het tweede of derde lid; of
b. voorzover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien vanuit Nederland met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en
c. na overleg met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «ambtenaren van de Koninklijke marechaussee» vervangen door: ambtenaren.
B
Na artikel 1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verricht een dienstverlener cliëntenonderzoek en meldt hij verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties overeenkomstig de bij of krachtens de hoofdstukken 2 en 3 gestelde regels. Daarbij besteedt een dienstverlener bijzondere aandacht aan ongebruikelijke transactiepatronen en aan transacties die naar hun aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengen.
2. Een dienstverlener treft adequate maatregelen ter voorkoming van risico’s op witwassen en financieren van terrorisme die kunnen ontstaan door het gebruik van nieuwe technologieën in het economisch verkeer.
C
In artikel 2.2, tweede lid, worden na onderdeel d, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
e. de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt, te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
f. op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt voor zichzelf optreedt dan wel voor een derde;
Ca
Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 2.2, onderdelen a, b en c» vervangen door: artikel 2.2, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e en f.
2. In het derde lid wordt «de instelling» vervangen door «de dienstverlener» en wordt «artikel 2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, en c» vervangen door: artikel 2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e en f.
D
Artikel 2.10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, wordt na «een zakelijke relatie of transactie naar haar aard» ingevoegd «of in verband met de staat waar de cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft» en wordt «algemene maatregel van bestuur» vervangen door: ministeriële regeling.
2. In het tweede lid wordt «identificatie» vervangen door: verificatie van diens identiteit.
E
In hoofdstuk 2 wordt na artikel 2.18 een artikel ingevoegd, luidende:
F
In artikel 3.5 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. De meldingsplicht als bedoeld in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 2.2, onderdelen a, b, c, e en f, bedoelde resultaat of een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 2.4, derde lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme. Bij de melding van een dergelijke transactie ingevolge het eerste lid verstrekt een dienstverlener naast de gegevens bedoeld in het tweede lid een beschrijving van de redenen waarom het cliëntenonderzoek niet leidde tot het in artikel 2.4, tweede lid, bedoelde resultaat, of de redenen waarom niet kon worden voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 2.4, derde lid.
Fa
In artikel 3.8, derde lid, wordt «personen die werkzaam zijn voor een dienstverlener» vervangen door: personen die bestuurder zijn van of werkzaam zijn voor een dienstverlener.
Fb
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee bevoegd inzake paspoortcontrole» vervangen door: een daartoe bevoegde ambtenaar.
2. In het zesde lid wordt «ambtenaren van de Koninklijke marechaussee» vervangen door: ambtenaren.
G
In de artikelen 5.10 en 5.11 wordt «2.11 tot en met 2.18» telkens vervangen door «2.10 tot en met 2.19», wordt «3.11» telkens vervangen door «3.10» en wordt «3.14» telkens vervangen door: 3.13.
H
In artikel 6.1, eerste en tweede lid, wordt na «2.4, tweede lid,» telkens ingevoegd «2.10», wordt «2.18» telkens vervangen door «2.19» en wordt «3.11, 4.2, eerste lid» telkens vervangen door: 3.10, 3.13, 4.2.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 20 december 2012
Beatrix
De Minister van Financiën, J. R. V. A. Dijsselbloem
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
Uitgegeven de achtentwintigste december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2012-686.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.