Besluit van 20 december 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 december 2012, directie Wetgeving, nr. 330703;

Gelet op artikel IV van de wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, D en H, voor zover het betreft de invoeging van artikel 38c.

Onze Minister van Veiligheid en Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 december 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de eenentwintigste december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel IV van de wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de positie van de korpschef en van de regioburgemeester alsmede enkele andere verbeteringen voorziet in de mogelijkheid dat de artikelen van die wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het onderhavige besluit is van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Het merendeel van de artikelen treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

De onderdelen A, D en H, voor zover het betreft de invoeging van artikel 38c, van artikel I treden nog niet in werking. De onderdelen A en H, voor zover het betreft de invoeging van artikel 38c, hebben betrekking op de aanwijzing van de regioburgemeester op aanbeveling van de burgemeesters. De periode tussen aanvaarding van het wetsvoorstel en de inwerkingtreding van de wet geeft de burgemeesters onvoldoende gelegenheid om te voorzien in een procedure om tot deze aanbeveling te komen en deze procedure ook zorgvuldig te doorlopen. Zodra de betreffende procedures in de regionale eenheden zijn afgerond kunnen ook deze onderdelen van artikel I in werking treden. Naar verwachting zal dat in het voorjaar van 2013 zijn. Voor de goede orde zij vermeldt dat onderdeel H, voor zover dat betreft de invoeging van een nieuw artikel 38d met betrekking tot de verantwoordingsplicht van de regioburgemeester, wél in werking treedt.

Onderdeel D wijzigt artikel 30 van de Politiewet 2012 en maakt van de daarin voorgeschreven ministeriële regeling omtrent het beheer en het financieel beheer van de politie algemene maatregelen van bestuur. Deze maatregelen van bestuur moeten ingevolge het gewijzigde artikel 19 van de Politiewet 2012 (onderdeel B van artikel I) worden besproken in het zogeheten artikel 19-overleg en op grond van het gewijzigde artikel 30 worden voorgehangen bij het parlement. Ook hier geldt dat de periode tussen aanvaarding van het wetsvoorstel en de inwerkingtreding van de wet onvoldoende gelegenheid geeft om deze procedures te doorlopen. Naar verwachting zal dit onderdeel van de wet medio 2013 in werking kunnen treden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven