Besluit van 11 december 2012, houdende wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met experimenten regelarme instellingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 november 2012, Z-3136860;

Gelet op het artikel 9a, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 november 2012, W13.12.0461/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 december 2012, Z-3145687;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Na artikel 9 van het Zorgindicatiebesluit wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

Artikel 9 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op langdurig verblijf of langdurige intensieve zorg thuis, te leveren door een instelling die door Onze Minister is aangewezen ten einde in het kader van een experiment tijdelijk te beproeven of het toepassingsbereik van artikel 9 op verantwoorde wijze kan worden beperkt.

ARTIKEL II

Artikel 9a van het Zorgindicatiebesluit vervalt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 11 december 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. J. van Rijn

Uitgegeven de achttiende december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met dit besluit is het Zorgindicatiebesluit (Zib) gewijzigd voor de uitvoering van een aantal experimenten in het kader van het experiment regelarme instellingen (Kamerstukken II 2010/11, 31 765, nr 50). Het doel van de experimenten is te bezien welke mogelijkheden er zijn om de administratieve belasting die zorgaanbieders ervaren weg te nemen, waardoor de zorgaanbieder meer tijd beschikbaar krijgt voor zorg voor de cliënt. Het gaat daarbij vaak om een combinatie van vereenvoudiging van regelgeving en het daarmee creëren van ruimte en tijd voor een andere wijze van zorgverlening. De meeste zorgaanbieders die willen experimenten wijzen erop dat de huidige (administratief financiële) inrichting van de AWBZ aantoonbare innovatieve en effectievere en efficiëntere methoden van zorgverlening in de weg staat. Met name de ontzorging en het regie terug geven aan de cliënt zijn daarbij het doel. Naast deze hoofddoelstelling is door VWS een drietal randvoorwaarden aan de experimenten gesteld: de cliënt mag er in positie niet op achteruit gaan (kwalitatief en financieel), de experimenten vinden plaats binnen het budgettaire kader en worden minimaal budgettair neutraal uitgevoerd en de uitvoering vindt plaats op rechtmatige en doelmatige wijze. Het doel van, de randvoorwaarden en de te wijzigen regelgeving van het experiment worden in een brief aan elke deelnemende zorgaanbieder en andere betrokken partijen in de keten vastgesteld. Voor alle experimenten is bezien welke regelwijziging nodig is om voldoende juridische basis te creëren om het experiment uit te voeren. Uit deze analyse bleek dat voor een aantal experimenten aanpassing van het Zib nodig is. Met dit besluit is de benodigde wijziging gerealiseerd. Aangezien het gaat om experimenten van tijdelijke duur, is in dit besluit tevens de vervaldatum geregeld.

2. Vereenvoudiging indicatiestelling

Een aantal zorgaanbieders wil in het kader van de experimenten regelarme instellingen voor cliënten, jonger dan tachtig jaar, met behoefte aan langdurige intensieve zorg thuis of langdurig verblijf zelf de indicatie stellen, zoals dat op grond van artikel 9 van het Zib al gebeurt in de pilot voor cliënten ouder dan tachtig jaar. Bij besluit van 24 oktober 2011, houdende wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met beperking van de werkzaamheden door het CIZ (Stb. 2011, 516) is mogelijk gemaakt dat cliënten ouder dan tachtig jaar zich met hun zorgvraag rechtstreeks tot de zorgaanbieder wenden. De zorgaanbieder stelt dan, zonder inschakeling van het team van deskundigen, bedoeld in artikel 9 van het Zib, zelf vast of de cliënt op die zorg is aangewezen. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) neemt nog wel formeel het indicatiebesluit. Deze werkwijze zal nu bij wijze van experiment ook gelden voor cliënten jonger dan tachtig jaar met behoefte aan langdurige intensieve zorg thuis of langdurig verblijf die zich wenden tot een van de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Minister) ten behoeve van het experiment aangewezen deelnemende zorgaanbieders. Aanbieders hebben in de aanvraag voor het experiment aangegeven over voldoende deskundigheid te beschikken om voor cliënten jonger dan 80 jaar zelf een adequate indicatie af te geven. Om die reden wordt de indicatiestelling door het CIZ, zoals vermeld in artikel 9, door de deelnemende zorgaanbieders gedurende het experiment als een overbodige administratieve belasting gezien.

Concreet betekent dit dat de door de Minister aangewezen zorgaanbieders de mogelijkheid krijgen voor deze cliënten objectief te toetsen op welke zorg de cliënt is aangewezen. De zorgaanbieder doet daarvan melding aan het CIZ en maakt daarvoor gebruik van de digitale aanmeldfunctionaliteit (AF) van het CIZ. Het CIZ zet de uitkomst met betrekking tot de specifieke groep om in een formeel indicatiebesluit en stuurt een indicatiebericht via het systeem van de AWBZ-brede zorgregistratie naar het zorgkantoor. De volledige verantwoordelijkheid voor het indicatiebesluit blijft bij het CIZ. Bezwaren tegen indicatiebesluiten kunnen worden ingediend bij het CIZ en worden door het CIZ behandeld. De positie van de cliënt blijft daarbij gewaarborgd. De cliënt kan – indien het niet wilt deelnemen aan het experiment – altijd op reguliere wijze een indicatiebesluit verkrijgen van het CIZ.

De volgende zorgaanbieders zijn bij beschikking van de Minister voor een bepaalde periode op een vooraf bepaalde locatie aangewezen als deelnemers aan dit experiment:

  • Careyn;

  • Buurtzorg;

  • De Hoven;

  • Vilente;

  • De Zorgboog;

  • Pantein;

  • Marente;

  • Transmurale Zorg Den Haag e.o.;

  • Opella;

  • Palet;

  • Icare;

  • Vitras;

  • De Kwadrantgroep;

  • Zorggroep Oude en Nieuwe Land.

3. Evaluatie

Ieder experiment wordt geëvalueerd. In de brieven die aan de instellingen zijn gestuurd, is de doelstelling van het experiment kort omschreven en zijn de voorwaarden gegeven waarbinnen het experiment van start kan gaan. De evaluatie van het experiment gaat in ieder geval in op de door de Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde randvoorwaarden, zijnde: de positie van de cliënt mag er niet op achteruit gaan (kwalitatief en financieel), de rechtmatigheid en doelmatigheid van zorg moet geborgd zijn en het experiment is minimaal budgetneutraal. Daarnaast wordt ook geëvalueerd of de veronderstellingen uit het plan van aanpak – de daadwerkelijke vermindering van administratieve lasten die ten goede komt aan de cliënt – van de desbetreffende experimenten uitgekomen zijn. Daarbij wordt niet alleen bezien of de administratieve lasten bij de zorginstellingen zijn verminderd, maar wordt ook bezien of dit effect ook tot uiting komt in de gehele keten. Daarnaast is er een begeleidingsgroep ingesteld, bestaande uit betrokken partijen, de Nederlandse Zorgautoriteit, het CIZ, het Centraal Administratie Kantoor, Zorgverzekeraars Nederland, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het College voor zorgverzekeringen, die de gevolgen van alle experimentenvoor de AWBZ-keten monitoren en in kaart brengen.

De resultaten van de experimenten zullen na afloop breed binnen de dan bestaande beleidskaders gewogen worden, waarbij de drie randvoorwaarden die nu gelden per experiment (positie cliënt, budgettaire neutraliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid) ook op landelijk niveau zullen worden gehanteerd. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat een succesvol experiment geen vervolg krijgt, omdat deze niet binnen het dan geldende beleidskader past, niet met dezelfde effecten generiek toegepast kan worden, of tot nadelige effecten elders in de keten kan leiden. Dit is nadrukkelijk in de brieven met de zorgaanbieders gewisseld.

4. Inwerkingtreding

Er is voor gekozen om de inwerkingtreding niet op een vast verandermoment te zetten, met het oog op de instellingen die eerder willen en kunnen beginnen. Een vast verandermoment is logisch voor een regeling die algemeen geldig is. Er moeten immers allerlei voorbereidingen worden getroffen voor de uitvoering daarvan en daarvoor moet voldoende tijd worden gegeven aan de rechtssubjecten. Dat is hier nu niet aan de orde. Dit besluit geldt alleen voor de in de toelichting genoemde instellingen.

5. Financiële gevolgen 2013 en 2014

Gelet op het feit dat de experimenten als randvoorwaarde hebben dat deze budgettair neutraal worden uitgevoerd, heeft de wijziging van het Zib geen financiële consequenties voor het budgettaire kader zorg.

6. Administratieve lasten en regeldruk

De experimenten hebben als doel om administratieve lasten en regeldruk voor deze zorgaanbieders te verminderen, waardoor de zorgaanbieder meer ruimte en tijd beschikbaar krijgt voor zorg voor de cliënt. De winst qua administratieve lasten zit vooral bij de instellingen die nu sneller de zorgbehoefte van de cliënt in kaart kunnen brengen en sneller de benodigde zorg kunnen gaan leveren. Daarnaast wordt door dit experiment een cliënt niet meer gekeurd door een team van deskundigen bij het CIZ en vervolgens weer gekeurd bij de zorgaanbieder. Dit levert qua lasten een voordeel op voor het CIZ, die de keuring nu over laat aan de zorgaanbieder. Daarnaast levert dit experiment ook voordeel op voor de cliënt, die niet meer door zowel het CIZ als de zorgaanbieder zorginhoudelijk wordt gekeurd. Door artikel 9 van het Zib niet van toepassing te verklaren kan worden gekeken wat de toegevoegde waarde is van de desbetreffende regel. Het is mogelijk dat na afloop van de experimenten door een nieuw kabinet wordt besloten om de werkwijze landelijk uit te rollen. Dit vraagt een expliciet besluit, met een integrale afweging, waarbij ook effecten die buiten de context van de experimenteerruimte liggen gewogen zullen worden. Ook wordt betrokken op welke wijze de «high penalty» als tegenhanger van de «high trust» dient te worden ingevuld.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

In dit artikel is voor een aantal instellingen geregeld dat de eis in artikel 9 van het Zib, dat een aanvraag van een zorgvrager moet worden onderzocht door een team van deskundigen, niet van toepassing is. Zoals hiervoor is uiteengezet, zal de instelling in het kader van het experiment zelf de indicatiestelling uitvoeren. Het CIZ zal de indicatie omzetten in een indicatiebesluit.

Artikelen II en III

In artikel III is geregeld dat het besluit in werking treedt met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, behoudens artikel II dat per 1 januari 2015 in werking treedt. Artikel II regelt dat artikel 9a Zib per 1 januari 2015 weer vervalt. Hiermee wordt het tijdelijke karakter van dit experiment gewaarborgd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. J. van Rijn


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven