Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2012, 565 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2012, 565 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 september 2012, nr. 2012-0000482287, directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Gelet op artikel 5 van Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PbEU 2004, L 373) en artikel 2, zesde lid, van de Algemene wet gelijke behandeling;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 oktober 2012, nr. WO4.12.0363/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 november 2012, nr. 2012-0000620517, directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Aan het slot van artikel 1, onderdeel h, van het Besluit gelijke behandeling wordt na «meebrengt» ingevoegd:
, tenzij:
1°. de verzekeringsovereenkomst op of na 21 december 2012 is gesloten,
2°. in de overeenkomst op of na 21 december 2012 een wijziging is aangebracht, waarmee alle partijen uitdrukkelijk moeten instemmen, of
3°. een partij de voor het sluiten van de overeenkomst vereiste instemming laatstelijk heeft betuigd op of na 21 december 2012.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 7 november 2012
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R. H. A. Plasterk
Uitgegeven de twintigste november 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
In artikel 1 van het Besluit gelijke behandeling (hierna: het Besluit) zijn enkele uitzonderingen op het in de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb) neergelegde verbod van onderscheid op grond van geslacht nader omschreven. Deze uitzonderingen hebben betrekking op gevallen waarin het geslacht bepalend is of het de bescherming van de vrouw betreft.
Artikel 1, onderdeel h, van het Besluit heeft betrekking op de mogelijkheid van premieverschillen bij levensverzekeringen, voor zover het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen het verschil in premie redelijkerwijs meebrengt.
Deze uitzondering op het verbod van onderscheid is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PbEU 2004, L 373) (hierna: de richtlijn).
In een arrest van 1 maart 20111 (hierna: het arrest Test-Aankoop) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) artikel 5, tweede lid, van de richtlijn met ingang van 21 december 2012 ongeldig verklaard. Dit heeft tot gevolg dat ten aanzien van nieuwe gevallen met ingang van die datum geen grondslag meer bestaat voor het maken van de uitzondering, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van het Besluit.
De onderhavige wijziging van het Besluit gelijke behandeling is noodzakelijk om gevolg te geven aan het arrest Test-Aankoop. De wijziging en de toelichting daarop zijn in overeenstemming met de richtsnoeren die de Europese Commissie heeft vastgesteld teneinde te bevorderen dat de lidstaten op een uniforme wijze uitvoering geven aan het arrest.2
In artikel 5, eerste lid, van de richtlijn is onder meer bepaald dat in alle nieuwe contracten die na 21 december 2007 worden gesloten, het gebruik van geslacht als een factor bij de berekening van premies in het kader van verzekeringsdiensten niet mag resulteren in verschillen in de premies van individuele personen. Artikel 5, tweede lid, van de richtlijn voorziet in een uitzondering op deze regel door de lidstaten (voor zover hier van belang) toe te staan proportionele verschillen in premies voor individuele personen te handhaven in de gevallen waarin geslacht een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens.
In het arrest Test-Aankoop heeft het Hof van Justitie artikel 5, tweede lid, van de richtlijn met ingang van 21 december 2012 ongeldig verklaard. Het Hof van Justitie is van oordeel dat deze bepaling, die de lidstaten toestaat deze uitzondering zonder beperking in de tijd te handhaven, in strijd is met de verwezenlijking van het door Richtlijn 2004/113/EG nagestreefde doel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen, en derhalve onverenigbaar is met de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Blijkens de bijlage bij de bovengenoemde richtsnoeren van de Europese Commissie is in alle lidstaten van de Europese Unie een verschillende behandeling van vrouwen en mannen toegestaan met betrekking tot ten minste één vorm van verzekering. Met name mogen verzekeraars in alle lidstaten het geslacht van de verzekeringnemer als risicobepalende factor bij levensverzekeringen toepassen. Het arrest Test-Aankoop heeft daarom gevolgen voor alle lidstaten. Omdat de verschillende behandeling in Nederland uitsluitend is toegestaan voor wat betreft premies voor levensverzekeringen, beperken de gevolgen van de uitspraak voor Nederland zich tot die premieverschillen.
Het vervallen van de uitzondering is niet van invloed op de verplichting tot gelijke behandeling met betrekking tot door pensioenfondsen of verzekeraars uitgevoerde collectieve pensioenregelingen of voor door tussenkomst van de werkgever afgesloten pensioenverzekeringen. Op dergelijke pensioenregelingen en -producten is namelijk niet Richtlijn 2004/113/EG van toepassing, maar Richtlijn 2006/54/EG3. Voor deze regelingen en producten blijft de situatie dus zoals die was.
In het arrest Test-Aankoop komt het Hof van Justitie met betrekking tot artikel 5, tweede lid, van de richtlijn tot de conclusie dat «deze bepaling ongeldig (moet) worden geacht bij het verstrijken van een passende overgangsperiode», die op 21 december 2012 eindigt4. Dit betekent dat de voorschriften van artikel 5, eerste lid, van de richtlijn vanaf die datum zonder uitzondering moeten worden nageleefd. Met de datum 21 december 2012 sluit het arrest aan bij de in artikel 5, tweede lid, van de richtlijn genoemde datum, waarop de lidstaten hun besluit over de toepassing van de uitzonderingsbevoegdheid moeten toetsen.
Overeenkomstig de richtsnoeren wordt de overgangsperiode geïnterpreteerd in het licht van de doelstelling van de richtlijn, die is vastgelegd in artikel 5, eerste lid, van de richtlijn, waarin wordt bepaald dat de regel van sekseneutraliteit alleen geldt voor nieuwe contracten. Zoals in overweging 18 van de richtlijn wordt toegelicht, heeft deze bepaling ten doel een plotse herordening van de markt te voorkomen. Het arrest Test-Aankoop verandert niets aan deze doelstelling en laat tevens de in artikel 5, eerste lid, van de richtlijn vervatte bepaling onverlet dat de regel van sekseneutraliteit alleen van toepassing is op nieuwe contracten.
Wat dient in dit licht onder «nieuw contract» te worden verstaan? Volgens vaste rechtspraak vereisen de eenvormige toepassing van het Unierecht en het gelijkheidsbeginsel, dat de bewoordingen van een bepaling van Unierecht die voor de betekenis en de strekking ervan niet uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten verwijst, normaliter in de gehele Europese Unie autonoom en uniform moeten worden uitgelegd5.
De richtlijn bevat geen definitie van het begrip «nieuw contract», noch verwijst zij voor de betekenis die aan deze woorden moet worden gegeven naar het nationale recht. Volgens de richtsnoeren moet dit begrip derhalve voor de toepassing van de richtlijn worden geacht een autonoom Unierechtelijk begrip aan te duiden, dat op het grondgebied van de Unie uniform moet worden uitgelegd. Deze uniforme uitlegging strookt met de doelstelling van de richtlijn op verzekeringsgebied, namelijk de toepassing van de regel van sekseneutraliteit na het verstrijken van een overgangsperiode. Het in artikel 5, eerste lid, bedoelde begrip «nieuw contract» is essentieel voor de toepassing van deze bepaling in de praktijk. Indien dit begrip op basis van het nationale contractenrecht op uiteenlopende wijze zou worden uitgelegd, zou het risico bestaan dat verschillende overgangstermijnen worden vastgesteld. Daardoor zou de algemene toepassing van de regel van sekseneutraliteit, en daarmee ook de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle verzekeringsmaatschappijen, worden vertraagd. De doelstelling van de richtlijn, die erop is gericht de gelijke behandeling van vrouwen en mannen met betrekking tot verzekeringspremies en -uitkeringen van individuele personen in alle lidstaten te garanderen vanaf de in artikel 5, eerste lid, genoemde datum, zou hierdoor worden ondermijnd. Met het oog hierop heeft de Europese Commissie de bovengenoemde richtsnoeren vastgesteld. Hierin betoogt de commissie, dat voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, gelet op het bovenstaande een duidelijk onderscheid tussen bestaande en nieuwe contracten vereist is. Het onderscheid moet voldoen aan de eisen van rechtszekerheid, gebaseerd zijn op criteria die niet onnodig afbreuk doen aan bestaande rechten en beantwoorden aan de legitieme verwachtingen van alle partijen. Deze benadering is in overeenstemming met de door de richtlijn nagestreefde doelstelling om een plotse herordening van de markt te voorkomen, door de toepassing van de regel van sekseneutraliteit te beperken tot nieuwe contracten. In het gewijzigde artikel 1, onderdeel h, van het Besluit zijn deze randvoorwaarden conform de richtsnoeren van de Europese Commissie uitgewerkt en is sprake van een nieuw contract, indien op of na 21 december 2012 een overeenkomst wordt gesloten, of een wijziging in een bestaande overeenkomst wordt aangebracht, waarmee alle partijen uitdrukkelijk moeten instemmen, dan wel een partij de voor het sluiten van een overeenkomst vereiste instemming laatstelijk heeft betuigd op of na 21 december 2012.
De wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers en bedrijven; het Besluit gelijke behandeling legt geen administratieve verplichtingen op.
Voorts leidt de wijziging niet tot nalevingskosten voor burgers. Wel zullen naar verwachting mannen meer en vrouwen minder premie gaan betalen, indien de desbetreffende levensverzekeraar vóór 21 december 2012 voor mannen en vrouwen verschillende premies hanteerde. In totaal (premies mannen + premies vrouwen) zal de uitkomst echter neutraal zijn; de wijziging kan voor de verzekeraars geen aanleiding zijn om het totaal aan premie-inkomsten te verhogen.
De wijziging brengt voor het bedrijfsleven initiële nalevingskosten met zich mee. Uit informatie van het Verbond van Verzekeraars is gebleken dat deze kosten onder meer voortvloeien uit het inventariseren van de benodigde maatregelen, het aanpassen van de huidige systemen voor premieberekeningen en cliëntregistratie, en de kosten voor communicatie over de door te voeren veranderingen. De totale initiële nalevingskosten worden door het Verbond van Verzekeraars geschat op € 7,7 miljoen. De wijziging van het Besluit raakt ongeveer 44 verzekeraars, zodat de gemiddelde initiële nalevingskosten per verzekeraar circa € 7,7 miljoen : 44 = € 175.000 bedragen, waarbij het bedrag per individuele verzekeraar uiteraard gerelateerd is aan diens marktaandeel.
Er worden slechts zeer beperkt structurele nalevingskosten verwacht. De wijziging zal voor vrouwen leiden tot lagere premies bij direct ingaande lijfrenteverzekeringen, en voor mannen tot lagere premies bij overlijdensrisicoverzekeringen. Desondanks verwacht de sector geen massale oversluitingen, omdat dit scenario zich ook niet heeft afgespeeld bij recente premieverlagingen die onder meer veroorzaakt werden door toegenomen concurrentie op de levensverzekeringmarkt. Hetzelfde geldt voor mogelijke grensoverschrijdende effecten. Ook hier worden geen massale oversluitingen verwacht omdat de ervaring met bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen leert dat de meeste consumenten de voorkeur geven aan een verzekeraar die dichtbij huis gevestigd is.
In het gewijzigde artikel 1, onderdeel h, van het Besluit is vastgelegd, dat de uitzondering uitsluitend geldt voor (levens)verzekeringsovereenkomsten die vóór 21 december 2012 zijn gesloten. Uit de bepaling blijkt in welke gevallen sprake is van nieuwe contracten, waarbij geen premieverschillen gebaseerd op geslacht meer mogen voorkomen.
In navolging van de bovengenoemde richtsnoeren van de Europese Commissie worden de volgende overeenkomsten6 geacht nieuwe contracten te zijn waarop de regel van sekseneutraliteit van toepassing is:
a) Overeenkomsten die voor het eerst worden gesloten op of na 21 december 20127. Aanbiedingen die vóór 21 december 2012 worden gedaan, maar vanaf die datum worden aanvaard, moeten bijgevolg aan de regel van sekseneutraliteit voldoen;
b) Overeenkomsten die tussen partijen op of na 21 december 2012 worden gesloten met het oog op de verlenging van vóór die datum gesloten overeenkomsten die anders zouden aflopen.
In de volgende situaties6 is geen sprake van een nieuw contract:
a) de automatische verlenging van een reeds bestaande overeenkomst conform de daarin vervatte voorwaarden, indien geen der partijen binnen een bepaalde termijn mededeling van opzegging heeft gedaan;
b) de aanpassing van bepaalde elementen van een reeds bestaande overeenkomst, zoals een wijziging van de premies, op basis van vooraf vastgestelde parameters, in gevallen waarin voor een dergelijke aanpassing geen uitdrukkelijke instemming van de polishouder is vereist8;
c) het afsluiten door de polishouder van een polis voor hogere of aanvullende dekking waarvan de voorwaarden reeds zijn overeengekomen in een vóór 21 december 2012 gesloten overeenkomst, voor zover een dergelijke polis door een eenzijdig besluit van de polishouder van kracht wordt9;
d) de gewone overdracht van een verzekeringsportefeuille van de ene naar de andere verzekeraar, zonder dat de status van de overeenkomsten in die portefeuille wordt gewijzigd.
Het vervallen van artikel 5, tweede lid, van de richtlijn per 21 december 2012 maakt het noodzakelijk dat het Besluit met ingang van die datum wordt gewijzigd. Het betreft reparatieregelgeving, waartoe een rechterlijke uitspraak noopt. Daarom wordt in dit geval afgeweken van de vaste verandermomenten en treedt de wijziging in werking met ingang van 21 december 2012.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies
Mededeling van de Europese Commissie houdende Richtsnoeren betreffende de toepassing van Richtlijn 2004/113/EG van de Raad op verzekeringen, in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-236/09 (Test-Aankoop) (PbEU 2012, C 11/01).
Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (PbEU 2006, L 204).
Deze opvatting is recent bevestigd in het arrest van het Hof van Justitie van 18 oktober 2011 in zaak C-34/10, Oliver Brüstle/Greenpeace eV, overweging 25. Zie ook zaak 327/82 Ekro, Jurispr. 1984, blz. 107, overweging 11; zaak C-287/98, Linster, Jurispr. 2000, blz. I-6917, overweging 43; zaak C-5/08, Infopaq International, Jurispr. 2009, blz. I-6569, overweging 27, en zaak C-467/08, Padawan, Jurispr. 2010, blz. I-0000, overweging 32.
Het gaat hier om een niet-uitputtende opsomming van voorbeelden op basis van hun relevantie in de praktijk.
Bijvoorbeeld wanneer een verzekeringnemer besluit van aanbieder te wisselen om van de regel van sekseneutraliteit te kunnen profiteren.
Bijvoorbeeld de verhoging van de premies met een bepaald percentage dat is gebaseerd op de daadwerkelijk ingediende schadeclaims.
Bijvoorbeeld indien de verzekeringnemer het via een levensverzekering belegde bedrag wil verhogen.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2012-565.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.