Besluit van 20 september 2012, houdende nadere regels inzake de financiering van het toezicht op de financiële markten (Besluit bekostiging financieel toezicht 2013)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 13 juli 2012, nr. FM/2012/1077 M, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 13, twaalfde lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht alsmede artikel 1:40, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 41, vierde lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, artikel 18, derde lid van de Wet toezicht financiële verslaggeving, artikel 160, vierde lid, van de Pensioenwet, artikel 155, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 24, vierde lid, van de Pensioenwet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 2012, nr. W06.12.0300/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 13 september 2012, nr. FM/2012/01311 M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. maatstafgegevens:

gegevens die overeenkomstig de maatstaf, bedoeld in bijlage II van de wet, betrekking hebben op de omvang van een onder toezicht staande persoon;

b. de wet:

de Wet bekostiging financieel toezicht.

HOOFDSTUK 2. JAARLIJKS IN REKENING TE BRENGEN KOSTEN

Artikel 2

  • 1. De toezichthouder baseert de hoogte van het jaarlijks op grond van artikel 13 van de wet aan een onder toezicht staande persoon in rekening te brengen bedrag op de maatstafgegevens die overeenkomstig het tweede tot en met het zevende lid voor die persoon zijn vastgesteld of geschat.

  • 2. De maatstafgegevens, bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de voor de toepassing van de in bijlage II van de wet bedoelde maatstaven «Marktkapitalisatie» en «Eigen vermogen» relevante gegevens, komen overeen met:

    • a. de gegevens per 31 december van het laatst verstreken kalenderjaar of met de gegevens over dat kalenderjaar;

      of, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn,

    • b. de gegevens per 31 december van het daaraan voorafgaande kalenderjaar of met de gegevens over dat kalenderjaar;

      of, indien de jaarrekening van de onder toezicht staande persoon niet per 31 december van een kalenderjaar is vastgesteld,

    • c. de gegevens per de datum waarop de jaarrekening van die persoon in het laatst verstreken kalenderjaar voor het laatst is vastgesteld.

  • 3. De toezichthouder stelt per onder toezicht staande persoon de in het laatst verstreken kalenderjaar liggende periode vast waarop de maatstafgegevens voor de toepassing van de in bijlage II van de wet bedoelde maatstaven «Marktkapitalisatie» en «Eigen vermogen» betrekking hebben.

  • 4. De maatstafgegevens van een persoon die in de loop van een jaar onder toezicht komt te staan, worden voor dat jaar vastgesteld per de datum waarop die persoon voor het eerst deel uitmaakt van een in bijlage II van de wet opgenomen toezichtcategorie of, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn of indien zij pas na een onevenredige inspanning zijn te verkrijgen, per de datum waarop de jaarrekening of balans van die persoon voor het laatst is vastgesteld.

  • 5. De maatstafgegevens van de partijen die betrokken zijn bij een fusie, splitsing of ontbinding kunnen worden vastgesteld aan de hand van de maatstafgegevens die zijn vastgesteld voor het samengaan, de splitsing of de ontbinding.

  • 6. Indien de maatstafgegevens van een onder toezicht staande persoon niet bij de toezichthouder bekend zijn, verstrekt die persoon op verzoek, binnen een door de toezichthouder te stellen redelijke termijn, een opgave van zijn gegevens die betrekking hebben op de voor hem relevante maatstaf.

  • 7. Indien een persoon als bedoeld in het zesde lid niet binnen de door de toezichthouder gestelde termijn een opgave heeft gedaan of een kennelijk onjuiste of onvolledige opgave heeft gedaan, maakt de toezichthouder een schatting van zijn maatstafgegevens.

Artikel 3

  • 1. Ten aanzien van personen waarvan de toezichthouder heeft vastgesteld dat deze op een volwaardige manier participeren in een stelsel van zelftoezicht worden de tarieven, bedoeld in artikel 13, zesde lid, van de wet, verlaagd vastgesteld.

  • 2. Als een stelsel van zelftoezicht als bedoeld in het eerste lid wordt aangemerkt een organisatorisch verband van marktpartijen dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de toezichthouder van het toezicht op de naleving van een wet als bedoeld in artikel 1 van de wet en waarmee de toezichthouder een convenant heeft gesloten dat waarborgen biedt voor een adequaat zelftoezicht.

HOOFDSTUK 3. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 4

Het Besluit bekostiging financieel toezicht wordt ingetrokken.

Artikel 5

Hoofdstuk 10 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties vervalt.

Artikel 6

De artikelen 1, onderdeel b, 5 en 6 van het Besluit toezicht financiële verslaggeving vervallen.

Artikel 7

Hoofdstuk 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vervalt.

Artikel 8

Paragraaf 13 van het Besluit Pensioenwet BES vervalt.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet bekostiging financieel toezicht in werking treedt.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging financieel toezicht 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 20 september 2012

Beatrix

De Minister van Financiën, J. C. de Jager

Uitgegeven de negende oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Deze toelichting wordt mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gegeven.

I. Inleiding

Dit besluit bevat een nadere uitwerking van de regels die zijn vastgelegd in de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft). Met de Wbft zijn alle bepalingen over het financieel beheer bij de toezichthouders op de financiële markten, die tot dan toe waren vastgelegd in afzonderlijke financiële toezichtwetten, ondergebracht in één wet. Bijgevolg komen de voor de bekostiging relevante onderdelen van de onder die wetten hangende besluiten en regelingen te vervallen. Daarvoor in de plaats komen het voorliggende besluit en de ministeriële regeling, bedoeld in het artikel 13, zesde lid, van de Wbft.

De Wbft bevat regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten. In principe brengt de toezichthouder eenieder die onder zijn toezicht staat kosten in rekening. Zo kan een onder toezicht staande persoon kosten doorberekend krijgen vanwege een door de toezichthouder verrichte eenmalige handeling, zoals de behandeling van een vergunningaanvraag. In het merendeel van de gevallen wordt een jaarlijks terugkerende heffing opgelegd.

Voor de eenmalige toezichthandelingen zijn tarieven vastgesteld (bijlage I van de Wbft) terwijl de hoogte van een jaarlijks terugkerende heffing wordt berekend op een wijze zoals is vastgelegd in artikel 13 van de Wbft.

Vergeleken met de situatie voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wbft, is de bekostiging van het financieel toezicht op een meer gedetailleerde wijze in de wet vastgelegd. Hierdoor is een groot aantal van de in de lagere regelgeving opgenomen bepalingen overbodig geworden.

II. Consultatie

Het ontwerpbesluit bekostiging financieel toezicht 2013 is ter consultatie voorgelegd op de website: www.internetconsultatie.nl. De looptijd van deze consultatie betrof drieënhalve week (18 april 2012 t/m 11 mei 2012). Gedurende de consultatie van dit wetsvoorstel is er één reactie binnengekomen. Deze opmerking is zorgvuldig in beschouwing genomen maar heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel heeft betrekking op de jaarlijks door de toezichthouder op te leggen heffingen. Daartoe worden op grond van artikel 13, zesde lid, van de wet jaarlijks voor iedere te onderscheiden toezichtcategorie bandbreedtes en tarieven vastgesteld. Via de bandbreedtes, ook wel schijven genaamd, worden de in bijlage II van de wet vastgelegde maatstaven nader ingedeeld. De maatstaven zijn te zien als referentie-eenheden voor de omvang van een onder toezicht staande persoon, zoals het aantal cliënten of het balanstotaal. De hoogte van een op te leggen heffing wordt vervolgens aan de hand van de maatstafgegevens van de onder toezicht staande persoon bepaald (eerste lid). Het bedrag dat behoort bij de breedte van de eerste band is het bedrag dat, bij deelname aan een toezichtcategorie gedurende de periode van een heel jaar, minimaal verschuldigd is. Afhankelijk van de grootte van een onder toezicht staande persoon kan het minimumbedrag verhoogd worden met een of meerdere bedragen van de daarop volgende schijven.

Het tweede en derde lid bevatten bepalingen over de periode waarop de maatstafgegevens betrekking hebben. De in het derde lid bedoelde periode kan een periode van een dag bestrijken maar ook een periode waarvan de toezichthouder de eerste en de laatste dag heeft vastgesteld. In het laatste geval worden de heffingsmaatstaven gebaseerd op het gemiddelde van de maatstafgegevens per die eerste en laatste dag.

Voor personen die in de loop van een jaar onder toezicht van de toezichthouder komen te staan, is in het vierde lid een aanvullende bepaling opgenomen. In een voorkomend geval wordt gekeken naar de feitelijke situatie per de dag waarop de desbetreffende persoon voor het eerst deel uitmaakt van een toezichtcategorie. Dit is de dag waarop de vergunning wordt verleend dan wel de registratie bij de toezichthouder heeft plaatsgevonden. Voor het geval de maatstafgegevens per die dag niet beschikbaar zijn of dat zij pas na een buitensporige inspanning zijn te verkrijgen, kan de toezichthouder beslissen gebruik te maken van de maatstafgegevens per de datum waarop de jaarrekening van de desbetreffende persoon voor het laatst is vastgesteld dan wel, ingeval het een nieuwe instelling betreft, per de datum van de openingsbalans van die persoon.

Tevens is rekening te houden met de situatie waarin een tot dan toe onder toezicht staande persoon fuseert, wordt gesplitst of overgaat tot ontbinding. Het vijfde lid voorziet hierin voor zover dit althans de vaststelling van de maatstafgegevens betreft.

De toezichthouder dient de gegevens omtrent de referentie-eenheden van de onder toezicht staande personen te ontvangen (zesde lid). Indien de toezichthouder de gegevens niet binnen de gestelde redelijke termijn ontvangt of wanneer sprake is van een kennelijk onjuiste of onvolledige opgave, is hij op grond van het zevende lid bevoegd van de gegevens een schatting te doen.

Artikel 3

Organisatorische verbanden van marktpartijen kunnen een rol spelen bij de handhaving van geldende regels. Controle op de naleving van wet- en regelgeving door marktpartijen zelf zal de toezichttaak van de toezichthouder kunnen verlichten. Daarnaast kunnen marktpartijen een rol vervullen bij het verzamelen en structureren van voor de toezichthouder relevante informatie, waardoor de toezichthouder zich kan beperken in zijn toezicht. Bijgevolg leidt dit tot lagere toezichtkosten. Vandaar dat het eerste lid bepaalt dat de tarieven voor personen waarvan de toezichthouder heeft vastgesteld dat zij op een volwaardige wijze participeren in een stelsel van zelftoezicht, verlaagd worden vastgesteld. Om te kunnen bepalen of er sprake is van een volwaardige participatie zal de toezichthouder vaststellen of de betreffende persoon een positieve beoordeling heeft ontvangen van het stelsel van zelftoezicht en dat deze voor langere tijd volwaardig deelneemt aan het stelsel dan wel de intentie heeft dat laatste te zullen doen.

Wat onder een stelsel van zelftoezicht wordt verstaan, is vastgelegd in het tweede lid. Het gaat daarbij kortweg om een organisatorisch verband van marktpartijen waarmee de toezichthouder een convenant heeft gesloten op grond waarvan is gewaarborgd dat een doeltreffende bijdrage wordt geleverd aan de uitvoering van het toezicht op de naleving van toezichtwetten. In het convenant worden afspraken over de verlichting van de toezichttaak vastgelegd. Uit te voeren werkzaamheden en voorwaarden omtrent representatie en minimale omvang kunnen hierin tevens worden uitgewerkt. De afspraken zullen voldoende garantie moeten bieden dat een significante bijdrage aan de uitvoering van het toezicht wordt geleverd.

Artikel 4 t/m 8

Vanwege de keuze om de bepalingen omtrent het financieel beheer van het toezicht op de financiële markten in één wet, de Wbft, onder te brengen met daaronder één algemene maatregel van bestuur, komen met deze artikelen de in de lagere regelgeving opgenomen bepalingen omtrent bedoeld beheer te vervallen. Het Besluit bekostiging financieel toezicht alsmede de Regeling bekostiging Wet toezicht trustkantoren en de Regeling toezichtkosten Wet toezicht accountantsorganisaties komen geheel te vervallen.

De Minister van Financiën, J. C. de Jager


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven