Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2012, 397 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2012, 397 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 april 2012, nr. 12.000981, gedaan mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Gelet op de artikelen 719, 734d, 734e, 734g, 734i, 734j en 745 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, 4 en 12 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, 5:12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet, en 16, zevende en negende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2012 nr. W.12.12.0138/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 augustus 2012, nr. IZ/IA/2012/12483, uitgebracht mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Bij samenloop over eenzelfde tijdvak en ter zake van dezelfde arbeidsongeschiktheid van loon als bedoeld in artikel 734 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een of meer uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel met een uitkering of een inkomensvoorziening op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, wordt het loon slechts uitbetaald voor zover het de uitkering of inkomensvoorziening, verleend ter zake van dezelfde arbeidsongeschiktheid, overtreft.
1. De uitkering, bedoeld in artikel 719, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt in geval van verlies van de gehele uitrusting gesteld op het bedrag, dat voor de desbetreffende zeevarende, al naar gelang de groep waartoe hij behoort, in de bij dit besluit gevoegde bijlage is vermeld.
2. In geval van verlies van een gedeelte van de uitrusting, wordt het bedrag van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, gesteld op de geldswaarde van het verloren gegane deel van de uitrusting tot ten hoogste het krachtens het eerste lid bepaalde bedrag.
1. Voor de zeevarende in de zeevisserij, die verplicht verzekerd is op grond van de Ziektewet en wiens loon bestaat uit een aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan, geldt voor de toepassing van de artikelen 719, lid 3, 732, 734, 734b en 734l van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek als loon, berekend naar de tijdruimte van een maand, het bedrag, dat verkregen wordt door het voor hem geldende dagloon krachtens de Ziektewet te vermenigvuldigen met 313/12.
2. Voor de zeevarende in de zeevisserij, die niet verplicht verzekerd is op grond van de Ziektewet en wiens loon bestaat uit een aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan, geldt voor de toepassing van de artikelen 719, lid 3, 732, 734, 734d, 734f, 734h, 734j en 734l van het Burgerlijk Wetboek als loon, berekend naar de tijdruimte van een maand, het bedrag, dat verkregen wordt door het dagloon, dat voor hem krachtens de Ziektewet zou gelden, indien hij verplicht verzekerd zou zijn ingevolge die wet, te vermenigvuldigen met 313/12.
1. Als ziekten, bedoeld in artikel 734e, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, worden aangewezen:
a. blaar aan de hand;
b. pekelpuist aan de pols;
c. mouwvreter door schuring van oliegoed;
d. duidelijk waarneembare verwonding door openschuren van de huid;
e. tendovaginitis crepitans van vinger- en duimstrekkers;
f. zonnesteek;
g. warmtebevanging;
h. bevriezing;
i. stokerskrampen;
j. prickleyheat;
k. dermatitis solaris;
l. dengue;
m. malaria tropica;
n. zwartwaterkoorts;
o. amoebiasis;
p. febris recurrens;
q. leptospirosis icterohemorrhagica;
r. gele koorts;
s. pest;
t. cholera;
u. legionella;
v. afrikaanse slaapziekte.
2. Een ziekte als bedoeld in het eerste lid, onder l tot en met v, wordt, tenzij het tegendeel blijkt, geacht verband te houden met de zee-arbeidsovereenkomst, indien zij zich openbaart binnen de hieronder genoemde termijn na het einde van de zee-arbeidsovereenkomst. Deze termijn is voor de ziekte:
a. bedoeld onder l en v: veertien dagen;
b. bedoeld onder m: een maand;
c. bedoeld onder n: twee maanden;
d. bedoeld onder o: drie maanden;
e. bedoeld onder p: zestien dagen;
f. bedoeld onder q: tien dagen;
g. bedoeld onder r: zes dagen;
h. bedoeld onder s en t: vijf dagen;
i. bedoeld onder u: negentien dagen.
Op deze termijnen is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.
1. De zeevarende, die op grond van artikel 734g, lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, recht heeft op geneeskundige behandeling of vergoeding daarvoor, ontvangt die behandeling of vergoeding overeenkomstig de in het land, waar de behandeling wordt verleend, ter zake geldende regels.
2. Onder kunstmiddelen als bedoeld in artikel 734g, lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden verstaan de hulpmiddelen, op levering of vergoeding waarvan aanspraak bestaat op grond van de zorgverzekering, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet.
Bij samenloop over eenzelfde tijdvak en ter zake van eenzelfde arbeidsongeschiktheid, overlijden of aandoening van uitkeringen of voorzieningen als bedoeld in de artikelen 734d tot en met 734h van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met uitkeringen of voorzieningen op grond van een andere wettelijke regeling, waaronder begrepen een wettelijke regeling van een andere staat, worden de eerstbedoelde uitkeringen of voorzieningen slechts verleend, voor zover deze de laatstbedoelde uitkeringen of voorzieningen overtreffen. De eerste volzin vindt geen toepassing ten aanzien van samenloop van een uitkering ineens als bedoeld in artikel 734h van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een overlijdensuitkering als bedoeld in artikel 674 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
1. Het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, bedoeld in de artikelen 734d, lid 1, en 734j van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt verhoogd met:
a) de geldswaarde van kost aan boord vastgesteld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 13, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;
b) indien de zeevarende, behorende tot het civiele dienstpersoneel, laatstelijk een functie vervulde waarbij voor het bepalen van het hem toekomende loon met het ontvangen van fooien of dergelijke prestaties van derden rekening is gehouden, met het bedrag aan fooien vastgesteld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 12 van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. In afwijking van het eerste lid wordt het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon evenwel niet verhoogd voorzover de in de onderdelen a en b bedoelde bestanddelen zijn aangewezen als eindheffingbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
3. Ingeval de werkgever artikel 39c van de Wet op de loonbelasting 1964 toepast, is artikel 1, tweede lid, van het Besluit aanspraken schepelingen die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet, van toepassing, zoals het luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.
4. Indien het derde lid van toepassing is blijven het eerste en tweede lid buiten toepassing.
Het bedrag, bedoeld in artikel 734j, tweede zin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt vastgesteld op een bedrag per jaar, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging met het getal 260 van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag, verminderd met de geldswaarde van andere loonbestanddelen als bedoeld in artikel 734j van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
De kosten voor het verkrijgen van het monsterboekje en paspoort of vergelijkbare persoonlijke reisdocumenten vallen niet onder het verbod op tegenprestatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 9 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. De hierboven genoemde kosten komen ten laste van de zeevarende met uitzondering van de kosten voor het verkrijgen van een geldige geneeskundige verklaring en de kosten van visum. Deze kosten komen ten laste van de scheepsbeheerder.
1. Degene die bemiddelt tussen werkgevers en werknemers bij het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling tot ambtenaar en degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt dienen ten behoeve van de toezichthouder, bedoeld in artikel 13 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, een register bij te houden van alle zeevarenden die via hen zijn bemiddeld, of ter beschikking zijn gesteld.
2. Het register bevat minstens de volgende gegevens:
a. naam (en voornamen)van de zeevarende;
b. geboortedatum en geboorteplaats;
c. nationaliteit;
d. geslacht;
e. kwalificaties;
f. beroep;
g. staat van dienst; en
h. naam van schip (afhankelijk van de staat van dienst).
Degene die bemiddelt tussen werkgevers en werknemers bij het tot stand komen van een zee-arbeidsovereenkomst of een arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling tot ambtenaar en degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt dienen ervoor zorg te dragen dat:
1.
a. zeevarenden vóór of ten tijde van indiensttreding op de hoogte worden gebracht van hun rechten en verplichtingen ingevolge hun zee-arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst dan wel hun aanstelling tot ambtenaar;
b. de nodige maatregelen getroffen worden opdat zeevarenden hun zee-arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst vóór en na de ondertekening kunnen bestuderen; en
c. zeevarenden een ondertekend afschrift van hun zee-arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst dan wel een afschrift van hun aanstelling tot ambtenaar ontvangen.
2.
a. elk via hen bemiddelde of ter beschikking gestelde zeevarende beschikt over de voor de desbetreffende functie benodigde kwalificaties en documenten die vereist zijn ingevolge van hoofdstuk 2, paragraaf 3, van de Wet zeevarenden; en
b. dat de zee-arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling tot ambtenaar in overeenstemming is met de wet- en regelgeving en collectieve arbeidsovereenkomsten die betrekking hebben op de zee-arbeidsovereenkomst of de arbeidsovereenkomst dan wel de aanstelling tot ambtenaar.
In artikel 5.1:2 van het Arbeidstijdenbesluit wordt «schepeling» vervangen door: zeevarende.
Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Na artikel 9.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
C
Na artikel 9.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De volgende besluiten worden ingetrokken:
a. het Besluit aanspraken van schepelingen;
b. het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet; en
c. het Besluit arbeidsbemiddeling.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 27 augustus 2012
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp
Uitgegeven de dertiende september 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
Functies voor zeevarenden van wie de rang niet wordt benoemd geldt het bedrag vastgesteld voor de meest nabij komende rang |
Zeevarenden met uitzondering van zeevarenden op passagiersschepen die geen veerdiensten verrichten (en baggermaterieel met eigen voortstuwing) |
Zeevarenden op passagiersschepen die geen veerdiensten verrichten |
|
---|---|---|---|
zonder uniformvoorschriften |
met uniformvoorschriften |
||
1 |
2 |
3 |
|
1. Kapitein, 1e stuurman scheepsarts, hoofdwerktuigkundige, hotelmanager, purser |
€ 3 313 |
€ 4 311 |
€ 5 445 |
2. overige stuurlieden, super cargo, semi geïntegreerde officieren (SGO’s), overige officieren hoteldienst |
€ 3 313 |
€ 4 311 |
€ 4 765 |
3. overige werktuigkundigen, elektriciens en radioofficieren |
€ 3 313 |
€ 4 311 |
€ 4 311 |
4. leidinggevend kombuispersoneel, hoofd voeding kok/hofmeester |
€ 3 313 |
€ 3 857 |
|
5. overige zeevarenden |
€ 2 977 |
€ 2 977 |
€ 2 977 |
6. zeevarenden met wie een loon is overeengekomen dat lager is dan het voor in Europa wonende zeevarenden geldende loon |
€ 1 588 |
€ 1 588 |
€ 1 588 |
1. Schepen die doorgaans reizen maken van minder dan 14 dagen voor alle functies € 1 418
2. Schepen die doorgaans reizen maken van 14 dagen of langer voor alle functies € 1 747
Op 18 januari 2008 heeft de Rijksministerraad ingestemd met het voornemen tot bekrachtiging van het Maritiem Arbeidsverdrag (hierna: MAV). Het voorstel tot Rijkswet tot goedkeuring van het MAV (Kamerstukken II 2010/11, 32 535 (R1923), nr. 2) en het wetsvoorstel tot implementatie van het MAV (Kamerstukken I 2010/11, 32 534, A) zijn door de Eerste Kamer aanvaard op 5 juli 2011 (Stb. 2011, 393 en 2011, 394). Naast de in de implementatiewet opgenomen wijzigingen zijn echter ook wijzigingen in lagere regelgeving noodzakelijk. Die wijzigingen waren al aangekondigd bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot implementatie van het MAV (Kamerstukken II 2010/11, 32 534, nr. 3, blz. 29). Met het onderhavige besluit wordt uitvoering gegeven aan de aangekondigde wijzigingen van betreffende algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast zal het ministerie van Veiligheid en Justitie ter nadere implementatie van het MAV nog een algemene maatregel van bestuur opstellen. De wijzigingen in de algemene maatregelen van bestuur die op het terrein van het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden in een apart besluit vorm gegeven.
Zoals al in de memorie van toelichting bij het implementatiewetsvoorstel was aangegeven worden twee besluiten, namelijk het Besluit aanspraken van schepelingen en het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet aangepast en opgenomen in één nieuw besluit (Kamerstukken II 2010/11, 32 534, nr. 3, blz. 29). Het betreft hier voor het overgrote deel aanpassingen van terminologie en verwijzingen naar de juiste artikelen van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2 van het Besluit aanspraken van schepelingen is niet overgenomen, omdat het onderwerp waar dat artikel op ziet in artikel 7:720 BW is geregeld en dit artikel geen grondslag meer biedt voor het bepaalde in artikel 2. De inhoud van beide hiervoor genoemde besluiten wordt in één hoofdstuk in één nieuw besluit opgenomen. In dit nieuwe besluit worden echter ook de bepalingen die betrekking hebben op arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart opgenomen.
Het MAV staat private arbeidsbemiddeling met winstoogmerk in de zeevaart toe. Dat maakt het noodzakelijk om artikel 5 van het Besluit arbeidsbemiddeling te laten vervallen omdat daarin is bepaald dat arbeidsbemiddeling in de zeescheepvaart alleen wordt verricht zonder winstoogmerk. Artikel 5 van het Besluit arbeidsbemiddeling is het enige materiële artikel van voornoemd besluit. Dit pleit ervoor dit besluit in te trekken. Zoals al aangegeven in de memorie van toelichting bij het implementatievoorstel, is de regering evenwel, in navolging van de Internationale Arbeidsorganisatie van mening dat vanwege het bijzondere karakter van de zeevaart het noodzakelijk blijft een aantal regels te formuleren waaraan de arbeidsbemiddelingsorganisaties dienen te voldoen. Dit zal plaatsvinden middels op grond van artikel 4 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) te stellen regels. De regering is ook van opvatting dat het vanwege goede verhoudingen op de arbeidsmarkt en de bescherming van arbeidskrachten noodzakelijk is om regels te stellen voor het ter beschikkingstellen van arbeidskrachten in de zeevaart. De in het onderhavige besluit opgenomen regels (de artikelen 9 tot en met 11) vloeien voort uit de eisen die het MAV stelt. Daarom worden tevens op grond van artikel 12 Waadi aanvullende voorschriften gegeven over de exploitatie van ondernemingen die zich bezighouden met private terbeschikkingstelling in de zeevaart.
Met betrekking tot de implementatie van norm A1.4, vijfde lid, MAV wordt het volgende opgemerkt: Voor een aantal eisen in de norm wordt expliciet in dit besluit een bepaling opgenomen. Hierbij gaat het om het opnemen van het gelimiteerd in rekening mogen brengen van kosten voor werving en selectie en het bijhouden van een register waarin een aantal gegevens van zeevarenden wordt opgenomen ten behoeve van de Arbeidsinspectie. Voor een aantal vereisten in de norm geldt dat door bestaande regelgeving al wordt voldaan aan de vereisten. Hierbij gaat het onder andere over de wijze waarop moet worden omgegaan met persoonsgegevens van de zeevarenden, de mogelijkheid om een onderzoek in te stellen naar aanleiding van klachten van zeevarenden.
Met hoofdstuk 4 (artikel 13) van dit besluit wordt nader invulling gegeven aan de implementatie van Voorschrift 4.3 van het MAV inzake de bescherming van de gezondheid en veiligheid en ongevallenpreventie. Zoals in de memorie van toelichting bij het implementatiewetsvoorstel is aangegeven1 is er voor gekozen om de verplichtingen van het MAV in bestaande wet- en regelgeving op te nemen en niet in één nieuwe wet. Om die reden is ook een afzonderlijke wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) gemaakt.
In het kader van het wetsvoorstel Implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen MAV, 2006 (Trb. 2007, 93) is reeds geïnventariseerd welke verplichtingen uit hoofde van het MAV nu al in de Nederlandse regelgeving bestaan. Daarbij is geconstateerd dat de verplichtingen uit hoofde van Voorschrift 4.3 (het bindende onderdeel A en het niet bindende onderdeel B) van het MAV in belangrijke mate in maritieme regelgeving, zoals de Schepenwet, het Schepenbesluit 2004, het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, het Wetboek van Koophandel en de Regeling veiligheid zeeschepen zijn opgenomen. In de maritieme regelgeving wordt vaak naar verdragen verwezen, zoals het SOLAS-verdrag, het Uitwateringsverdrag, het STCW-Verdrag. Daarnaast zijn verplichtingen uit hoofde van Voorschrift 4.3 van het MAV deels al in de arbeidsomstandighedenregelgeving opgenomen, en zijn er nog enkele verplichtingen in Voorschrift 4.3 van het MAV opgenomen in bijvoorbeeld de Tabakswet. In de memorie van toelichting op genoemd wetsvoorstel is een transponeringstabel opgenomen met daarin per voorschrift de relevante Nederlandse wetgeving (zie Kamerstukken II 2010/11, 32 534, nr. 3, pagina 74 en volgende). Geconstateerd is dat alle arboverplichtingen van Voorschrift 4.3 in de Nederlandse wetgeving zijn geïmplementeerd, maar dat de werkingssfeer van het MAV wel iets ruimer is dan die van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet). Om die reden is aanpassing van het Arbobesluit noodzakelijk. Daarbij is ervoor gekozen de verplichtingen die thans reeds gelden voor werkgevers onderscheidenlijk werknemers eveneens op te leggen aan scheepsbeheerders en zeevarenden die geen werkgever of werknemer zijn in de zin van de Arbowet. Daardoor gaan, conform het MAV, aan boord van een Nederlands schip voor iedereen dezelfde arboverplichtingen gelden.
De Arbowet, het Arbobesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling) richten zich met name op de werkgever en de werknemer. In het MAV worden enkele andere begrippen gehanteerd die het toepassingsbereik van het MAV afbakenen. Dat zijn de begrippen zeeschip, zeevarende en reder. De inhoud van de begrippen «reder» en «zeevarende» komt niet altijd overeen met de inhoud van de begrippen «werkgever» en «werknemer». In de Wet zeevarenden wordt in plaats van de term «reder» het begrip «scheepsbeheerder» gebruikt2. Om hierbij aan te sluiten worden in het onderhavige besluit, in de afdeling met definities van het Arbobesluit, de begrippen «scheepsbeheerder» en «zeevarende» opgenomen.
Uitgangspunt is dat de zeevarende goed beschermd wordt, ook in de situatie dat er géén werkgever is in de zin van de Arbowet. Omdat het begrip werkgever in de Arbowet heel ruim is (zie artikel 1, eerste en tweede lid, Arbowet) is er vrijwel altijd sprake van een werkgever. Ook wanneer er geen arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling is, zal er vaak nog wel sprake zijn van de verrichting van arbeid onder gezag en daarmee van een werkgever/werknemerrelatie in de zin van de Arbowet. Hierbij kan ook gedacht worden aan personen die wel onder gezag arbeid verrichten, maar daarvoor geen loon ontvangen, zoals een stagiair of een leerling. Overigens is een vrijwilliger géén werknemer in de zin van de Arbowet. Wel gelden er nu al verplichtingen voor degenen bij wie vrijwilligers werkzaam zijn.
Wanneer een zelfstandige arbeid verricht en daarbij niet onder gezag van een ander werkt, is er sprake van een zeevarende die géén werkgever of werknemer is in de zin van de Arbowet.
Indien er sprake is van uitzendarbeid geldt op grond van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 2, van de Arbowet dat degene bij wie de arbeid wordt verricht (de inlener) de werkgever is. Dat zal in de praktijk vaak de scheepsbeheerder zijn.
Artikel 16, negende lid, van de Arbowet biedt de mogelijkheid om nadere regels te stellen die zich richten tot andere personen dan de werkgever of de in het zevende en achtste lid van artikel 16 van de wet bedoelde personen. Het voorgestelde artikel 9.1a geeft hieraan uitvoering door aan de scheepsbeheerder werkgeversverplichtingen op te leggen.
Een zeevarende in de zin van de Wet zeevarenden is de natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip. Het begrip werknemer in de Arbowet is vrij ruim, maar daaronder vallen bijvoorbeeld niet: zelfstandigen die niet onder gezag werken en vrijwilligers.
Deze groepen vallen wel onder het begrip zeevarenden. Het is wenselijk dat de verplichtingen die voor werknemers gelden ook voor deze groepen zeevarenden gelden. Artikel 9.3a geeft hieraan uitvoering door een zeevarende werknemersverplichtingen op te leggen.
In de maritieme sector wordt in de praktijk veel gewerkt met gedragscodes. Ook het MAV refereert daaraan. In Voorschrift 4.3 van het MAV wordt in Leidraad B4.3.1, eerste lid, gerefereerd aan de «Code of practice on Accident prevention on board at sea and in port». In deze Code wordt ten aanzien van een aantal onderwerpen, die ook in Voorschrift 4.3 zijn opgenomen, een nadere uitwerking gegeven. Het gaat daarbij om een groot aantal uiteenlopende onderwerpen zoals: het voorkomen van ziekte en ongevallen, het melden ervan, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, veilige toegang tot het schip, werken in afgesloten ruimtes, tillen, ankeren en meren en ontmeren en lawaaireductie.
Op grond van artikel 26a van de Schepenwet is de Algemene Commissie tot Voorkoming van Arbeidsongevallen Zeevarenden (hierna: ACVAZ) ingesteld. De ACVAZ is een onafhankelijke commissie van vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties en de Ministeries van Infrastructuur en Milieu, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Haar taak is de Minister van Infrastructuur en Milieu te adviseren over maatregelen ter voorkoming van arbeidsongevallen bij zeevarenden.
De ACVAZ heeft een handleiding opgesteld voor het veilig werken aan boord, die gebaseerd is op de «Code of practice on accident prevention on board at sea and in port». Deze handleiding wordt uitgegeven in het Nederlands en Engels en wordt onder alle zeevarenden op Nederlandse schepen verspreid. Hierdoor wordt de bestaande arbeidsomstandighedenregelgeving in de praktijk nader ingevuld.
De financiële gevolgen van de uitbreiding van de werkingssfeer van de arbowetgeving aan boord van Nederlandse schepen zullen beperkt zijn. Er worden immers geen inhoudelijk nieuwe arboverplichtingen gecreëerd. Slechts de groep van personen die onder de werkingssfeer van de arbowetgeving valt wordt enigszins uitgebreid.
Cijfers toegesneden op de betreffende personen, blijken niet beschikbaar. In de koopvaardij zal de wijziging met name in de cruisevaart effect hebben. Te denken valt aan musici en andere entertainers. Zij vormen echter op het totaal aan nautisch personeel en het personeel in een horecafunctie, een zeer beperkt aantal, ongeveer 2% van het totaal aan personeel.
Actal heeft aangegeven van oordeel te zijn dat de effecten op de administratieve lasten verwaarloosbaar zijn gezien de geringe aantallen en het feit dat in de praktijk al naar de normen van het besluit wordt gehandeld.
In de zomer van 2010 is het ontwerpbesluit inzake de wijziging van het Arbobesluit voorgelegd aan sociale partners. Zij hebben in reactie daarop aangegeven dat het ontwerp hen in het kader van het MAV niet onlogisch lijkt, maar zij niet kunnen overzien of dit ten aanzien van alle bepalingen van de Arbowet uitvoerbaar is. Aangezien de werkingssfeer van de Arbowet reeds ruim is en deze ook aan boord van Nederlandse schepen reeds geldt, zal de categorie personen die via de nieuwe begrippen scheepsbeheerder en zeevarende eveneens onder de werkingssfeer van de Arbowetgeving worden gebracht naar verwachting beperkt zijn. Voor werkgevers en werknemers gelden de regels op basis van de Arbowetgeving nu reeds. Er komen met de implementatie van het MAV geen nieuwe regels bij. Slechts de werkingssfeer van de Arbowetgeving wordt enigszins verruimd aan boord van Nederlandse zeeschepen. Van de beperkte uitbreiding van de werkingssfeer van de Arbowetgeving worden geen noemenswaardige uitvoeringsproblemen verwacht.
Dit betreft een technische overheveling van artikel 1 van het Besluit aanspraken van schepelingen, met dien verstande dat de verwijzing naar het Wetboek van Koophandel is gewijzigd in een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek en er een opschrift aan is toegevoegd.
De tekst van het eerste lid van dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 3 van het Besluit aanspraken van schepelingen, met dien verstande dat de verwijzing naar het Wetboek van Koophandel is gewijzigd in een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek. De tekst van het tweede lid van dit artikel lijkt inhoudelijk op artikel 450aa, derde lid, van het Wetboek van Koophandel.
De tekst van het eerste lid van dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 4, eerste lid, van het Besluit aanspraken van schepelingen, met dien verstande dat de verwijzing naar het Wetboek van Koophandel is gewijzigd in een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek en er een opschrift aan is toegevoegd.
De tekst van het tweede lid van dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 4, tweede lid, van het Besluit aanspraken van schepelingen, met dien verstande dat de verwijzing naar het Wetboek van Koophandel is gewijzigd in een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek.
De tekst van de artikelen 4 tot en met 6 komt grotendeels inhoudelijk overeen met de tekst van de artikelen 2 tot en met 4 van het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet.
In het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet was pokken opgenomen als ziekte in verband met de zee-arbeidsoveenkomst. Pokken is niet opgenomen in het voorgestelde artikel 4, eerste lid, omdat de World Health Organisation verklaard heeft dat pokken wereldwijd is uitgebannen.3
Legionella is opgenomen in de hierboven genoemde lijst, omdat dit een ziekte is die vaak voorkomt in de zeevaart. Legionella heeft een incubatie periode van 19 dagen, dit is opgenomen in het tweede lid, onderdeel i, van artikel 4.
Ook hier is de verwijzing naar het Wetboek van Koophandel gewijzigd in een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek en is er een opschrift aan de artikelen toegevoegd.
De tekst van artikel 7 komt deels inhoudelijk overeen met artikel 1 van het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet, met dien verstande dat de verwijzing naar het Wetboek van Koophandel is gewijzigd in een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek, de verwijziging naar de Wet op de Loonbelasting 1964 is aangepast en er een opschrift aan is toegevoegd.
In geval dat de werkgever art. 39c van de Wet op de Loonbelasting 1964 toepast, is er een overgangsregime toegevoegd aan dit artikel.
De tekst van artikel 8 komt inhoudelijk overeen met artikel 5 van het Besluit aanspraken van schepelingen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet, met dien verstande dat de verwijzing naar het Wetboek van Koophandel is gewijzigd in een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek en er een opschrift aan het artikel is toegevoegd.
Het verbod op tegenprestatie is in de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Waadi opgenomen. Het verbod op tegenprestatie houdt in dat van de werkzoekende dan wel de ter beschikking gestelde arbeidskracht geen betaling of andere tegenprestatie mag worden bedongen voor de verleende arbeidsbemiddeling dan wel ter beschikking stelling. Dit artikel vormt geen uitzondering op de hoofdregel. Dit artikel geeft slechts aan dat de kosten voor de in het artikel genoemde persoonsdocumenten niet vallen onder het verbod op tegenprestatie. Deze kosten zijn immers niet aan te merken als compensatie voor de verleende arbeidsbemiddeling dan wel terbeschikkingstelling.
Het artikel geeft aan welke kosten gedragen dienen te worden door de zeevarende en geeft aan dat de kosten die gemaakt worden in verband met het verkrijgen van een geldige geneeskundige verklaring en het verkrijgen van een visum gedragen dienen te worden door de scheepsbeheerder.
De kosten voor het verkrijgen van een geldige geneeskundige verklaring dienen, in afwijking van norm A1.4, vijfde, onder b, van het MAV door de scheepsbeheerder te worden gedragen. Dit omdat het een overheveling van de kosten van de scheepsbeheerder naar de zeevarende zou inhouden.
Degene die bemiddelt tussen werkgevers en werknemers bij het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling tot ambtenaar en degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt dienen een register van zeevarenden die via hen zijn bemiddeld, geworven of geplaatst bij te houden ten behoeve van de toezichthouder, bedoeld in artikel 13 van de Waadi. Dit met inachtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens. Op grond van artikel 1.1, onderdeel d, van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving is de Arbeidsinspectie belast met het houden van toezicht op de wet en onderliggende regelgeving.
Het bijhouden van een register heeft als doel dat de toezichthouder kan nagaan of de verplichtingen die de wet, het verdrag en de richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid4 stellen aan degenen die bemiddelen tussen werkgevers en werknemers bij het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling tot ambtenaar en degenen die arbeidskrachten ter beschikking stellen worden nagekomen, ter bescherming van de zeevarenden.
De gegevens die geregistreerd dienen te worden betreffen persoonlijke- en werkgerelateerde gegevens van de zeevarende.
In het eerste lid wordt degene die bemiddelt tussen werkgevers en werknemers bij het tot stand komen van een zee-arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling tot ambtenaar en degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt verplicht om zeevarenden vóór of nadat ze in dienst treden op de hoogte te brengen van hun rechten en verplichtingen die voortvloeien uit hun zee-arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst dan wel hun aanstelling tot ambtenaar. Het eerste lid verplicht degenen die bemiddelen tussen werkgevers en werknemers bij het tot stand komen van een zee-arbeidsovereenkomst dan wel een arbeidsovereenkomst en degenen die arbeidskrachten ter beschikking stellen de mogelijkheid te bieden aan zeevarenden om voor en na ondertekening hun zee-arbeidsovereenkomst of hun arbeidsovereenkomst te bestuderen. Een aanstelling tot ambtenaar wordt niet ondertekend, omdat het een eenzijdige rechtshandeling is. Ten slotte dienen ze de zeevarende een ondertekend afschrift van hun zee-arbeidsovereenkomst of hun arbeidsovereenkomst, dan wel een afschrift van hun aanstelling tot ambtenaar te geven. De hierboven genoemde verplichtingen dienen ter bescherming van de zeevarende.
Het tweede lid verplicht degene die bemiddelt tussen werkgevers en werknemers bij het tot stand komen van een zee-arbeidsovereenkomst of een arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling tot ambtenaar en degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt om na te gaan of de arbeidskrachten, in dit geval zeevarenden, beschikken over de benodigde kwalificaties en documenten voor de functie waarin zij worden bemiddeld dan wel ter beschikking worden gesteld. Tenslotte is bepaald dat de zee-arbeidsovereenkomst dan wel de arbeidsovereenkomst in overeenstemming dient te zijn met de wet en de onderliggende regelgeving, het verdrag, alsmede collectieve arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn op de zee-arbeidsovereenkomst, de arbeidsovereenkomst of de aanstelling tot ambtenaar.
Voor de definitie van het nieuwe begrip «zeevarende» wordt verwezen naar de Wet zeevarenden. Deze begrippen houden verband met de definities die in het MAV worden gehanteerd. Het betreft een technische aanpassing van het Arbobesluit.
Voor definities van de nieuwe begrippen «scheepsbeheerder» en «zeevarende» wordt verwezen naar de Wet zeevarenden. Deze begrippen houden verband met de definities die in het MAV worden gehanteerd.
In het algemene deel van de nota van toelichting is aangegeven waarom ervoor gekozen is de verplichtingen die een werkgever uit hoofde van de Arbowet en de daarop gebaseerde regelgeving heeft ook van toepassing te laten zijn op een scheepsbeheerder wanneer er geen werkgever is. Met het onderhavige artikel wordt deze verantwoordelijkheid van de scheepsbeheerder gerealiseerd.
In het algemene deel van de nota van toelichting is aangegeven waarom ervoor gekozen is de verplichtingen die een werknemer uit hoofde van de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop gebaseerde regelgeving heeft ook van toepassing te laten zijn op een zeevarende die geen werknemer is. Met het onderhavige artikel wordt deze gelijkstelling gerealiseerd.
De inwerkingtredingsbepaling is conform de inwerkingtredingsbepaling van de implementatiewet en maakt het mogelijk om bepalingen van dit besluit die zonder bezwaar al kunnen worden ingevoerd op een eerder tijdstip dan dat van de inwerkingtreding van het MAV, ook eerder in werking te laten treden. Aangezien de implementatiewet en dit besluit strekken tot implementatie van een verdrag, is een uitzondering in het kader van het stelsel van vaste verandermomenten op zijn plaats.
Deze nota van toelichting wordt ondertekend door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp
Op grond van de Wet zeevarenden wordt het mogelijk om na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden bij ministeriële regeling bepaalde categorieën van zeevarenden uit te zonderen (Zie Kamerstukken II 2010/11, 32 534, nr. 3, blz. 10).
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2012-397.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.