Besluit van 21 augustus 2012 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het creëren van een categorie studenten als bedoeld in artikel 7.45b, zesde lid, van de WHW

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 13 juli 2012, nr. WJZ/422654, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 7.45b, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 juli 2012, no. W05.12.0262/l);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 17 augustus 2012, nr. WJZ-431894 (10278), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 2.3a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3b Uitzondering voor deeltijdstudenten ingeschreven op of vóór 1 februari 2011

Een student die op of vóór 1 februari 2011 was ingeschreven voor een deeltijdse bachelor- of masteropleiding en op grond van artikel 7.45a van de wet in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding gedurende het vastgelegd minimum aantal studiejaren voor die opleiding op 1 februari 2011, genoemd in de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, onderdeel i, van de wet, of in een ander document waarin het desbetreffende instellingsbestuur het onderwijsprogramma heeft vastgelegd, vermeerderd met een jaar, uitsluitend het gedeeltelijke wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, vierde lid, van de wet, verschuldigd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 21 augustus 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de achtentwintigste augustus 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding

Op 11 juli 2012 heeft de Rechtbank ’s Gravenhage uitspraak gedaan1 in de rechtszaak die door ISO cs. tegen de Staat inzake de langstudeerdersmaatregel is aangespannen. De rechtbank heeft bepaald dat de langstudeerdersmaatregel onrechtmatig is jegens deeltijdstudenten die op 1 februari 2011 reeds een deeltijdse opleiding volgden. Het materiële gelijkheidsbeginsel dat voortvloeit uit artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM wordt geschonden. Studenten die zich in een verschillende positie bevinden, namelijk voltijdstudenten en deeltijdstudenten, worden door de langstudeerdersmaatregel ten onrechte gelijk behandeld, aldus de rechtbank.

De rechtbank achtte de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten pas voorzienbaar op 1 februari 2011, de dag waarop het wetsvoorstel werd ingediend. De onverkorte toepasselijkheid van het verhoogd tarief ingevolge artikel 7.45b, eerste lid, WHW is dan ook onrechtmatig. De rechtbank heeft de Staat daarom geboden de langstudeerdersmaatregel buiten werking te stellen voor zover hij betrekking heeft op deeltijdstudenten die op of voor 1 februari 2011 waren ingeschreven en waarvan het door de onderwijsinstelling vastgestelde en feitelijk verzorgde onderwijsprogramma een minimumduur kent die langer is dan het aantal jaren dat de som is van het totale aantal te behalen studiepunten, gedeeld door zestig, zo nodig af te ronden naar boven, totdat de Staat in een adequate (overgangsrechtelijk) regeling heeft voorzien. De rechtbank heeft de hoofdlijn van die nieuwe regeling ook vastgesteld. De deeltijdstudent die op of voor 1 februari 2011 stond ingeschreven, is het verhoogd tarief slechts verschuldigd, indien hij meer dan één jaar langer is ingeschreven dan de minimumduur van het door de onderwijsinstelling vastgestelde en feitelijk verzorgde onderwijsprogramma.

Met dit besluit komt het kabinet tegemoet aan de uitspraak en legt zij de hoofdlijn zoals door de rechtbank voorgesteld, vast. Studenten die zich uiterlijk op 1 februari 2011 hebben ingeschreven voor een deeltijdse opleiding zijn pas het verhoogde wettelijke collegegeld verschuldigd indien zij meer dan één jaar langer staan ingeschreven dan de duur die bepaald is in de door de onderwijsinstelling vastgestelde Onderwijs- en Examenregeling (OER) of in een ander document waarin de duur van de opleiding is vastgelegd. Onder deze documenten kunnen de studiegids en het studentenstatuut begrepen worden. Indien vastgelegd is dat een opleiding vier tot zes jaar duurt, is de minimumduur bepalend voor het aantal jaren dat een opleiding duurt. De studieduur wordt bekeken in jaren. Een studieduur van tweeëneenhalf jaar dient naar boven afgerond te worden naar hele jaren, ic dus drie studiejaren. Vanwege de uitvoerbaarheid van de regeling wordt uitgegaan van de vastgelegde duur op 1 februari 2011.

2. Doel

Dit besluit is tot stand gekomen naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank en creëert overgangsrecht voor deeltijdstudenten die op of vóór 1 februari 2011 aan een deeltijdstudie zijn begonnen, conform de uitspraak van de rechtbank.

3. Administratieve lasten voor de instellingen

Bij de instellingen zijn er in ieder geval voor het collegejaar 2012/13 extra administratieve lasten. Instellingen bepalen handmatig of de student verhoogd wettelijk collegegeld verschuldigd is. Dit proces wordt zo mogelijk vanaf het collegejaar 2013/14 geautomatiseerd. DUO dient daarvoor systemen aan te passen, er zijn dus tijdelijk extra administratieve lasten.

4. Financiële gevolgen

Het aantal deeltijdlangstudeerders per september 2012 is, voor de uitspraak van de rechtbank, geschat op ongeveer 13.500. Een beperkte groep van deze deeltijders is als gevolg van de uitspraak vrijgesteld van het wettelijke verhoogde collegegeld. Door het besluit dat naar aanleiding van deze uitspraak is genomen, wordt het aantal deeltijdstudenten dat geen verhoogd wettelijk collegegeld hoeft te betalen, verkleind.

Omdat het aantal langstuderende deeltijdstudenten lager is dan voorzien, zal er sprake zijn van een lagere opbrengst van het verhoogd collegegeld. Hoeveel lager is niet bekend, omdat er (nog) geen inzicht is in de wijze waarop instellingen deeltijdprogramma’s (hebben) vormgegeven. De verlaging van opbrengsten worden opgevangen binnen de begroting van OCW.

Deze nota van toelichting is mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ondertekend.

Artikelsgewijs

Artikel I

Op grond van artikel 7.45b, zesde lid, WHW wordt een afzonderlijke categorie studenten aangewezen voor wie een uitzondering geldt op de langstudeerdersmaatregel. Voor de student die op of vóór 1 februari 2011 een deeltijdse opleiding volgde en op grond van artikel 7.45a van de WHW in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, geldt dat deze pas langstudeerder wordt nadat het aantal jaren dat in de Onderwijs- en Examenregeling, studiegids of studentenstatuut of ander formeel document wordt genoemd voor die opleiding plus één jaar is verstreken. Voor die tijd is deze student uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief verschuldigd. Als de student na de bacheloropleiding overstapt naar een (aansluitende) masteropleiding dan geldt het regime zoals dat in de WHW staat. Artikel 2.3b van het UWHW is dan niet van toepassing. Ook op de student die overstapt naar een voltijdse opleiding is het regime van de WHW van toepassing en geldt artikel 2.3b van dit besluit niet.

Indien in de vastgelegde bepaling omtrent de duur van de opleiding gesproken wordt over een bandbreedte, dan is de vastgelegde minimumduur van toepassing. Indien is vastgelegd dat een opleiding twee tot drie jaar duurt, dan kan de student drie jaar (twee plus één) studeren tegen basistarief. Daarna is het verhoogde tarief van toepassing.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2012, omdat vanaf deze datum het verhoogd wettelijk collegegeld in rekening gebracht wordt bij studenten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra


X Noot
1

LJN: BX0977, Rechtbank 's-Gravenhage, 407921 / HA ZA 11-2726.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven