Besluit van 22 mei 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 11 mei 2012, nr. IENM/BSK-2012/62298, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 11.24 van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De titel van hoofdstuk 1 en de artikelen 1.1, 1.2, eerste, tweede en vijfde tot en met zesde lid, 1.4, 1.5, hoofdstuk 3, de artikelen 4.6 tot en met 4.8, paragraaf 4.4, paragraaf 8.2, de titels van hoofdstuk 10 en afdeling 10.1 en de artikelen 10.1 tot en met 10.3, 10.6 tot en met 10.11 en afdeling 10.2, de titel van hoofdstuk 11 en de paragrafen 11.1 tot en met 11.4, 11.6 en 11.7 van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES treden in werking met ingang van 1 juli 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 mei 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Uitgegeven de vijfde juni 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

TOELICHTING

Op 19 december 2011 heeft de Eerste Kamer de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (verder: de wet) aangenomen. Hierbij is toegezegd de inwerkingtreding van de wet gefaseerd te laten verlopen. Daarmee wordt rekening gehouden met de beperkte ambtelijke capaciteit op de eilanden en de noodzakelijke voorlichting die de nieuwe (omvangrijke) regelgeving met zich meebrengt. In dat kader bepaalt artikel 11.24 van de wet dat bij Koninklijk besluit voor de verschillende artikelen of onderdelen een verschillende inwerkingtredingsdatum kan worden vastgesteld.

In principe moeten de «vaste verandermomenten» in acht worden genomen.

De eerste onderdelen treden in werking met ingang van 1 juli 2012. De verschillende onderdelen hebben betrekking op die hierna genoemde onderwerpen.

  • Bevoegdheden van de eilandraad om verordeningen op te stellen op het gebied van afvalstoffen en afvalwater en de daarmee verbonden afvalstoffenheffing en de rioolheffing (de artikelen 4.6 tot en met 4.8, 4.25 , 4.26 en 11.17 van de wet). Daarnaast treedt ook hoofdstuk 3 in werking waarin de eilandraad de bevoegdheid krijgt om een huisvestingsverordening vast te stellen. Telkens is in overleg met het eiland bepaald of een vereiste verordening gereed is voor inwerkingtreding.

  • Het milieubeleidsplan en het milieuprogramma (hoofdstuk 1).

  • Het voorkomen en beperken van milieuschade en het daarmee verbonden kostenverhaal (artikel 8.3 en 8.4 van de wet).

  • Toezicht en handhaving voor zover de onderliggende bepalingen nog niet in werking zijn getreden (hoofdstuk 10).

  • Regels omtrent beschikkingen en een aantal wijzigingen in overige wetten die in de wet staan opgenomen, zoals de Wet bescherming Antarctica, de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES en de Wet financiën openbare lichamen BES.

  • Overgangs- en definitiebepalingen.

De overige onderdelen treden nog niet in werking omdat de uitvoeringsregelgeving nog in procedure is en om de hoeveelheid nieuwe regelgeving die op een gegeven moment van kracht wordt te beperken. Dit ter bevordering van de fasegewijze invoering van deze regelgeving. Tot de inwerkingtreding van de uitvoeringsregelgeving gelden de oude eilandverordeningen en -besluiten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Naar boven