Besluit van 17 april 2012, houdende wijziging van diverse besluiten op grond van de Warenwet en een aantal andere besluiten in verband met het aanbrengen van enige correcties en enkele andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 maart 2012, kenmerk DWJZ-3105132;

Gelet op artikel 11, eerste lid, van de Tabakswet, de artikelen 4, 5, 6, 8, 9, 13, 24, vierde lid, en 33, eerste lid, onder b, van de Warenwet, de artikelen 77ff, 77w, en 77x van het Wetboek van Strafrecht, artikel 493 van het Wetboek van Strafvordering, de artikelen 40, tweede lid, en 42, vijfde lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, artikel 2b, eerste lid, onder a, van de Wet op de jeugdzorg, artikel 11, van de Wet op de omzetbelasting 1968, artikel 19 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en artikel II, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 maart 2012, nr. W13.12.0061/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 april 2012, kenmerk DWJZ-3110324;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit van 26 maart 1921, tot aanwijzing van de artikelen, welke volgens artikel 1 der Warenwet (1919) zullen worden beschouwd als «waren» in den zin dier wet (Stb. 1921, 638), wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet) wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, tweede lid, onder b, 2, tweede lid, en 4, eerste lid, wordt «Economische Zaken» telkens vervangen door: Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 5 vervalt.

ARTIKEL III

Het Besluit gastoestellen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» wordt vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. «Onze Minister van Economische Zaken» wordt vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 7, eerste lid, aanhef, wordt als volgt gewijzigd:

1. «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» wordt vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. «Onze Minister van Economische Zaken» wordt vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL IV

Het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder c, van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten wordt «Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Infrastructuur en Milieu.

B

In artikel 6d, eerste lid, onder b, wordt «richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200),» vervangen door: de stoffenrichtlijn.

ARTIKEL V

Artikel 5 van het Spaanplaatbesluit (Warenwet) vervalt.

ARTIKEL VI

Artikel 2b van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vierde lid wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

2. In het derde en vijfde lid wordt «Onze Minister van Economische zaken» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en innovatie.

ARTIKEL VII

Het Warenwetbesluit benzine wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, tweede lid, wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onze Minister van Economische Zaken» wordt vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

2. «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» wordt vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

ARTIKEL VIII

Het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 12, derde lid, 13 en 18, derde lid, wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» telkens vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

In artikel 13a, derde lid, wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

C

In artikel 15, vijfde lid, wordt «Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL IX

In artikel 6, negende lid, van het Warenwetbesluit cosmetische producten wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL X

In artikel 11, tweede lid, van het Warenwetbesluit Doorstraalde waren wordt «de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XI

In artikel 19a, zesde lid, van het Warenwetbesluit drukapparatuur wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XII

In artikel 31 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen wordt «Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XIII

In artikel 3 van het Warenwetbesluit etikettering van schoeisel wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XIV

In artikel 4 van het Warenwetbesluit Gezondheidscontroles levensmiddelen van dierlijke oorsprong (intraverkeer) wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XV

In artikel 16, derde lid, van het Warenwetbesluit honing wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XVI

In artikel 4, derde lid, aanhef, en vijfde lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XVII

In artikel 4, aanhef, van het Warenwetbesluit Invoer levensmiddelen uit derde landen wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XVIII

In artikel 12, tweede lid, van het Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding, wordt «de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XIX

Artikel 7 van het Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen komt te luiden:

Artikel 7

Een wijziging van de cosmeticarichtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet worden gegeven.

ARTIKEL XX

Het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, eerste lid, onder f, 3, eerste lid, en 6, eerste lid, onder a, b en d, wordt «tatoeage- en piercingmateriaal» telkens vervangen door: tatoeage- of piercingmateriaal.

B

In de artikelen 3, eerste lid, 4, vierde en vijfde lid, 5, 6, tweede lid, 7, eerste en tweede lid, en 9, aanhef, wordt «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» telkens vervangen door: Onze Minister.

C

In artikel 3, eerste lid, wordt aan het einde van de zin toegevoegd: of voor dat gebruik is ingericht.

D

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De aanvrager van de vergunning is voor het in behandeling nemen van de aanvraag een retributie verschuldigd aan Onze Minister.

E

Artikel 12 vervalt.

ARTIKEL XXI

Het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 3, eerste lid, onder a, en 4, eerste lid, aanhef, en tweede lid, wordt «Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken» telkens vervangen door: Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Stoffen, afkomstig van materialen als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden niet gerekend tot de in eet- of drinkwaren aanwezige stoffen voor zover deze aan die waren zijn afgegeven door een verpakking bedoeld in artikel 1, onder a, 1°, of een gebruiksartikel, bedoeld in artikel 1, onder b, 1°.

ARTIKEL XXII

Het Warenwetbesluit Werkwijze Adviescommissie Warenwet wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXIII

Het Warenwetbesluit Zuivel wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12a, derde lid, wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

In artikel 18, vijfde lid, wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XXIV

Artikel 4 van het Besluit van 6 maart 2002, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de commissies, bedoeld in artikel 19 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Stb. 2002, 141), wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «coördinerend voorzitter» ingevoegd: en een plaatsvervangend coördinerend voorzitter.

2. In het tweede lid wordt na «coördinerend voorzitter» ingevoegd: of bij diens afwezigheid de plaatsvervangend coördinerend voorzitter.

ARTIKEL XXV

Artikel 3, tweede lid, onder e, van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten wordt als volgt gewijzigd:

1. «artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg» wordt vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

2. «artikel 1, onder g, van de Wet op de jeugdzorg» wordt vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXVI

Het Besluit gedragsbeïnvloeding jeugdigen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder 1°, wordt «artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

B

In de artikelen 2, tweede lid, en 3, tweede lid, wordt «artikel 1, onder f, van die wet» telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van die wet.

ARTIKEL XXVII

In de artikelen 34, onder c, en 35, onder a, van het Besluit justitiële gegevens wordt «artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg» telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXVIII

In artikel 1, onder g, van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994 wordt «artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXIX

In artikel 1, onder c en f, van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt «artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg» telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXX

In Bijlage B, onder b, post 30, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 wordt «artikel 1, eerst lid, van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XXXI

Het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a, onder b, wordt na «artikel 10, eerste lid, onder a, b, c, of d,» ingevoegd: van de wet.

B

In artikel 63 wordt «artikel 1, onder w, van de wet» vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de wet.

ARTIKEL XXXII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 17 april 2012

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Uitgegeven de achtste mei 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In dit besluit is een aantal algemene maatregelen van bestuur gewijzigd. De meeste wijzigingen betreffen besluiten die op grond van de Warenwet zijn vastgesteld en besluiten die verwijzen naar een onderdeel van artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg, terwijl dit artikel niet meer uit onderdelen bestaat. Bij de Warenwetbesluiten gaat het in hoofdzaak om wijzigingen in verband met de naamswijzigingen van ministeries. Daarnaast zijn wijzigingen in het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen aangebracht omdat hier enige verduidelijking wenselijk was en is hierin de mogelijkheid tot betaling voorafgaande aan een vergunningverlening opgenomen. Verder is een tweetal besluiten ingetrokken en is er in andere besluiten een aantal correcties aangebracht. In de artikelsgewijze toelichting wordt hierop ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel I

Het Besluit van 26 maart 1921, tot aanwijzing van de artikelen, welke volgens artikel 1 der Warenwet (1919) zullen worden beschouwd als «waren» in den zin dier wet, (Stb. 1921, 638) (hierna: besluit van 26 maart 1921) is niet meer relevant sinds de ingrijpende herziening van de Warenwet in 1988. In het besluit van 26 maart 1921 werd bepaald welke artikelen als waren in de zin van de Warenwet moesten worden beschouwd. Door de herziening van de Warenwet in 1988 is onder andere de definitie van waren in de Warenwet zelf aanzienlijk uitgebreid. Het besluit van 26 maart 1921 kan daarom worden ingetrokken. Destijds is intrekking van dit besluit abusievelijk achterwege gebleven.

Artikel II, V en XXI onderdeel B

Het besluit van 26 maart 1921 is bij dit besluit ingetrokken. In verband hiermee zijn het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet), het Spaanplaatbesluit (Warenwet) en het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen gewijzigd omdat daarin naar het besluit van 26 maart 1921 werd verwezen. In het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen was de verwijzing in artikel 3, tweede lid, tweede gedachtestreepje, achterhaald en kon daarom vervallen. In het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet) en het Spaanplaatbesluit (Warenwet) ging het om bepalingen die waren uitgewerkt.

Artikel III, IV onderdeel A, VI tot en met XVIII, XXI onderdeel A en XXIII

In deze artikelen worden diverse besluiten op grond van de Warenwet gewijzigd in verband met de naamswijzigingen van ministeries.

Artikel IV onderdeel B

In het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten werd in artikel 6d naar richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200) verwezen. In dit artikel is de juiste verwijzing naar de stoffenrichtlijn opgenomen.

Artikel XIX

In het Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen is alsnog een dynamische verwijzing opgenomen naar richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEG 1976, L 262).

Artikel XX

Onderdeel A betreft een terminologische wijziging in het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen. Volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving moet in dit geval het woord «of» worden gebruikt en niet het woord «en». Door deze wijziging is geen verandering aangebracht in de feitelijke situatie, omdat uit de toelichting duidelijk blijkt dat het ook om uitsluitend tatoeage- of uitsluitend piercingmateriaal kan gaan.

In onderdeel B wordt Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport steeds gewijzigd in Onze Minister. Conform de Aanwijzingen voor de regelgeving kan hier worden volstaan met Onze Minister omdat in artikel 1, eerste lid, onder d, van de Warenwet dit begrip is gedefinieerd.

Ingevolge dit artikel 1, eerste lid, onder d, van de Warenwet kan onder «Onze Minister» zowel de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden verstaan als de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt echter uitsluitend bedoeld als het om de in artikel 1, eerste lid, onder d, 2°, aangeduide onderwerpen gaat. In het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen is het evident dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt bedoeld. Het is niet nodig dit steeds voluit te schrijven.

In onderdeel C wordt aan artikel 3, eerste lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen toegevoegd: «of voor dat gebruik is ingericht». Bij het toezicht op de naleving is in de praktijk enige onduidelijkheid ontstaan. Deze onduidelijkheid heeft vooral te maken met de mogelijkheden tot het opleggen van een boete aan tatoeëerders of piercers die zonder vergunning werken.

Deze wijziging maakt duidelijk dat het mogelijk is om een boete op te leggen indien geconstateerd wordt dat gebruik wordt gemaakt van tatoeage- of piercingmateriaal en dat dit ook mogelijk is als er geconstateerd wordt dat er sprake is van een ruimte die voor dat gebruik is ingericht. Daarnaast moet in beide situaties uiteraard aan de overige eisen van artikel 3, eerste lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen worden voldaan. Deze wijziging verandert de huidige mogelijkheden tot boeteoplegging niet maar neemt wel de ontstane onduidelijkheid weg.

De laatste tijd komt het in toenemende mate voor dat er een vergunning wordt aangevraagd maar betaling daarvan vervolgens niet plaatsvindt. Hoewel de Warenwetregeling tatoeëren en piercen het mogelijk maakt om betaling vooraf te vragen blijkt dit niet ondubbelzinnig uit het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen. Door de wijziging in artikel 4, tweede lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen (onderdeel D) wordt buiten twijfel gesteld dat het mogelijk is om betaling te eisen voorafgaande aan het onderzoek dat nodig is om de vergunning te verlenen.

In onderdeel E wordt artikel 12 van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen ingetrokken omdat dit overgangsrecht inmiddels is uitgewerkt.

Artikel XXII

Het Warenwetbesluit Werkwijze Adviescommissie Warenwet is ingetrokken, aangezien de Adviescommissie Warenwet met ingang van 1 januari 1997 is opgeheven.

Artikel XXIV

De functie van plaatvervangend coördinerend voorzitter is toegevoegd aan het Besluit van 6 maart 2002, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de commissies, bedoeld in artikel 19 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Stb. 2002, 141). Het bleek voor een goed functioneren van de commissies wenselijk om in de mogelijkheid van deze functie te voorzien.

Artikel XXV tot en met XXX en XXXI onderdeel B

In deze artikelen gaat het om de reparatie van besluiten die verkeerd verwijzen naar artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg. Deze besluiten verwijzen naar het artikel, uitgesplitst in letters. Door een wijziging van de Wet op de jeugdzorg (zie daarvoor Stb. 2010, 89, artikel I, onderdeel A, onder c), zijn de letteraanduidingen van de onderdelen van artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg vervallen en in alfabetische volgorde geplaatst. Hierop zijn de besluiten aangepast. Voortaan wordt naar artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg verwezen.

Artikel XXXI, onderdeel A

De huidige redactie van deze bepaling verwijst onbedoeld naar artikel 10 van de algemene maatregel van bestuur, terwijl artikel 10 van de bovenliggende wet is bedoeld.

Artikel XXVI

Van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving is afgeweken. Deze afwijking was noodzakelijk omdat dit ongewenste publieke nadelen voorkomt. Daarbij komt dat deze wijziging geen effect heeft voor derden.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

In dit besluit gaat het om tekstuele aanpassingen en verduidelijkingen. Dit besluit heeft daarom geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven en heeft ook verder geen bedrijfseffecten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven