Besluit van 16 maart 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 2 februari 2012 houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorginstellingen in verband met het regelen van de voorwaarden voor aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de financiering van deze aanspraken (Wet AWBZ-zorg buitenland)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 12 maart 2012, kenmerk Z-3105601;

Gelet op artikel IV van de Wet van 2 februari 2012 houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorginstellingen in verband met het regelen van de voorwaarden voor aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de financiering van deze aanspraken (Wet AWBZ-zorg buitenland);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De artikelen I, onderdelen A, E en EE, II, IIA en III treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 2

Artikel I, onderdelen, B, C en D, treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 maart 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Uitgegeven de zesde april 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet van 2 februari 2012 houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorginstellingen in verband met het regelen van de voorwaarden voor aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de financiering van deze aanspraken (Wet AWBZ-zorg buitenland) bepaalt in artikel IV dat deze wet op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treedt, waarbij dat tijdstip voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel IIA, onderdelen C en D krijgen ingevolge de wet daarbij terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011.

Het onderhavige besluit voorziet in een gedifferentieerde inwerkingtreding.

Artikel 1

In artikel 1 zijn de artikelen en artikelonderdelen genoemd die (overeenkomstig aanwijzing 174, vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) op de vroegst mogelijke termijn in werking kunnen treden, namelijk met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Het gaat om de volgende artikelen en artikelonderdelen:

  • 1. De artikelen I, onderdelen A en E, II, IIA, onderdeel A en III.

    Artikel I, onderdeel A en artikel IIA, onderdeel A brengen de definitie van het instellingsbegrip in de AWBZ en de Zvw in overeenstemming met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak C-444/05 (Stamatalaki). Gelet op die omstandigheid is artikel 174, vierde lid, van de Ar van toepassing. De overgangsregeling in artikel III hangt rechtstreeks samen met de wijziging van het instellingsbegrip en de wijiziging van de Wtzi in artikel II, zodat deze op hetzelfde tijdstip in werking treedt. Artikel I, onderdeel E, heeft betrekking op de beperking van de contracteerverplichting van artikel 16b, eerste lid, tot de toegelaten instellingen bedoeld in artikel 1, onderdeel e, 1°, van de AWBZ.

  • 2. De artikelen I, onderdeel EE, en IIA, onderdelen B en F.

    Het betreft louter technische reparaties van artikel 16c, eerste lid, van de AWBZ (verlettering definitiebepaling van d naar e), en van artikel 9d, vierde lid (plaatsen komma), respectievelijk van artikel 124 (vernummering artikelleden) van de Zvw.

  • 3. Artikel IIA, onderdelen C en D.

    In deze onderdelen wordt de Zvw gewijzigd met het oog op het vaststellen van het deel van de door het CVZ te innen bestuursrechtelijke premies voor wanbetalers dat voor de bekostiging van de uitvoering daarvan is bestemd. Op grond van de wet treden deze bepalingen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011 in werking.

  • 4. Artikel IIA, onderdeel E.

    Dit onderdeel betreft de wijziging van artikel 69 van de Zvw, op grond waarvan het College voor zorgverzekeringen (CVZ) de in dat artikel bedoelde verdragsbijdrage of boete voor gezinsleden mag innen bij de grensarbeider zelf, waarbij de bevoegdheid is verleend de verschuldigde verdragsbijdragen en boetes bij dwangbevel in te vorderen. Gelet op omvang van de verschuldigde bedragen daarvan en de problemen die het CVZ ondervindt deze bedragen zonder dwangbevel in het buitenland te innen, is het noodzakelijk dat het CVZ van deze bepaling zo spoedig mogelijk gebruik kan maken. Met de onderhavige inwerkingtredingsbepaling wordt daarin voorzien.

Artikel 2

Artikel 2 voorziet in de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B, C en D, met ingang van 1 januari 2013.

Ingevolge artikel I, onderdeel B dient voor het daarbij gewijzigde artikel 10 van de AWBZ een algemene maatregel van bestuur te worden vastgesteld die moet worden voorgehangen bij het parlement. De onderdelen C en D van dat artikel hangen samen met onderdeel B en moeten dus gelijk met dat onderdeel in werking treden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven