Besluit van 8 maart 2012, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.30 van de Waterwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 2 maart 2012, nr. IenM/BSK-2012/25913, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 10.5 van de Waterwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel 6.30 van de Waterwet treedt in werking met ingang van 1 april 2012.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 maart 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Uitgegeven de tweeëntwintigste maart 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit koninklijk besluit regelt de inwerkingtreding van artikel 6.30 van de Waterwet.

Artikel 6.30 van de Waterwet (Wtw), dat nog niet in werking was getreden, verplicht het bevoegd gezag en bestuursorganen die betrokken zijn bij de beslissing op een aanvraag om een watervergunning of een melding krachtens de Waterwet om gebruik te maken van de voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (het Omgevingsloket Online). Het Omgevingsloket Online (watermodule) wordt met ingang van 1 april 2012 werkzaam voor watervergunningen. De verplichting om van het OLO gebruik te maken voor het bevoegd gezag en andere betrokken bestuursorganen van artikel 6.30 Wtw sluit daar op aan en wordt eveneens met ingang van 1 april 2012 van kracht. Dit omvat naast de reeds genoemde aanvragen om een watervergunning ook meldingen op grond van het Waterbesluit, de Waterregeling, een verordening van een waterschap (keur), een provinciale waterverordening, en algemene regels als het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij, het Besluit glastuinbouw en het Besluit lozen buiten inrichtingen.

Daarnaast verplicht artikel 6.20, tweede lid, van het Waterbesluit bedrijven om uitsluitend langs elektronische weg een watervergunning aan te vragen of een melding te verrichten. Dit artikel is nog niet in werking getreden. Deze verplichting voor bedrijven om gebruik te maken van het OLO wordt naar verwachting met ingang van 1 oktober 2012 van kracht. Voor bedrijven gaat dus een overgangsperiode tot 1 oktober 2012 gelden waarin zij gebruik kunnen maken van het OLO maar daartoe nog niet verplicht zijn. Daarmee wordt aangesloten bij het moment waarop de artikelen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die bedrijven verplichten om voor de omgevingsvergunning van het OLO gebruik te maken, in werking treden (eveneens 1 oktober 2012). Te zijner tijd zal de inwerkingtreding van artikel 6.30, tweede lid, Waterbesluit, bij afzonderlijk koninklijk besluit worden geregeld.

De systematiek voor de vaste verandermomenten (VVM) kan voor overheden en betrokken bestuursorganen niet worden gevolgd (m.n. niet de termijn van twee maanden tussen publicatie van dit koninklijk besluit en het van kracht worden van de desbetreffende artikelen van Waterwet en Waterbesluit). Reden daarvoor is dat eerst in februari 2012 voldoende zekerheid ontstond over de release van de watermodule per 1 april 2012. Omdat de watermodule onder meer technisch samenhangt met invoering van het op 1 april 2012 van kracht wordende Bouwbesluit 2012 is een latere inwerkingtreding (bijv. 1 juli 2012) niet mogelijk. Om onoplosbare uitvoeringsproblemen en hoge publieke kosten en administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van vertragingen te voorkomen wordt in casu van de VVM-systematiek afgeweken. Voor de betrokken overheden (waterschappen, provincies, Rijkswaterstaat) is dit geen probleem omdat deze reeds zijn aangesloten op het OLO en gereed zijn om ermee te gaan werken. Voor burgers en bedrijven heeft dat geen nadelige gevolgen. Zij kunnen vanaf 1 april een aanvraag of melding langs elektronische weg indienen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Naar boven