Besluit van 9 februari 2011 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met de mobiliteit van medewerkers van de politie en de erkenning van beroepskwalificaties

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 23 december 2010, 5680318/10/6;

Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 januari 2011, no.W03.10.0587/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 3 februari 2011; 5684058/11/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het derde lid kan een aanstelling van een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die de initiële opleiding alsmede de daarop volgende proeftijd heeft voltooid, in tijdelijke dienst plaatsvinden:

    • a. ter vervanging van een wegens ziekte of uit andere hoofde afwezige ambtenaar, of

    • b. ter uitvoering van werkzaamheden van kennelijk tijdelijk karakter.

B

Aan artikel 7 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Een migrerende beroepsbeoefenaar die in het bezit is van een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, (afgegeven ten aanzien van de te vervullen functie,) kan worden aangesteld als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak.

C

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt als volgt te luiden:

  • d. indien het een ambtenaar betreft die in dienst wordt genomen als leerling ter opleiding tot een functie binnen de politieorganisatie dan wel in verband met zijn verdere praktische opleiding of vorming, of indien een wijziging in de taak van het betrokken dienstvak is voorgenomen.

2. Onderdeel f komt te vervallen.

D

Na artikel 50 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 50a.

  • 1. De ambtenaar kan worden verplicht een test af te leggen ter vaststelling van zijn fysieke conditie. Onze Minister stelt terzake van de test en voor welke categorieën ambtenaren dit geldt nadere regels vast.

  • 2. Bij ministeriële regeling zullen de gevolgen van het blijkens de afgelegde test uit het eerste lid niet beschikken over voldoende fysieke conditie voor de uitoefening van politietaken worden vastgesteld.

E

In artikel 90 komen:

het tweede en tiende lid te vervallen onder vernummering van het derde tot en met negende lid tot tweede tot en met achtste lid en het elfde lid tot negende lid.

F

Artikel 99b komt te vervallen.

G

Aan artikel 99c wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Degene die in de periode van 1 juli 2007 tot 1 januari 2008 op grond van artikel 4a, zoals dat gold op 30 juni 2007, tijdelijk is aangesteld of op grond van artikel 62 is gedetacheerd ter vervulling van een hoger gewaardeerde functie dan de salarisschaal waarin hij bezoldigd is en deze functie langer dan twee jaar na aanstellen of detachering onafgebroken heeft bekleed, heeft recht op behoud van die hogere salarisschaal, bij beëindiging van de tijdelijke aanstelling of detachering.

ARTIKEL II

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, derde lid, vervalt «17b,».

B

In artikel 6, negende lid, vervalt «, tenzij artikel 17b van toepassing is».

C

Artikel 49a komt te vervallen.

D

Aan artikel 49b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Degene die in de periode van 1 juli 2007 tot 1 januari 2008 op grond van artikel 4a, zoals dat gold op 30 juni 2007, tijdelijk is aangesteld of op grond van artikel 62 is gedetacheerd ter vervulling van een hoger gewaardeerde functie dan de salarisschaal waarin hij bezoldigd is en deze functie langer dan twee jaar na aanstellen of detachering onafgebroken heeft bekleed, heeft recht op behoud van die hogere salarisschaal, bij beëindiging van de tijdelijke aanstelling of detachering.

E

In artikel 50, eerste lid, vervalt «17b».

F

Artikel 50a komt te luiden:

De bijlagen, behorende bij dit besluit, alsmede de bedragen, genoemd in de artikelen 3a, 14,18, 23, 25b, 27 en 29 kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd, met dien verstande dat met uitzondering van de bedragen, genoemd in de artikelen 14, 18 en 27, deze bijlagen en bedragen slechts worden aangepast overeenkomstig een algemene salarismaatregel in de sector politie.

ARTIKEL III

Artikel 38 van het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten komt te luiden:

Artikel 38

  • 1. De bedragen, genoemd in de artikelen 13, tweede lid, en 14, eerste lid, worden per 1 januari van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling gewijzigd, overeenkomstig de geschoonde consumentenprijsindex voor restaurants en accommodaties, vastgesteld door het Centraal bureau voor de statistiek.

  • 2. De bijlage, bedoeld in artikel 22, tweede lid, wordt per 1 april en 1 oktober van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling gewijzigd, overeenkomstig de Schedules of Daily Subsistence Allowance Rates van de Verenigde Naties van 1 januari respectievelijk 1 juli van dat kalenderjaar.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt voor artikel I, onderdeel B, terug tot en met 21 december 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 9 februari 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de zeventiende februari 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In dit besluit worden verschillende wijzigingen in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), het Besluit bezoldiging politie (Bbp) en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie geregeld.

Enkele wijzigingen, zowel in het Barp als in het Bbp hebben betrekking op de wijzigingen op het gebied van de flexibiliteit. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord 1999–2000 waren afspraken gemaakt over aanpassingen van de rechtspositie die een flexibeler inzet van het personeel mogelijk maakten. Deze aanpassingen hadden betrekking op tijdelijke aanstellingen, tijdelijke bevorderingen; een detacheringstoelage en verplaatsingsbevoegdheden. Dit samenstel van wijzigingen staat bekend als de flexbepalingen.

In een brief aan het Commissie Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (CGOP) van de directeur Politie en Veiligheidsregio’s van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 juni 2007 (kenmerk 2007-0000332127) is aangegeven dat een evaluatie heeft uitgewezen dat het regelen van flexibiliteit op het punt van bedrijfsvoering in het Barp en Bbp niet het gewenste effect heeft gehad. Door de flexibiliteit uit het Barp en Bbp te halen en te regelen op een lager regelniveau, via de beleidslijn mobiliteit, wordt het gewenste effect behaald. De flexbepalingen in de regelingen zijn per 1 juli 2007 vervallen. In het Barp en Bbp is de laatste verlenging van de bepalingen van 1 juli tot en met 31 december 2007 en daardoor de definitieve intrekking van de flexbepalingen niet verwerkt. Deze intrekking van de flexbepalingen worden middels dit besluit verwerkt.

Daarnaast worden als gevolg van de Algemene wet erkenning EG beroepskwalificaties (Stb. 2007, nr. 530) de kwalificatie-eisen voor de aanstelling tot ambtenaar van politie uit het Barp aangevuld met het vereiste van een erkenning van EG-beroepskwalificaties.

In de Politie-cao die op 23 november 2005 is ondertekend, is aangegeven dat er aandacht zou gaan naar fit en gezond werken bij de politie. Het nieuw in te voeren artikel 50a van het Barp biedt de mogelijkheid een fysieke vaardigheidstoets in te voeren. Er zal nog nader bepaald moeten worden wanneer deze toets ingevoerd wordt en welke verplichtingen en consequenties hieraan verbonden zullen worden. Dit zal worden uitgewerkt in een ministeriele regeling.

De overige wijzigingen worden in de artikelsgewijze toelichting uitgewerkt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel B

Met de inwerkingtreding van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties op 21 december 2007 (hierna: de wet) is de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L255) geïmplementeerd. Deze richtlijn heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in EU-lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat EU-onderdanen die hun beroepskwalificaties in een lidstaat hebben behaald toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van die lidstaat.

De nieuwe richtlijn strekt ertoe de drie eerdere richtlijnen betreffende het algemene stelsel van erkenning van beroepskwalificaties evenals een twaalftal sectorale richtlijnen in één richtlijn onder te brengen teneinde te voorzien in een eenvoudiger en duidelijker geheel van voorschriften.

In het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap worden onder meer de afschaffing van hinderpalen voor het vrije verkeer van personen en diensten en het recht van vrije vestiging als middelen genoemd om de doeleinden van de Gemeenschap te bereiken. Voor de realisering van vrij personenverkeer en vrije vestiging vormde de onderlinge erkenning van diploma’s al vanaf de beginfase van de Europese gemeenschap een grote hinderpaal. Voor een migrerende beroepsbeoefenaar kan het lastig zijn om een beroep in een andere lidstaat uit te oefenen als dat beroep is gereglementeerd. Voor deze beroepen is namelijk de toegang wettelijk geregeld. Dat wil zeggen dat ze alleen mogen worden uitgeoefend als men voldoet aan een in regelgeving vastgelegde kwalificatie. Voor het uitoefenen van een functie bij de politie is dit bijvoorbeeld het geval. In de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties politiepersoneel is nadere uitwerking gegeven aan de procedure en eisen van de erkenning van beroepskwalificaties.

In artikel 7 van het Besluit algemene rechtspositie politie wordt bepaald aan welke kwalificatie-eisen men moet voldoen voor de aanstelling tot ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Deze aanstellingseisen worden door dit besluit aangevuld met het vereiste van een erkenning van EG-beroepskwalificaties. Bij de aanstelling gelden naast de kwalificatie-eisen tevens de overige eisen die bij of krachtens het Besluit algemene rechtspositie politie zijn gesteld aan de aanstelling zoals de eis van Nederlanderschap. Doordat de Wet op 21 december 2007 in werking is getreden, werken de artikelen terug tot en met die datum.

Artikel I, onderdelen A, C, E en F

Met ingang van 1 juli 2007 is artikel 4a in het Barp komen te vervallen. Thans worden de verwijzingen naar dit artikel alsnog uit het Barp geschrapt.

Artikel I, onderdeel D

In de Politie-cao welke op 23 november 2005 is ondertekend, stond onder meer dat er aandacht zou gaan naar fit en gezond werken bij de politie. Politiemensen moeten daarvoor de nodige voorzieningen krijgen. Er komt een gezondheidsmeting en een fitheidstest (ook wel de fysieke vaardigheidstoets genoemd), waarover tussen het werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties nog overleg wordt gevoerd. De ministeriele regeling uit de beide leden zullen nader uitgewerkt worden na overleg tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties.

Artikel I, onderdeel G en artikel II, onderdeel D

In het CGOP is in juni 2007 afgesproken dat artikel 4a Barp en artikel 17b Bbp in plaats van per 1 juli 2007 per 1 januari 2008 zou komen te vervallen. Er is dus een half jaar extra werking aan het artikel gegeven maar wel met de voorwaarde dat degene die in dat half jaar op grond van artikel 4a een functie uit zou oefenen na twee jaar in plaats van na vier jaar aanspraak zou mogen maken op een hogere schaal indien hij dit in de periode van plaatsing op grond van artikel 4a ook genoten heeft. Deze voorwaarde wordt thans in het Barp vastgelegd.

Artikel II, onderdelen A, B en E

Artikel 17 b in het Bbp is per 1 juli 2007 komen te vervallen. Met de onderdelen A, B, C en E worden verwijzingen naar dit artikel uit het Bbp geschrapt.

Artikel II, onderdeel F

Deze wijziging betreft een omissie waardoor er strikt genomen geen bijlagen van het Bbp gewijzigd mochten worden maar alleen de bedragen. Dit zou een onleesbare regeling tot gevolg hebben waardoor bij deze wijziging bovenstaande omissie wordt rechtgezet.

Artikel III

Het opnieuw vaststellen van artikel 38 betreft een redactionele aanpassing waarmee wordt bewerkstelligd dat de bedragen op grond van dit artikel in dit besluit bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven