Wet van 13 oktober 2011 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met betrekking tot de één-locatie-eis en de terugbetalingsplicht kinderopvangtoeslag voor ouders over het kalenderjaar 2010

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het mogelijk te maken dat een gastouder op meer dan een locatie gastouderopvang biedt en het wenselijk is de aanspraak op kinderopvangtoeslag voor ouders over het kalenderjaar 2010 niet afhankelijk te stellen van registratie van de gastouder in het register kinderopvang;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het begrip gastouderopvang wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c vervalt.

b. De onderdelen d en e worden verletterd tot c en d.

c. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:

  • c. waarbij de opvang plaatsvindt:

    • 1°. op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd,

    • 2°. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel

    • 3°. op twee of meer van deze woonadressen; en.

2. In alfabetische volgorde wordt het volgende begrip ingevoegd:

voorziening voor gastouderopvang:

gastouderopvang door een specifieke gastouder op een specifiek woonadres;.

B

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt de zinsnede «Het eerste en tweede lid zijn» vervangen door: Het eerste lid is.

C

Na artikel 3.6 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.6a

  • 1. In afwijking van artikel 1.5, eerste lid, onder b, heeft een ouder voor het berekeningsjaar 2010 tevens aanspraak op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft gastouderopvang, die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau, in een of meer voorzieningen voor gastouderopvang die niet in het register kinderopvang zijn opgenomen onder voorwaarde dat is voldaan aan artikel 1.56b, derde, vierde en vijfde lid.

  • 2. Voor zover er geen uniek nummer is verstrekt als bedoeld in artikel 1.10, is dat artikel niet van toepassing gedurende het berekeningsjaar 2010.

  • 3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 3.6b

  • 1. Voorzieningen voor gastouderopvang die niet zijn opgenomen in het register kinderopvang, worden voor de toepassing van artikel 1.5, eerste lid, onder b, gelijk gesteld met een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang op voorwaarde dat:

    • a. van de gastouder die de opvang verzorgt in een gelijkgestelde voorziening één voorzienig voor gastouderopvang is opgenomen in het register kinderopvang; en

    • b. de gelijkgestelde voorzieningen voor gastouderopvang voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van afdeling 3 van hoofdstuk 1.

  • 2. Indien opvang plaatsvindt in meer dan een voorzienig van gastouderopvang heeft een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, tweede lid, betrekking:

    • a. op het woonadres van de gastouder, indien de gastouderopvang zal plaatsvinden op zowel het woonadres van de gastouder als op het woonadres van een of meer ouders; of

    • b. op een van de woonadressen van de ouders, indien de gastouderopvang uitsluitend zal plaatsvinden op twee of meer woonadressen van ouders.

  • 3. Indien de gastouder van wie een voorziening voor gastouderopvang met het woonadres van een ouder is ingeschreven in het register kinderopvang, na die inschrijving tevens opvang gaat bieden op het eigen woonadres, wordt dit aangemerkt als een wijziging in de gegevens als bedoeld in artikel 1.47, eerste lid.

  • 4. Op het in exploitatie nemen van een op grond van het eerste lid gelijkgestelde voorziening voor gastouderopvang zijn de artikelen 1.45 tot en met 1.47a niet van toepassing.

  • 5. Een ouder die gebruik maakt van een of meer voorzieningen die zijn gelijkgesteld op grond van het eerste lid, verstrekt het in artikel 1.10 bedoelde unieke nummer dat is afgegeven voor de geregistreerde voorziening bedoeld in het eerste lid, onder a, eveneens ten aanzien van de gelijkgestelde voorzieningen.

  • 6. Dit artikel geldt vanaf het berekeningsjaar 2011 en vervalt met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip waarbij de verschillende leden op verschillende tijdstippen kunnen vervallen.

Artikel 3.6c

  • 1. De in artikel 1.61, eerste lid, genoemde toezichthouder kan in afwijking van artikel 1.62 tevens ten aanzien van een op grond van artikel 3.6b, eerste lid, gelijkgestelde voorziening voor gastouderopvang onderzoeken of de exploitatie van deze voorziening redelijkerwijs plaatsvindt in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van afdeling 3 van hoofdstuk 1. De artikelen 1.61, 1.62, derde lid, en 1.63 tot en met 1.66 zijn met ingang van 1 januari 2011 van overeenkomstige toepassing op een op grond van artikel 3.6b, eerste lid, gelijkgestelde voorziening voor gastouderopvang.

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL IA

Aan artikel 2 van de Kaderwet SZW-subsidies wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. het kinderopvangbeleid.

ARTIKEL IB

In artikel 2 van de Wet overige OCW-subsidies vervalt onderdeel d en wordt onderdeel e geletterd tot d.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

  • 2. De artikelen IA en IB treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 13 oktober 2011

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de achtentwintigste oktober 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 693

Naar boven