Besluit van 30 september 2011 tot wijziging van het Besluit strategische goederen in verband met de implementatie van richtlijn 2009/43/EG

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 20 maart 2011, nr. WJZ / 11038686, gedaan na overleg met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op richtlijn nr. 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PbEU 2009, L 146) en de artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1 van de Algemene douanewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 mei 2011, nr. W15.11.0091/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 september 2011, nr. WJZ / 11104486;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit strategische goederen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

algemene overdrachtsvergunning:

een bij ministeriële regeling verleende toestemming aan in Nederland gevestigde beschikkingsbevoegden voor de overdracht van militaire goederen aan in een andere lidstaat gevestigde ontvanger;

algemene uitvoervergunning:

een bij ministeriële regeling verleende toestemming aan in Nederland gevestigde beschikkingsbevoegden voor de uitvoer van militaire goederen uit Nederland naar een derde land;

beschikkingsbevoegde:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bevoegd is over militaire goederen te beschikken;

derde land:

een land niet zijnde een lidstaat;

doorvoer door Nederland:

het vervoer van militaire goederen die uitsluitend het Nederlands grondgebied worden binnengebracht om via dat gebied te worden vervoerd naar een bestemming buiten het Nederlands grondgebied;

globale overdrachtsvergunning:

een op aanvraag aan een beschikkingsbevoegde verleende vergunning voor de overdracht van militaire goederen aan ontvangers of categorieën van ontvangers in één of meer andere lidstaten;

globale uitvoervergunning:

een op aanvraag aan een beschikkingsbevoegde verleende vergunning voor de uitvoer van militaire goederen aan ontvangers of categorieën van ontvangers in één of meer derde landen;

individuele overdrachtsvergunning:

een op aanvraag aan een beschikkingsbevoegde verleende vergunning voor de overdracht van militaire goederen aan een individuele ontvanger in een andere lidstaat;

individuele uitvoervergunning:

een op aanvraag aan een beschikkingsbevoegde verleende vergunning voor de uitvoer van militaire goederen aan een individuele ontvanger in een derde land;

invoer in Nederland:

het binnenbrengen van militaire goederen in Nederlands grondgebied, anders dan voor doorvoer door Nederland;

lidstaat:

een lidstaat van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein;

militaire goederen:

de militaire goederen, bedoeld in een door Onze Minister na overleg met Onze Minister wie het mede aangaat vast te stellen ministeriële regeling;

Nederlands grondgebied:

het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;

Onze Minister:

Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

overdracht uit Nederland:

elke overbrenging of verplaatsing van een militair goed van het Nederlands grondgebied naar een bestemming in een andere lidstaat;

uitvoer uit Nederland:

het doen verlaten van goederen van Nederlands grondgebied naar een derde land, anders dan voor doorvoer door Nederland;

richtlijn 2009/43/EG:

richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PbEU 2009, L 146);

verordening 428/2009:

verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2009, L 134);

wet:

de Algemene douanewet.

B

In artikel 4a, derde lid, wordt «een andere lidstaat» vervangen door: een andere lidstaat van de Europese Unie.

C

Na artikel 4a worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 4b

  • 1. Onze Minister verleent een vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van verordening 428/2009.

  • 2. Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid onder beperkingen verlenen en kan aan een vergunning voorschriften en voorwaarden verbinden.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de wijze waarop en door wie een vergunning wordt aangevraagd;

    • b. de aard van de vergunning.

Artikel 4c

Onze Minister kan een door hem afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van verordening 428/2009, in ieder geval intrekken indien:

  • a. de vergunning is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens of

  • b. de voorschriften en voorwaarden van de vergunning niet in acht zijn genomen.

D

De paragrafen 3 en 4 worden vervangen door drie nieuwe paragrafen, luidende:

§ 3. Invoer en doorvoer van militaire goederen

Artikel 5
  • 1. Het is verboden om militaire goederen door te voeren door Nederland zonder vergunning.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. de doorvoer door Nederland van militaire goederen die uitsluitend worden vervoerd door de territoriale wateren of door het luchtruim;

    • b. de doorvoer door Nederland van militaire goederen die afkomstig zijn uit, of als eindbestemming hebben Australië, Japan, Nieuw-Zeeland, Zwitserland of een van de lidstaten van de Europese Unie of de Noord-Atlantische verdragsorganisatie.

  • 3. Onze Minister kan besluiten dat voor de doorvoer door Nederland van militaire goederen in situaties als bedoeld in het tweede lid een vergunning is vereist:

    • a. indien het belang van de internationale rechtsorde of een daarop betrekking hebbende internationale afspraak dat vereist of

    • b. indien Onze Minister dit noodzakelijk acht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de nationale veiligheid.

Artikel 6
  • 1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van artikel 5, eerste lid.

  • 2. Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van artikel 5, eerste lid.

  • 3. Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

Artikel 7
  • 1. Onze Minister verleent een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2. Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid onder beperkingen verlenen en kan aan een vergunning voorschriften en voorwaarden verbinden.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de wijze waarop en door wie een vergunning wordt aangevraagd;

    • b. de aard van de vergunning.

Artikel 8

Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, in ieder geval intrekken, indien:

  • a. de vergunning is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens of

  • b. de voorschriften en voorwaarden van de vergunning niet in acht zijn genomen.

Artikel 9

Het is verboden om de goederen, bedoeld in lijst 2 van onderdeel B van de Bijlage inzake stoffen bij het op 3 september 1992 tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Trb. 2006, 26) in te voeren in Nederland uit landen, die geen partij zijn bij dit verdrag.

Artikel 10
  • 1. Indien geen vergunning is vereist voor de doorvoer van militaire goederen, vindt een melding plaats.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. bij wie, de wijze waarop en door wie een melding wordt gedaan;

    • b. het tijdstip van een melding;

    • c. de inhoud van een melding.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van het eerste lid.

  • 4. Een vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

  • 5. Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid.

  • 6. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

§ 4. Uitvoer van militaire goederen

Artikel 11
  • 1. Het is verboden om militaire goederen uit te voeren uit Nederland zonder individuele, globale of algemene uitvoervergunning.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de uitvoer uit Nederland van militaire goederen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens.

Artikel 12
  • 1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van artikel 11, eerste lid.

  • 2. Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van artikel 11, eerste lid.

  • 3. Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

Artikel 13
  • 1. Een algemene uitvoervergunning wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 2. Een algemene uitvoervergunning kan onder beperkingen worden vastgesteld en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan verbonden worden.

  • 3. Onze Minister kan een beschikkingsbevoegde uitsluiten van het gebruik van een algemene uitvoervergunning ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen, openbare orde of openbare veiligheid.

Artikel 14
  • 1. Onze Minister verleent op aanvraag een individuele uitvoervergunning of een globale uitvoervergunning.

  • 2. Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid onder beperkingen verlenen en kan aan een vergunning voorschriften en voorwaarden verbinden.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop en door wie een vergunning wordt aangevraagd.

Artikel 15

Onze Minister kan een individuele uitvoervergunning of een globale uitvoervergunning in ieder geval intrekken indien:

  • a. de vergunning is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens of

  • b. de voorschriften en voorwaarden van de vergunning niet in acht zijn genomen.

Artikel 16
  • 1. Indien geen individuele, globale of algemene uitvoervergunning is vereist voor de uitvoer van militaire goederen, vindt een melding plaats, tenzij het uitvoer uit Nederland betreft van militaire goederen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de wijze waarop en door wie een melding wordt gedaan;

    • b. het tijdstip van een melding;

    • c. de inhoud van een melding.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van het eerste lid.

  • 4. Vrijstellingen of ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

Artikel 17
  • 1. Voorafgaand aan het eerste gebruik van een algemene uitvoervergunning vinden gelijktijdig een verzoek tot registratie en een melding plaats.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de wijze waarop en door wie een verzoek tot registratie en een melding moet worden gedaan;

    • b. het tijdstip van een verzoek tot registratie of een melding;

    • c. de inhoud van een verzoek tot registratie of een melding;

    • d. de registratievoorwaarden.

§ 5. Overdracht van militaire goederen

Artikel 18
  • 1. Het is verboden om militaire goederen over te dragen uit Nederland zonder overdrachtsvergunning.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. de overdracht uit Nederland van militaire goederen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens;

    • b. de overdracht uit Nederland van militaire goederen naar België en Luxemburg.

  • 3. Onze Minister kan besluiten dat voor de overdracht van militaire goederen in situaties als bedoeld in het tweede lid, onder b, een vergunning is vereist:

    • a. indien het belang van de internationale rechtsorde of een daarop betrekking hebbende internationale afspraak dat vereist;

    • b. indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de nationale veiligheid.

Artikel 19
  • 1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van artikel 18, eerste lid.

  • 2. Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van artikel 18, eerste lid.

  • 3. Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

Artikel 20
  • 1. Een algemene overdrachtsvergunning wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 2. Een algemene overdrachtsvergunning kan onder beperkingen worden vastgesteld en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan verbonden worden.

  • 3. Onze Minister kan een beschikkingsbevoegde uitsluiten van het gebruik van een algemene overdrachtsvergunning ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen, openbare orde of openbare veiligheid.

Artikel 21
  • 1. Onze Minister verleent op aanvraag een individuele overdrachtsvergunning of een globale overdrachtsvergunning.

  • 2. Een globale overdrachtsvergunning wordt voor drie jaar verleend en kan worden verlengd.

  • 3. Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid onder beperkingen verlenen en aan een vergunning voorschriften en voorwaarden verbinden.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop en door wie een vergunning wordt aangevraagd.

Artikel 22
  • 1. Een individuele overdrachtsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a. de aanvraag voor een overdrachtsvergunning niet beperkt is tot één overdracht;

    • b. gebruik kan worden gemaakt van een algemene overdrachtsvergunning of een globale overdrachtsvergunning.

  • 2. Een globale overdrachtsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a. ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen of om redenen van openbare orde;

    • b. in verband met internationale verplichtingen en verbintenissen met andere lidstaten;

    • c. indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de beschikkingsbevoegde niet zal kunnen voldoen aan alle voorwaarden die nodig zijn om een globale overdrachtsvergunning te kunnen verkrijgen.

Artikel 23

Onze Minister kan een individuele of globale overdrachtsvergunning in ieder geval intrekken indien:

  • a. de vergunning werd verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens of

  • b. de voorschriften en voorwaarden van de vergunning niet in acht zijn genomen.

Artikel 24
  • 1. Indien geen vergunning is vereist voor de overdracht van militaire goederen, vindt een melding plaats, tenzij het overdracht uit Nederland betreft van militaire goederen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. aan wie, de wijze waarop en door wie een melding wordt gedaan;

    • b. het tijdstip van de melding;

    • c. de inhoud van de melding.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van het eerste lid.

  • 4. Een vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

  • 5. Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid.

  • 6. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

Artikel 25
  • 1. Een beschikkingsbevoegde stelt de ontvanger van militaire goederen in kennis van de beperkingen, voorschriften en voorwaarden van de individuele, globale of algemene overdrachtsvergunning op basis waarvan de overdracht heeft plaats gevonden.

  • 2. Een beschikkingsbevoegde rapporteert na afloop van een bij ministeriële regeling vast te stellen termijn over het gebruik van een individuele, globale of algemene overdrachtsvergunning door middel van een overzicht, waarin bij ministeriële regeling vast te stellen informatie is vermeld.

  • 3. De beschikkingsbevoegde is verplicht de administratie en alle op de overdracht betrekking hebbende documenten bij te houden overeenkomstig artikel 10 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 26
  • 1. Voorafgaand aan het eerste gebruik van de algemene overdrachtsvergunning vinden gelijktijdig een verzoek tot registratie en een melding plaats.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de wijze waarop en door wie een verzoek tot registratie en een melding moet worden gedaan;

    • b. het tijdstip van een verzoek tot registratie en een melding;

    • c. de inhoud van een verzoek tot registratie en een melding;

    • d. de registratievoorwaarden vóór eerste gebruikmaking van een algemene overdrachtsvergunning

Artikel 27
  • 1. Onze Minister kan op verzoek van een ontvanger van militaire goederen, deze ontvanger erkennen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van richtlijn 2009/43/EG.

  • 2. Een erkenning kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan worden verbonden.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

    • a. de wijze waarop en door wie een erkenning wordt aangevraagd;

    • b. de gronden om een erkenning te verlenen.

  • 4. De erkenning geschiedt voor een periode van 5 jaar.

  • 5. Onze Minister beslist binnen 16 weken op een verzoek tot erkenning.

  • 6. Op verzoek van ontvanger of indien een ontvanger niet meer voldoet aan de voorschriften en voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, kan Onze Minister de erkenning intrekken.

  • 7. Het besluit tot erkenning, bedoeld in het vijfde lid, en het besluit tot intrekking, bedoeld in het zesde lid, worden gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 8. Een certificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 2009/43/EG, afgegeven in een andere EU-lidstaat, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein, wordt gelijkgesteld met een erkenning als bedoeld in het eerste lid.

E

1. Paragraaf 5 wordt vernummerd tot paragraaf 6.

2. De artikelen 9 tot en met 11 worden vernummerd tot de artikelen 28 tot en met 30.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 30 juni 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 30 september 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Algemeen

Op 6 mei 2009 is richtlijn (EG) nr. 2009/43 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (hierna: richtlijn 2009/43) aangenomen. Ter implementatie van deze richtlijn is het Besluit strategische goederen aangepast. In het derde onderdeel van deze toelichting is de transponeringstabel opgenomen.

Doelstelling van de richtlijn is het vereenvoudigen van de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten, dat wil zeggen militaire goederen zoals opgenomen in de EU-lijst van militaire goederen. Om de overdracht binnen de Europese Unie te vereenvoudigen zijn lidstaten verplicht drie typen overdrachtsvergunningen te hanteren, te weten de individuele, globale en algemene overdrachtsvergunningen. De richtlijn is echter niet alleen van toepassing op de Europese Unie, maar ook op de landen die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte (EER). De individuele overdrachtsvergunning is een vergunning die aan één beschikkingsbevoegde wordt verleend voor de overdracht van bepaalde militaire goederen naar één ontvanger in een EU-lidstaat, IJsland, Noorwegen of Liechtenstein. Een globale vergunning verleent toestemming aan één beschikkingsbevoegde voor de overdracht van één of meer militaire goederen naar één of meer bestemmingen in een EU-lidstaat, IJsland, Noorwegen of Liechtenstein. Een algemene overdrachtsvergunning is een bij ministeriële regeling verleende toestemming voor de overdracht van militaire goederen uit Nederland naar bestemmingen binnen een lidstaat van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Er zijn nu twee soorten vergunningssystemen onderscheiden afhankelijk van de bestemming van de militaire goederen. De al bestaande vergunningplicht voor de uitvoer van militaire goederen, opgenomen in artikel 11 van het Besluit strategische goederen (hierna: Bsg), is ingeperkt tot situaties waarin de militaire goederen een bestemming buiten de EU-lidstaten, IJsland, Noorwegen of Liechtenstein krijgen. Indien de militaire goederen een bestemming binnen de EU krijgen is voortaan een overdrachtsvergunning vereist.

Voor de overdracht van militaire goederen naar EU-lidstaten, IJsland, Noorwegen of Liechtenstein worden individuele en globale overdrachtsvergunningen afgegeven. Daarnaast wordt een aantal algemene overdrachtsvergunningen gepubliceerd. De algemene overdrachtsvergunningen worden niet aan een individueel bedrijf toegekend maar gepubliceerd in de Staatscourant. Elk bedrijf dat gevestigd is in Nederland kan hiervan gebruik maken, mits is voldaan aan de voorwaarden en voorschriften die aan de algemene overdrachtsvergunningen zijn verbonden.

De algemene overdrachtsvergunningen worden bij ministeriële regeling vastgesteld. Eén van de algemene overdrachtsvergunningen zal beogen de overdracht van militaire goederen naar gecertificeerde afnemers in andere EU-lidstaten te vereenvoudigen. Afnemers van militaire goederen gevestigd in Nederland kunnen op verzoek gecertificeerd («erkend») worden waarna zij onder algemene overdrachtsvergunningen (in plaats van individuele of globale vergunningen) militaire goederen kunnen ontvangen van leveranciers uit andere EU-lidstaten. Deze erkenningsbevoegdheid is in het onderhavige besluit bij de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: Minister) neergelegd (artikel 27).

2. Uitvoerings- en handhavingsaspecten

De Douane is voor het goederenverkeer de controledienst bij uitstek aan de EU-buitengrens. Het toezicht op de naleving van de in dit besluit vervatte regels vindt plaats in het kader van het toezicht van de Douane met toepassing van de methodiek van risicobeheersing, met name risico-analyses. Het toezicht op de naleving van het gebruik van de nieuw geïntroduceerde algemene overdrachtsvergunningen en de erkende bedrijven zal met name bij de Belastingdienst/Douane/team POSS (Precursoren, Oorsprongsbescheiden, Strategische goederen en Sanctiewetgeving) komen te liggen. Momenteel wordt voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik (dual use goederen) al op beperkte schaal gebruik gemaakt van algemene vergunningen en de handhavingsinstanties zijn dus al bekend met dit verschijnsel. Vooral via de bedrijfsbezoeken van POSS zal achteraf geconstateerd moeten worden of gebruikers aan de voorschriften en voorwaarden van de algemene overdrachtsvergunningen voldoen. Dit blijkt in de praktijk goed werkbaar gezien de voorafgaande registratie van de gebruikers van algemene vergunningen waardoor de gebruikers die gecontroleerd moeten worden bekend zijn.

Met betrekking tot de strafbaarstelling zij opgemerkt dat overtreding van de vergunningplicht als bedoeld in artikel 5, 11 of 18 van het Bsg een overtreding is van artikel 1:4 en 3:1 van de Algemene douanewet. Een dergelijke overtreding is een economisch delict in de zin van artikel 1, onder 1° van de Wet op de economische delicten (WED). De straf voor een dergelijke overtreding staat in artikel 6 WED.

3. Administratieve lasten

Het gebruik van de algemene overdrachtsvergunningen leidt naar schatting tot een jaarlijkse vermindering van ruim 200 individuele vergunningaanvragen. Hierdoor zullen de administratieve lasten voor exporteurs structureel afnemen met in totaal € 3.000. Daartegenover staat een eenmalige registratie en melding voor het gebruik van de algemene vergunningen, de administratieve lasten hiervoor bedragen eenmalig ongeveer € 700, uitgaande van 100 registraties. De erkenning van bedrijven geeft eveneens eenmalige administratieve lasten. Naar verwachting zullen er niet meer dan tien aanvragen voor erkenning worden ingediend. De erkenning is niet bedoeld voor handelaren, maar voor bedrijven die de militaire goederen die zij van derden ontvangen inbouwen in hun (gedeeltelijk) voltooide militaire producten en deze onder eigen naam of handelsmerk op de markt brengen. Deze bedrijven zullen een aanvraag en bijbehorende documentatie (waaronder een beschrijving van het uitvoerbeheerssysteem) dienen in te sturen wat naar schatting eenmalig maximaal € 100 per bedrijf zal kosten. De totale administratieve lasten van de erkenning bedragen daarmee € 1.000. Naar verwachting zullen alle bedrijven die om erkenning verzoeken al werken met een geschikt uitvoerbeheersysteem zodat zij hun processen niet hoeven aan te passen. Er zijn dan geen nalevingskosten verbonden aan een verzoek om erkenning.

4. Vaste verandermomenten

De inwerkingtredingsbepaling wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Dit is gerechtvaardigd, nu het gaat om implementatie van Europese regelgeving (uitzonderingsgrond 4). De inwerkingtreding van de bepalingen inzake het gebruik van uitvoer- en overdrachtsvergunningen vindt plaats conform de in de richtlijn vastgestelde inwerkingtredingsdatum, te weten per 30 juni 2012.

II. Artikelen

Artikel I, onder A

In artikel 1 worden alle definities voor het Bsg opgenomen. De bestaande definities blijven grotendeels gelijk. De door de implementatie van de richtlijn nieuw geïntroduceerde begrippen worden toegevoegd.

De term «militaire goederen» blijft op dezelfde wijze gedefinieerd. Waar de richtlijn spreekt over defensiegerelateerde producten wordt in het Bsg de term militaire goederen gehandhaafd. De bijlage bij de richtlijn waarin de lijst van defensiegerelateerde producten is opgenomen, dient volgens overweging 37 bij de richtlijn nauwkeurig te worden bijgewerkt overeenkomstig de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen. Dit betekent dat bij elke wijziging van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, de bijlage bij richtlijn 2009/43 eveneens zal worden bijgewerkt. Zo wordt ervoor gezorgd dat er geen verschillen zijn tussen de EU-lijst en de bijlage bij richtlijn 2009/43. Op basis van de definitie is deze lijst bij ministeriële regeling vastgesteld.

De definitie van de term «uitvoer uit Nederland» is gewijzigd. Hierbij wordt het overbrengen van militaire goederen binnen de Europese Unie voortaan niet meer als uitvoer aangemerkt maar als overdracht. Als gevolg van implementatie van richtlijn 2009/43 wordt een onderscheid gemaakt tussen twee vergunningsystemen, waarbij de overbrenging van militaire goederen binnen de Europese Unie niet langer als «uitvoer» wordt aangemerkt, terwijl de overbrenging van militaire goederen naar «derde landen» wel als uitvoer wordt aangemerkt. Voor uitvoer van militaire goederen naar derde landen blijft een uitvoervergunning vereist. Derde landen worden gedefinieerd als bestemmingen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Paragraaf 4 van het Bsg ziet met deze wijziging dan ook slechts op de uitvoer van militaire goederen naar derde landen. De vijfde paragraaf ziet op de overdracht van militaire goederen binnen de Europese Unie en naar Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Verder worden de termen overdracht uit Nederland, individuele overdrachtsvergunning, globale overdrachtsvergunning en algemene overdrachtsvergunning geïntroduceerd. De definities van deze begrippen zijn zoveel mogelijk ontleend aan artikel 3 van richtlijn 2009/43/EG. Ook voor uitvoer is aangesloten bij deze terminologie. Voorheen werd in het Bsg geen expliciet onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten vergunningen. Hoewel de richtlijn een nieuw systeem introduceert waarbij de overdracht van militaire goederen tussen lidstaten wordt vereenvoudigd, ziet deze systeemwijziging slechts op een relatief klein deel van hetgeen in het Bsg is geregeld. Besloten is om in plaats van de in de richtlijn opgenomen termen «leverancier» en «afnemer», te spreken over beschikkingsbevoegde (in het algemeen de verkoper) respectievelijk ontvanger (in het algemeen de koper). De gekozen terminologie past daarmee beter bij de in de uitvoeringspraktijk gangbare termen. De definitie van overdracht uit Nederland is ook ontleend aan richtlijn 2009/43/EG. Net als bij doorvoer betreft dit het proces dat zijn aanvang heeft bij het sluiten van de verkoopovereenkomst en eindigt met de civielrechtelijke overdracht (levering) en dat alle tussenliggende (rechts)handelingen omvat.

Artikel I, onder B

Dit artikel wijzigt artikel 4a van het Bsg. Hierin worden regels gesteld voor de doorvoer van niet-communautaire goederen voor tweeërlei gebruik. In het derde lid wordt gesproken over «een andere lidstaat». Hiermee wordt gedoeld op een andere lidstaat van de Europese Unie. Gezien de definitie van de term «lidstaat» die in artikel 1 is opgenomen, is de verwijzing aangescherpt. Paragraaf 2 van het Bsg geldt alleen voor EU-lidstaten, en niet voor van Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Artikel I, onder C

Artikel 4b bepaalt dat de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van verordening 428/2009, wordt verleend door de Minister. Deze bepaling was voorheen opgenomen in artikel 8 van het Bsg. Artikel 4c bepaalt wanneer de Minister de in artikel 4b bedoelde vergunning kan intrekken. In verband met de herstructurering van het Bsg is ervoor gekozen om deze bepalingen toe te voegen aan paragraaf 2, waarin alle voor dual use goederen relevante bepalingen zijn opgenomen. Een vergunning kan op de eerste plaats worden ingetrokken als er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag. Daarbij kan het gaan om situaties waarbij de aanvrager van de onjuistheid of de onvolledigheid kennis droeg of redelijkerwijs kennis had moeten dragen, maar ook indien dit niet het geval is. Een voorbeeld van dat laatste is als de buitenlandse ontvanger buiten medeweten van de aanvrager van de vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt en de aanvrager deze ter goeder trouw heeft voorgelegd bij de vergunningaanvraag terwijl de correcte informatie tot een afwijzing van de vergunningaanvraag had geleid indien de Minister hier kennis van had gedragen. Op de tweede plaats kan een vergunning worden ingetrokken indien de voorwaarden en voorschriften die aan de vergunning verbonden zijn niet in acht worden genomen. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval indien een vergunning wordt afgegeven onder strikte voorwaarden en voorschriften die waarborgen vormen tegen proliferatierisico’s, bijvoorbeeld toezicht op de installatie van de goederen bij de eindgebruiker om onttrekkingsgevaar te voorkomen. De vergunning zou zonder deze voorwaarde niet zijn afgegeven. Indien gedurende de looptijd van de vergunning wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan deze voorwaarde kan de vergunning worden ingetrokken en mag het resterende vergunningsaldo niet worden uitgevoerd.

Artikel I, onder D

Algemeen

De paragrafen inzake militaire goederen en de vergunningverlening vervallen. In plaats hiervan zijn drie nieuwe paragrafen toegevoegd die hieronder worden toegelicht. In paragraaf 3 zijn bepalingen opgenomen inzake de invoer en doorvoer van militaire goederen. Deze bepalingen waren eerder reeds opgenomen in het Bsg, maar zijn nu in een aparte paragraaf samengevoegd. Paragraaf 4 ziet op de uitvoer van militaire goederen. Zowel de derde als de vierde paragraaf maken geen deel uit van implementatie van de richtlijn 2009/43, maar zijn als gevolg van de implementatie geherstructureerd in aparte paragrafen. Voorheen was «uitvoer» de enige vorm van export van militaire goederen vanuit Nederland. Door implementatie van richtlijn 2009/43 is een onderscheid gemaakt in het type export van militaire goederen, waarbij de «overdracht» van militaire goederen binnen de lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein wordt onderscheiden van de «uitvoer» van militaire goederen naar landen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Paragraaf 5 van het Bsg regelt de overdracht van militaire goederen.

Artikel 5

Het doorvoeren van militaire goederen door Nederlands grondgebied is slechts toegestaan indien daarvoor een doorvoervergunning is verleend. Voor een tweetal situaties geldt deze vergunningplicht niet. Hierbij gaat het om de doorvoer door de territoriale wateren of door het Nederlandse luchtruim zonder aanlanding, dan wel de doorvoer door Nederland met als eindbestemming één van de landen genoemd in onderdeel b, tweede lid, van artikel 5. Indien het belang van de internationale rechtsorde, een internationale afspraak of de bescherming van wezenlijke nationale veiligheidsbelangen dat vereist kan de Minister besluiten voor de doorvoer van specifieke transacties wel een vergunning te eisen. Hiertoe kan de Minister bijvoorbeeld besluiten naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 10 of indien de Minister aanwijzingen heeft gekregen van veiligheids- en inlichtingendiensten. Van deze bevoegdheid zal slechts in uitzonderingsgevallen gebruik worden gemaakt.

Artikel 6

De Minister kan een vrijstelling of ontheffing verlenen van de doorvoervergunningplicht. Deze vrijstellingen zullen bij ministeriële regeling worden verleend en met name worden gebruikt ten behoeve van militair transport van defensie. Voorheen was deze bepaling opgenomen in artikel 6 van het Bsg en gold deze bepaling voor zowel de uitvoervergunninglicht als de doorvoervergunningplicht. Na herstructurering van het Bsg is per type vergunning een aparte bepaling opgenomen inzake de vrijstelling en ontheffingsmogelijkheden van de vergunningplicht. Vrijstellingen zullen bij ministeriële regeling met name worden gemaakt ten behoeve van transporten ten behoeven van het Ministerie van Defensie.

Artikel 7

In dit artikel wordt bepaald dat de doorvoervergunning door de Minister wordt verleend en dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de te volgen procedures, de beperkingen en voorschriften en voorwaarden die aan de vergunning verbonden worden. Deze bepaling was voorheen opgenomen in artikel 6 van het Bsg en gold voor zowel de uitvoervergunning als de doorvoervergunning. In verband met de herstructurering van het Bsg is per type vergunning een aparte bepaling opgenomen inzake de aanvraagprocedure en eventuele beperkingen, voorschriften en voorwaarden waaronder de vergunning kan worden verleend. Een voorbeeld hiervan is een voorschrift waarbij een verklaring betreffende het eindgebruik afgeleverd dient te worden.

Artikel 8

In dit artikel zijn de gronden voor het intrekken van een doorvoervergunning opgenomen. Deze gronden komen overeen met de gronden voor vergunningen voor dual use goederen. Zie voor de toelichting op deze gronden artikel I, onder C.

Artikel 9

Dit artikel verbiedt de invoer van bepaalde chemische wapens die zijn opgenomen in een bijlage van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Trb. 1993, 162) uit landen die geen partij zijn bij dit verdrag. Dit is de enige bepaling in het Bsg waar regels worden gesteld over de invoer van militaire goederen. Het Bsg behelst verder uitsluitend exportcontroleregelgeving.

Artikel 10

In de gevallen waarin op grond van het Bsg, de ministeriële regeling of een ontheffing geen vergunning is vereist voor de doorvoer van militaire goederen, dient er een melding te worden gedaan. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten aanzien van de inhoud van de melding, het tijdstip waarop de melding moet worden gedaan en de te volgen procedures. Er kunnen op grond van het derde en vijfde lid vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de meldplicht. Een voorbeeld van een vrijstelling bij ministeriële regeling betreft de doorvoer van militaire goederen die zonder aanlanding worden vervoerd door de territoriale wateren, of door het luchtruim van Nederland. Een ontheffing kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor bij de Douane bekende luchtvaartmaatschappijen die Schiphol kort aandoen voor doorvoer.

Artikel 11

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat in beginsel voor alle uitvoer van militaire goederen een vergunningplicht geldt. In het tweede lid is een uitzondering op de vergunningplicht van het eerste lid opgenomen, namelijk voor militaire goederen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens. Voor de uitvoer van deze militaire goederen is op grond van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens een ontheffing van de Minister vereist. Om te voorkomen dat daarnaast ook een vergunning vereist is op grond van het onderhavige besluit zijn deze goederen hier uitgesloten van de vergunningplicht bij uitvoer.

Artikel 13

In dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd om algemene uitvoervergunningen te publiceren. Van deze mogelijkheid wordt momenteel nog geen gebruik gemaakt voor uitvoer van militaire goederen, maar in de toekomst is dit wellicht wel wenselijk. Aan het gebruik van deze vergunningen, die algemeen gelden en niet aan één beschikkingsbevoegde op aanvraag worden verleend, kunnen beperkingen, voorschriften en voorwaarden worden gesteld. Ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen, de openbare orde of de openbare veiligheid kan een beschikkingsbevoegde van het gebruik worden uitgesloten. Hierbij zij opgemerkt dat een besluit tot uitsluiting een individueel besluit is dat zich richt tot de specifieke beschikkingsbevoegde die het betreft. Bezwaar en beroep tegen dit besluit staan uiteraard open.

Artikel 14

De individuele of globale uitvoervergunningen worden door de Minister verleend. Deze vergunningen kunnen onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften en voorwaarden aan verbonden worden. Te denken valt hierbij aan een voorschrift waarbij een verklaring betreffende het eindgebruik afgeleverd dient te worden. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de te volgen procedures voor het aanvragen van een individuele of globale uitvoervergunning.

Artikel 15

In dit artikel zijn de intrekkingsgronden voor uitvoervergunningen voor militaire goederen opgenomen. Deze gronden komen overeen met de gronden voor vergunningen voor dual use goederen. Zie voor de toelichting op deze gronden artikel I, onder C.

Artikel 16

In de gevallen waarin geen vergunning is vereist voor de uitvoer van militaire goederen, dient een melding te worden gedaan. Uitzondering hierop is de uitvoer van militaire goederen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens. Zoals beschreven onder de toelichting bij artikel 11 geldt op grond van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens al de eis dat een ontheffing van het verbod op overdracht moet worden verleend door onze Minister en de overdrachten staan dus al onder exportcontrole. Een meldplicht op grond van het onderhavige besluit is dus niet nodig. De Minister is daarnaast ook bevoegd voor andere gevallen een vrijstelling of ontheffing te verlenen van de meldplicht. Een voorbeeld van een vrijstelling bij ministeriële regeling betreft de uitvoer van militaire goederen in eigendom van en bestemd voor NAVO-strijdkrachten. Regels voor het doen van de melding worden bij ministeriële regeling uitgewerkt.

Artikel 17

Om vast te stellen wie de algemene uitvoervergunning gebruiken, is gekozen voor het stellen van registratievoorwaarden. Dat gebeurt bij ministeriële regeling. Daarnaast wordt de grondslag gecreëerd voor het stellen van nadere regels ten aanzien van de melding voorafgaand aan het eerste gebruik van de algemene uitvoervergunning. Deze melding voor eerste gebruik wijkt af van de melding voor doorvoer, uitvoer en overdracht indien geen vergunning vereist is. De melding hier bedoeld betreft een eenmalige melding voorafgaand aan het eerste gebruik van een algemene vergunning en geen melding per transactie bij doorvoer, uitvoer of overdracht die is vrijgesteld van de vergunningplicht. Door de registratie en meldplicht wordt het mogelijk vooraf de gebruikers van de algemene uitvoervergunningen in kaart te brengen en toezicht en controle uit te oefenen op het rechtmatig gebruik van de algemene uitvoervergunningen. Nadere regels inzake het tijdstip, de inhoud en de wijze van registratie en melding worden bij ministeriële regeling gesteld.

Artikel 18

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat in beginsel voor alle overdrachten van militaire goederen een vergunningplicht geldt. Overdracht wil zeggen het overbrengen of verplaatsen van militaire goederen vanuit Nederland naar een bestemming in een EU-lidstaat, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. In het tweede lid zijn twee uitzonderingen op deze vergunningplicht opgenomen. In de eerste plaats voor overdrachten van militaire goederen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens. Zoals aangegeven in de toelichting bij artikel 11 zijn deze overdrachten op grond van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens gereguleerd en dient de Minister op grond van die wetgeving een ontheffing te verlenen voor overdrachten van deze militaire goederen. In de tweede plaats geldt een vrijstelling van de vergunningplicht voor overdracht van militaire goederen naar België en Luxemburg. Deze vrijstelling is gebaseerd op de afspraken in het kader van de Benelux.

Het derde lid van dit artikel geeft de Minister de bevoegdheid om in individuele gevallen bij beschikking te bepalen dat de uitzondering op de vergunningplicht voor overdrachten naar België of Luxemburg niet geldt voor specifieke overdrachten. De Minister kan hier mede toe besluiten naar aanleiding van de melding, bedoeld in artikel 24 of indien de Minister aanwijzingen heeft gekregen van veiligheids- en inlichtingendiensten.

Artikel 20

De Minister kan bij ministeriële regeling algemene overdrachtsvergunningen vaststellen. Deze vergunning kan door elke onderneming die zich op het Nederlandse grondgebied bevindt worden gebruikt. De Minister stelt daarbij nadere regels met betrekking tot het type algemene overdrachtsvergunning en de beperkingen, voorschriften en voorwaarden die daaraan verbonden kunnen worden. In artikel 5 van richtlijn 2009/43/EG zijn vier typen algemene overdrachtsvergunningen geïntroduceerd. Respectievelijk voor overdrachten aan strijdkrachten, aan gecertificeerde ondernemingen, in het kader van onderhoud en herstelling en demonstratie, evaluatie en expositie doeleinden. De Minister kan hier nog meer typen algemene vergunningen aan toevoegen.

De Minister kan een beschikkingsbevoegde uitsluiten van het gebruik van een algemene overdrachtsvergunning ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen, openbare orde of openbare veiligheid. Hierbij valt te denken aan situaties waarin eerder de exportcontroleregelgeving is overtreden en hierbij een gevaar voor de openbare veiligheid ontstaat. Militaire goederen zouden op de verkeerde plaatsen terecht kunnen komen, indien niet conform de exportcontroleregelgeving is gehandeld. Uitsluiting van gebruik betekent geen absolute beperking om militaire goederen over te dragen; het staat de beschikkingsbevoegde vrij om vanaf dat moment individuele of globale overdrachtsvergunningen aan te vragen.

Artikel 22

Dit artikel noemt een niet-limitatieve lijst met gronden op basis waarvan een globale overdrachtsvergunning kan worden geweigerd. Daarnaast wordt aangegeven dat een individuele vergunning geweigerd kan worden als een algemene of globale vergunning gebruikt kan worden.

Vergunningaanvragen zullen veelal op inhoudelijke gronden worden afgewezen na een negatieve toetsing aan het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB met o.a. acht toetsingscriteria. Het uitgangspunt van richtlijn 2009/43 is echter dat waar mogelijk gebruik moet worden gemaakt van algemene en globale overdrachtsvergunningen. Indien dit niet mogelijk is wordt gebruik gemaakt van individuele overdrachtsvergunningen. Het staat de aanvrager vrij te kiezen tussen de soorten vergunningen die hij wil gebruiken. Nu echter vereenvoudiging van de overdrachten voorop staat, zullen aanvragers gewezen worden op de mogelijkheden voor het gebruik van een globale- dan wel algemene overdrachtsvergunning. Ook kan een aanvraag voor een individuele vergunning worden afgewezen onder verwijzing naar het bestaan van een globale vergunning.

Artikel 23

De intrekkingsgronden voor een individuele of globale overdrachtsvergunning zijn gelijk aan de intrekkingsgronden voor een individuele of globale uitvoervergunning zoals beschreven onder de toelichting bij artikel 15.

Artikel 24

In de gevallen waarin geen vergunning is vereist voor de overdracht van militaire goederen, dient de beschikkingsbevoegde melding te doen bij een bij ministeriële regeling aan te wijzen dienst. Uitzondering hierop is de overdracht van militaire goederen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens. Zoals beschreven in de toelichting bij artikel 16 staan deze overdrachten al onder exportcontrole, een meldplicht op grond van het onderhavige besluit is dus niet nodig. De Minister is bevoegd een vrijstelling of ontheffing te verlenen van de meldplicht. Een voorbeeld van een vrijstelling bij ministeriële regeling betreft de overdracht van militaire goederen in eigendom van en bestemd voor NAVO-strijdkrachten. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de inhoud van de melding, het tijdstip waarop de melding moet worden gedaan en de te volgen procedures.

Artikel 25

Dit artikel legt enkele verplichtingen op aan de beschikkingsbevoegde die gebruik maakt van een overdrachtsvergunning. Deze eisen gelden voor alle typen overdrachtsvergunningen. In het eerste lid is een informatieverplichting opgenomen om de ontvanger in kennis te stellen over de voorwaarden van de overdrachtsvergunning, met inbegrip van de beperkingen, betreffende het eindgebruik of de uitvoer van militaire goederen. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 8, eerste lid, van richtlijn 2009/43/EG.

Het tweede lid behelst een rapportageverplichting en vloeit voort uit artikel 8, derde lid, van richtlijn 2009/43/EG. Deze verplichting wordt nader uitgewerkt in een ministeriële regeling nu de rapportage-eisen en het moment van rapportage naar aanleiding van ervaringen in de praktijk aanpassing behoeven.

Het derde lid bevat de verplichting een deugdelijke administratie bij te houden inzake de overdrachten van militaire goederen. Deze verplichting vloeit voort uit het vierde lid van artikel 8 van richtlijn 2009/43/EG.

Artikel 26

Aan het gebruik van een algemene overdrachtsvergunning kunnen lidstaten op basis van artikel 5, vierde lid, van richtlijn 2009/43 registratievoorwaarden verbinden. Bij ministeriële regeling worden de registratievoorwaarden vastgesteld. Daarnaast wordt de grondslag gecreëerd voor het stellen van nadere regels ten aanzien van de melding voorafgaand aan het eerste gebruik van de algemene overdrachtsvergunningen. Deze melding voor eerste gebruik wijkt af van de melding voor doorvoer, uitvoer of overdracht indien geen vergunning is vereist. De melding hier bedoeld betreft een eenmalige melding voorafgaand aan het eerste gebruik van een algemene vergunning en geen melding per transactie bij overdrachten die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht. De melding vindt plaats bij een bij ministeriële regeling aan te wijzen dienst. Door de registratie- en meldplicht worden de gebruikers van de algemene overdrachtsvergunningen vooraf aan het gebruik kenbaar en is het mogelijk toezicht en controle uit te oefenen op het rechtmatig gebruik van de algemene overdrachtsvergunningen.

Artikel 27

De Minister is aangewezen als de bevoegde autoriteit voor de erkenning van ontvangers van militaire goederen als bedoeld in artikel 9 van richtlijn 2009/43. De in Nederland gevestigde ondernemingen kunnen een verzoek tot erkenning indienen. De criteria voor erkenning worden bij ministeriële regeling vastgesteld, als ook de te verbinden voorwaarden en voorschriften aan het besluit tot erkenning. Het besluit tot erkenning verleent de aanvrager de status van «gecertificeerde afnemer». Met deze status kan deze afnemer militaire goederen uit andere EU-lidstaten ontvangen die onder een algemene overdrachtsvergunning, als bedoeld in artikel 5, onder b, van richtlijn 2009/43, naar het Nederlandse grondgebied zijn overgebracht.

De erkenning geschiedt voor een periode van vijf jaar waarna een nieuwe aanvraag tot erkenning dient te worden gedaan. Richtlijn 2009/43/EG biedt de mogelijkheid de geldigheid van de erkenning op maximaal vijf jaar vast te stellen. Met het oog op vermindering van de administratieve lasten is gekozen om van deze mogelijkheid gebruik te maken en niet een kortere termijn te hanteren. Zo zullen bedrijven minder vaak een nieuwe aanvraag hoeven in te dienen. Daarnaast zullen regelmatig controlebezoeken plaatsvinden om te zien of het erkende bedrijf nog aan de eisen voldoet. Op een aanvraag wordt binnen 16 weken beslist. Indien deze termijn echter niet gehaald wordt, wordt het besluit tot erkenning niet geacht te zijn afgegeven. Artikel 4:20a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is hier van toepassing. Dit betekent dat bij het verstrijken van de beslistermijn er geen positieve fictieve beschikking wordt afgegeven.

Elke erkenning wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast zullen alle door de EU-lidstaten gecertificeerde bedrijven in een door de Europese Commissie gepubliceerd register worden opgenomen. Hierdoor is het voor iedereen kenbaar welke onderneming erkend is en de status van gecertificeerd afnemer heeft. Indien blijkt dat niet langer is voldaan aan de criteria voor een erkenning kan de Minister het besluit tot erkenning intrekken. Er zal direct tot intrekking worden overgegaan indien er ernstige zorgen bestaan ten aanzien van de erkenningscriteria, bijvoorbeeld indien blijkt dat de exportcontroleregelgeving (stelselmatig) is overtreden en een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart naar deze overtredingen of er een gerechtelijke veroordeling inzake de exportcontroleregelgeving is. Indien er sprake is van een kleine afwijking van de erkenningscriteria kan de Minister besluiten het besluit tot erkenning niet direct in te trekken maar een herstelperiode aanbieden en het bedrijf de mogelijkheid geven herstelmaatregelen te nemen. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er niet langer een directielid is benoemd dat verantwoordelijk is voor overdrachten en uitvoer van militaire goederen. De onderneming kan dit binnen de gestelde termijn herstellen. Ook de beëindiging van een erkenning, op verzoek van het erkende bedrijf of na een besluit tot intrekking, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

In het achtste lid is bepaald dat certificaten afgegeven in een andere EU-lidstaat, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein, gelijk worden gesteld met in Nederland afgegeven besluiten tot erkenning. Hiermee is uitvoering gegeven aan de in artikel 9, zesde lid, van richtlijn 2009/43/EG opgenomen plicht tot wederzijdse erkenning van certificaten. Dit betekent dat deze certificaten gelijk zijn aan de door Onze Minister afgegeven besluiten tot erkenning in de zin van het eerste lid. Door deze bepaling zullen ondernemingen die reeds gecertificeerd zijn in een andere lidstaat, niet opnieuw gecertificeerd hoeven te worden in Nederland.

III. Transponeringstabel

Bepaling Richtlijn 2009/43/EG

Bepaling in implementatie-regeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (onderwerp)

   

Artikel 2

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (toepassingsgebied)

   

Artikel 3, eerste lid

Geïmplementeerd in artikel 1 van het Besluit strategische goederen (hierna: Bsg)

 

Gekozen is voor aansluiting bij de term «militaire goederen» i.p.v. defensiegerelateerde producten, nu de lijst in de Bijlage bij de richtlijn geheel overeenkomt met de Gemeenschappelijke EU-lijst militaire goederen.

Artikel 3, tweede lid

Geïmplementeerd in artikel 1 van het Bsg.

   

Artikel 3, derde lid

Geïmplementeerd in artikel 1 Bsg.

 

Gekozen is voor de term beschikkingsbevoegde in plaats van leverancier. Dit sluit beter aan bij de huidige terminologie in de Uitvoeringsregeling strategische goederen.

Artikel 3, vierde lid

Geïmplementeerd in artikel 1 Bsg

 

Gekozen is voor de term ontvanger in plaats van afnemer. Sluit beter aan bij de huidige terminologie in de Uitvoeringsregeling strategische goederen.

Artikel 3, vijfde lid

Geïmplementeerd in artikel 1 Bsg

   

Artikel 3, zesde lid

Geïmplementeerd in artikel 1 van het Bsg.

   

Artikel 3, zevende lid

Geïmplementeerd in artikel 1 van het Bsg.

   

Artikel 4, eerste lid

Geïmplementeerd in artikel 18 van het Bsg jo. Artikel 5 van het Bsg.

   

Artikel 4, tweede lid, onder a t/m e

Wordt niet geïmplementeerd.

 

Betreft een facultatieve bepaling. De bestaande vrijstellingen blijven gehandhaafd en worden niet verder uitgebreid. De bestaande vrijstellingen voor overdrachten aan de Nederlandse krijgsmacht, de NAVO strijdkrachten, het Joint Force Command en het ERA komen niet exact overeen met de vrijstellingen in dit artikel van de richtlijn. Deze vrijstellingen worden niet verder uitgebreid en aangepast aan de vrijstellingen genoemd in de richtlijn. De vrijstellingen genoemd in de richtlijn gaan namelijk verder dan hetgeen nationaal is geregeld. Er wordt gekozen voor terughoudend gebruik van vrijstellingen.

Artikel 4, derde lid

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering.

 

Betreft de bevoegdheid van de Commissie het tweede lid van artikel 4 te wijzigen.

Artikel 4, vierde lid

Wordt geïmplementeerd in de artikelen 18, 20 en 21 van het Bsg.

   

Artikel 4, vijfde lid

Wordt geïmplementeerd in de artikelen 20 en 21 van het Bsg.

   

Artikel 4, zesde lid

Wordt geïmplementeerd in de artikel 19, 20 en 21 van het Bsg.

   

Artikel 4, zevende lid

Wordt geïmplementeerd in de Uitvoeringsregeling strategische goederen.

 

Beoogt een kader te stellen voor de lidstaat bij het vaststellen van de voorwaarden die aan een overdrachtsvergunning worden verbonden.

Artikel 4, achtste lid

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie.

 

Betreft de instructie aan lidstaten om terughoudend te zijn met het opleggen van uitvoerbeperkingen.

Artikel 4, negende lid

Geïmplementeerd in artikelen 20, 22 en 23 van het Bsg.

   

Artikel 5, eerste lid

Geïmplementeerd in artikel 20 van het Bsg.

   

Artikel 5, tweede lid

Gedeeltelijk geïmplementeerd in artikel 20, tweede lid. Zal worden uitgewerkt in een ministeriële regeling.

 

De aard van de algemene overdrachtsvergunningen wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 5, derde lid

Wordt niet geïmplementeerd.

 

Betreft een facultatieve bepaling. Op dit moment zijn er geen intergouvernementele samenwerkingsprogramma’s die een algemene vergunning die een algemene vergunning rechtvaardigen.

Artikel 5, vierde lid

Geïmplementeerd in artikel 26 van het Bsg.

   

Artikel 6, eerste lid

Geïmplementeerd in artikel 21 van het Bsg.

   

Artikel 6, tweede lid

Geïmplementeerd in artikel 21 van het Bsg.

   

Artikel 7

Geïmplementeerd in artikel 21 jo. 22 van het Bsg.

   

Artikel 8, eerste lid

Geïmplementeerd in artikel 25, eerste lid, van het Bsg.

   

Artikel 8, tweede lid

Geïmplementeerd in artikel 26 van het Bsg.

   

Artikel 8, derde lid

Geïmplementeerd in artikel 25, tweede lid, van het Bsg.

   

Artikel 8, vierde lid

Geïmplementeerd in artikel 25, derde lid, van het Bsg.

   

Artikel 9, eerste lid

Geïmplementeerd in artikel 27, eerste lid, van het Bsg.

   

Artikel 9, tweede lid

Gedeeltelijk geïmplementeerd in artikel 27, derde lid, sub b. Wordt nader uitgewerkt in een ministeriële regeling.

   

Artikel 9, derde lid

Wordt nader uitgewerkt in een ministeriële regeling.

   

Artikel 9, vierde lid

Geïmplementeerd in artikel 27, tweede en derde lid, van het Bsg.

   

Artikel 9, vijfde lid

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (regelmatige controle)

 

Artikel 9, vijfde lid, bevat verplichtingen voor een bepaalde controlefrequentie. Dit voorschrift zal worden neergelegd in afspraken met de Douane.

Artikel 9, zesde lid

Geïmplementeerd in artikel 27, achtste lid, van het Bsg.

 

Artikel 9, zesde lid, behoeft geen implementatie omdat in de werking van in andere lidstaten afgegeven certificaten aan afnemers wordt voorzien door implementatie van de richtlijn in andere lidstaten.

Artikel 9, zevende lid

Geïmplementeerd in artikel 27, zevende lid, van het Bsg.

   

Artikel 9, achtste lid

Geïmplementeerd in artikel 27, zesde lid, van het Bsg.

   

Artikel 10

Wordt nader uitgewerkt in een ministeriële regeling.

   

Artikel 11, eerste lid

Artikel 14 Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

   

Artikel 11, tweede lid

Is geïmplementeerd door middel van bestaand recht.

Betreft een facultatieve bepaling

Het Communautaire douanewetboek en het Bsg bevatten voldoende bevoegdheden om de ongewenste uitvoer via Nederland te voorkomen. Er is geen behoefte aan eventuele schorsingsmogelijkheden van uitvoer.

Artikel 11, derde en vierde lid

Wordt niet geïmplementeerd.

Betreft een facultatieve bepaling

De beperking dat de douaneformaliteiten slechts bij één specifiek douanekantoor kan worden gedaan is vanuit het oogpunt van handhaving niet noodzakelijk.

Artikel 12

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (uitwisseling informatie)

   

Artikel 13

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (aanpassing bijlage)

   

Artikel 14

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (comitologie)

   

Artikel 15

Gedeeltelijk geïmplementeerd in artikel 20, tweede lid, van het Bsg, wordt nader uitgewerkt in een ministeriële regeling.

   

Artikel 16

Artikel 1 onder 1° Wet op de economische delicten jo. artikel 6, eerste lid, onder 1° WED.

   

Artikel 17

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering

   

Artikel 18

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (omzetting)

   

Artikel 19

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (inwerkingtreding)

   

Artikel 20

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen uitvoering (adressaten)

   

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven