Besluit van 2 september 2011, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet inzake de aanwijzing van eekhoornsoorten als soorten in de zin van art 14, derde lid, Flora- en faunawet (Bezit en handelsverbod exotische eekhoornsoorten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 8 april 2011, no. 125531;

Gelet op artikelen 14, derde lid, 75, eerste lid, en 76 van de Flora- en faunawet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2011, W15.11.0236/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 30 augustus 2011, no. 225838;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 6, tweede lid, van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet komt te luiden:

  • 2. Als diersoort als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet zijn aangewezen de:

     –

    Amerikaanse voseekhoorn

    Sciurus niger;

     –

    grijze eekhoorn

    Sciurus carolinensis;

     –

    muntjak

    Muntiacus reevesi;

     –

    Pallas’ eekhoorn

    Callosciurus erythraeus.

ARTIKEL II

Na artikel 8 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten wordt een nieuw artikel gevoegd, luidende:

Artikel 8a

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet geldt niet ten aanzien van het houden van dieren van de soorten:

     a.

    Amerikaanse voseekhoorn

    Scriurus niger;

     b.

    grijze eekhoorn

    Sciurus carolinensis;

     c.

    Pallas’ eekhoorn

    Callosciurus erythraeus.

  • 2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt alleen, indien de houder kan aantonen dat:

    • a. de door hem gehouden eekhoorns van de soorten, genoemd in het eerste lid, niet worden gehouden voor commerciële doeleinden;

    • b. de door hem gehouden eekhoorns van de soorten, genoemd in het eerste lid, zijn te identificeren door middel van een subcutaan aangebrachte microchiptransponder met een uniek nummer;

    • c. de door hem gehouden eekhoorns van de soorten, genoemd in het eerste lid, zijn gesteriliseerd of gecastreerd, en

    • d. de houder zijn naam, adres en woonplaats, burgerservicenummer en het unieke nummer, bedoeld onder onderdeel b, voor de inwerkingtreding van deze bepaling heeft geregistreerd bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 3. De voorwaarde, gesteld in het tweede lid, onderdeel d, geldt niet ten aanzien van degene die eekhoorns heeft verkregen onder algemene titel van een houder die aan de in dat onderdeel geregelde registratieplicht heeft voldaan.

  • 4. De houder geeft wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder d, onverwijld door aan de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 2 september 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de veertiende september 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

In de Flora- en faunawet is een verbod opgenomen om dieren onder zich te hebben, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden of af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden. Dit verbod wordt hierna aangehaald als «bezit- en handelsverbod». Het verbod is alleen van toepassing op diersoorten die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. Dit besluit strekt ertoe een drietal eekhoornsoorten te brengen onder dit bezit- en handelsverbod. De soorten waar het om gaat, zijn de Amerikaanse voseekhoorn, de grijze eekhoorn en de Pallas’ eekhoorn. Deze soorten zijn invasieve exoten en vormen een bedreiging voor de inheemse rode eekhoorn, als zij zich zouden vestigen in de Nederlandse vrije natuur.

2. Beleid omtrent de aanpak van invasieve exoten

Invasieve exoten zijn dieren, planten of micro-organismen die Nederland niet op eigen kracht kunnen bereiken, maar door menselijk handelen hier terecht zijn gekomen. Ze zijn invasief wanneer zij zich explosief zouden kunnen ontwikkelen, als zij zich vestigen in de natuur. De partijen bij het Biodiversiteitsverdrag hebben vastgesteld dat invasieve exoten, na habitatverlies en exploitatie, de grootste bedreiging vormen voor de biodiversiteit. De betrokken landen, waaronder Nederland, hebben zich daarom in het Biodiversiteitsverdrag (artikel 8, onderdeel h) verplicht om de introductie van invasieve exoten tegen te gaan, wanneer die introductie de bescherming van inheemse soorten bedreigt.

In 2007 is de Tweede Kamer een nota toegezonden,1 waarin het beleid ten aanzien van invasieve exoten uiteen is gezet. De noodzaak om in te grijpen hangt af van de aard en ernst van de problemen die een invasieve exoot kan veroorzaken en van de verwachte maatschappelijke en financiële inspanningen die bestrijding zal vergen als de soort zich eenmaal in Nederland gevestigd heeft. Voorts speelt mee hoe groot de kans is dat exemplaren van een soort zich daadwerkelijk kan vestigen in de natuur. Het zwaartepunt van het beleid ligt bij het voorkomen van de introductie van schadelijke invasieve exoten.

3. Invasieve exotische eekhoornsoorten

De Amerikaanse voseekhoorn, de grijze eekhoorn en de Pallas’ eekhoorn zijn schadelijke invasieve exoten. Zij vormen een ernstige bedreiging voor de beschermde inheemse rode eekhoorn, als zij zich in de vrije natuur zouden vestigen.

Deze bedreiging bestaat voornamelijk uit het feit dat deze soorten voedselconcurrenten van de rode eekhoorn zijn en na vestiging de minder sterke en kleinere rode inheemse eekhoorn verdringen uit het territorium. Het is voorts gebleken dat de grijze eekhoorn drager kan zijn van een parapokkenvirus zonder daar nadelige effecten van te ondervinden, terwijl het virus voor de rode eekhoorn dodelijk is. Deze conclusies zijn gebaseerd op de risicoanalyse over uitheemse eekhoornsoorten van de Zoogdiervereniging VZZ2 (uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). De conclusies worden ondersteund door de ervaringen uit Groot-Brittannië en Italië waar de grijze eekhoorn zich na introductie binnen relatief korte termijn breed heeft verspreid en gevestigd. De kans dat in gevangenschap levende exemplaren ontsnappen, is groot. Ook als de houder aanvullende maatregelen neemt om ontsnapping te voorkomen, blijft dit risico bestaan. De ervaringen in andere landen laten zien dat preventie door middel van een bezits- en handelsverbod de beste en goedkoopste maatregel is om problemen met deze soorten te voorkomen. In Groot-Brittannië en België is een dergelijk verbod daarom sinds 1932 en 1988 voor de grijze eekhoorn ingesteld.

4. Bezits- en handelsverbod

In artikel 14, derde lid, Flora- en faunawet (Ffw) is een bezit- en handelsverbod voor dieren van aangewezen soorten opgenomen. Aanwijzing van de soorten geschiedt bij algemene maatregel van bestuur, te weten het Besluit aanwijzing beschermde dier- en plantensoorten. In artikel 6, tweede lid, van dat besluit werd de muntjak reeds aangewezen als diersoort waarop artikel 14, derde lid, Ffw van toepassing is. De drie genoemde eekhoornsoorten zijn daaraan toegevoegd (artikel I).

Overtreding van het bezit- en handelsverbod is strafbaar gesteld op basis van artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten. Overtreding kan worden gestraft met een hechtenis van maximaal twee jaar, een taakstraf of een boete van de vierde categorie, voor zover zij opzettelijk wordt begaan. In alle andere gevallen kan een hechtenis van maximaal zes maanden, een taakstraf of een boete van de vierde categorie worden opgelegd. De Algemene Inspectiedienst is krachtens artikel 104 van de Ffw aangewezen om toezicht te houden en kan maatregelen treffen bij de constatering van overtredingen.

5. Voorziening voor huidige houders

Het gevolg van het verbod is dat exemplaren van de genoemde soorten niet langer verhandeld of gehouden mogen worden. Dit heeft voor de handel slechts geringe gevolgen, omdat de handel in exotische eekhoornsoorten beperkt is. Er is wel een klein aantal hobbydierhouders dat exemplaren van de genoemde soorten houdt en daarmee fokt. Houders voorzien elkaar van nakweken. Vanuit een oogpunt van proportionaliteit is besloten deze hobbydierhouders de mogelijkheid van een vrijstelling van het verbod te bieden. Houders mogen dan de reeds in hun bezit zijnde dieren blijven houden op voorwaarde dat zij aan een aantal voorwaarden voldoen. De houder moet de dieren laten chippen zodat de dieren individueel te identificeren zijn, en de dieren onvruchtbaar laten maken, zodat verdere voortplanting onmogelijk wordt. Tenslotte dient de houder zijn naam en adresgegevens en de unieke nummers van de microchiptransponders van zijn dieren te registreren bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Deze voorwaarden moeten waarborgen dat het aantal gehouden eekhoorns van deze soorten langzaam afneemt. Door de dieren onvruchtbaar te laten maken, worden eveneens risico’s bij ontsnapping van het dier grotendeels weggenomen. Als voorwaarde geldt eveneens dat de dieren niet voor commerciële doeleinden gehouden mogen worden. Beoogd wordt dat bedrijven zoals dierentuinen of dierwinkels geen gebruik kunnen maken van de vrijstelling. Voorzover deze bedrijven een belang hebben bij het mogen houden van exemplaren van deze soorten, zullen zij een ontheffing van het verbod op basis van artikel 75, derde lid, van de Ffw kunnen aanvragen.

De vrijstelling is opgenomen in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten op basis van artikel 75, eerste lid, van de Ffw (artikel II). De vrijstelling richt zich slechts op het houden en niet op de andere onderdelen van het verbod van artikel 14, derde lid, van de Ffw. Het binnen of buiten Nederland brengen, het kopen of verkopen of het vervoeren van de dieren is dus verboden, ook voor de genoemde hobbydierhouders. Het plaatsen van de chip, alsmede het onvruchtbaar maken zijn ingrepen in de zin van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). De ingrepen zijn toegestaan op basis van artikel 40, tweede lid, van de GWWD. Het onvruchtbaar maken is een operatie in de zin van de Wet op de uitoefening diergeneeskunde, die slechts door een dierenarts mag worden uitgevoerd.

6. Inwerkingtreding

Het besluit treedt in werking op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dat tijdstip zal voldoende rekening houden met de tijd die handelaren en hobbydierhouders nodig hebben om aan het verbod te voldoen onderscheidenlijk aan de voorwaarden bij de vrijstelling, indien de houder ervoor kiest van die vrijstelling gebruik te maken.

Voorts geldt voor een wijziging van het Besluit vrijstellingen beschermde dier- en plantensoorten dat een nahangprocedure moet worden doorlopen. Het besluit zal ingevolge artikel 103 van de Ffw niet eerder in werking treden dan na acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

7. Notificatie van technisch voorschriften

Het samenstel van bezit en handelsverbod en aangewezen diersoorten valt onder richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaat-schappij (PbEG L 204). Het ontwerpbesluit is op 28 april 2011 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van die richtlijn (noti-ficatienummer 2011/0208/NL). Er zijn geen reacties ontvangen. Op 27 mei 2011 heeft tevens melding plaatsgevonden aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb.  1994/235). Hierop zijn geen reacties binnengekomen. De standstilltermijn die samenhangt met beide notificatieprocedures is verlopen op 29 juli 2011.

8. Lasten voor overheid, burgers en bedrijven

De bepalingen van dit besluit hebben gevolgen voor overheid, burgers en bedrijven.

De handel in de genoemde soorten door bedrijven is zeer beperkt en de soorten worden vrijwel niet geïmporteerd. Naast de drie genoemde soorten zijn er nog verschillende andere eekhoornsoorten waarin ze wel mogen blijven handelen. Om die reden worden de gevolgen voor het bedrijfsleven als verwaarloosbaar beschouwd, en is geen aparte overgangsregeling voor hen getroffen.

De beperkte handel en de reeds bestaande verboden voor de genoemde soorten in omringende landen betekenen voor de particuliere houders dat zij maar zeer beperkte mogelijkheden hebben om hun dieren van de hand te doen. Om die reden is ervoor gekozen de mogelijkheid te creëren voor deze houders om hun dieren te blijven houden. Omdat de onder de vrijstelling gehouden dieren nog steeds een risico vormen, wanneer zij zouden ontsnappen, is de houder verantwoordelijk om dat risico weg te nemen. Wel is besloten dat het disproportioneel is om de houder de financiële kosten van de verplichte ingrepen helemaal zelf te laten dragen. De overheid is bereid hen daarin tegemoet te komen middels een per dier te verstrekken forfaitair bedrag.

Dit bedrag zal met hetzelfde formulier aangevraagd kunnen worden als waarmee de houder zijn dieren bij de Dienst Regelingen kan registreren. De verwachting is dat een houder in totaal een half uur tot een uur kwijt zal zijn met het invullen van dat formulier. Uitgaande van niet meer dan 30 particuliere houders betekent dit een verwaarloosbare toename van de administratieve lasten voor burgers, met minder dan 100 uur. De nalevingskosten zijn gezien het geringe aantal houders beperkt. Bovendien zullen deze deels worden gecompenseerd door een financiële tegemoetkoming.

Houders die na inwerkingtreding van het verbod eekhoorns onder algemene titel verkrijgen (bijvoorbeeld via een nalatenschap), kunnen de facto niet aan de registratieplicht voldoen. Voor deze personen is een aparte regeling getroffen. De verplichting dat zij wijzigingen in de geregistreerde gegevens doorgeven aan DR, geldt wel voor deze personen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Kamerstukken II 2007/2008, 26 407, nr. 27.

X Noot
2

Dijkstra, V. en Dekker, J., Risico-assessment uitheemse eekhoorns. VZZ rapport 2008.10, Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem; www.zoogdiervereniging.nl.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven