Besluit 29 augustus 2011, houdende wijziging van het Besluit Wfsv in verband met correctiefactor en minimumpremie grote werkgevers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 juni 2011, nr. IVV/FB/2011/11356, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 38, vierde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 2011, no. W12.11.0257/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 augustus 2011, nr. IVV/FB/2011/14752, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.9, twaalfde lid, komt te luiden:

  • 12. De op grond van dit artikel berekende opslagen of kortingen worden vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het rekenpercentage, bedoeld in artikel 2.7, verminderd met de minimumpremie voor grote werkgevers, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel b, en de noemer door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het derde lid.

B

Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. voor een grote werkgever: ten minste een vierde van het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 2.8, en ten hoogste vier maal het gemiddelde percentage, bedoeld in artikel 2.8.

2. In het vierde lid wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 29 augustus 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de achtste september 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Aanleiding tot de wijziging: Evaluatie van de WGA

De evaluatie van de WGA (rapport Effecten hybride financiering WGA, Tussenevaluatie WGA; Ecorys/AStri, 14 juli 2009) geeft aan dat het opmerkelijk is dat de minimumpremie voor grote werkgevers al enkele jaren op 0 procent staat: een gratis verzekering is even moeilijk voorstelbaar als een volstrekt risicovrije werkgever (pagina 89). Een dergelijk lage premie staat niet in verhouding tot het risico voor de toekomst. Geen enkele werkgever heeft immers een risico van nul voor de toekomst, ook al heeft zo’n werkgever in het verleden een tijd lang geen arbeidsongeschikte werknemers gehad.

In het rondetafelgesprek van de Tweede Kamer op 29 september 2010 is opgemerkt dat het ontbreken van een (reële) minimumpremie voor grote werkgevers afwijkt van de premiestelling van private verzekeraars. Verzekeraars zullen er rekening mee houden dat juist grote werkgevers – ook als zij zeer goed presteren – altijd een risico lopen en hanteren om die reden een zekere minimale premie. De voorgeschreven premiestelling bij UWV daarentegen kan leiden tot extreem lage premies voor grote werkgevers en om die reden tot niet beoogd calculerend gedrag.

Naar aanleiding van de vaststelling van de parameters voor 2010 en 2011 zijn opmerkingen gemaakt over de relatie tussen de WGA-lasten en de premiestijging in verband met de toepassing van de correctiefactor in de formule voor berekening van de premies. Van jaar op jaar heeft een stijging van de correctiefactor plaatsgevonden. De correctiefactor, bedoeld in artikel 2.9, twaalfde lid, van het Besluit Wfsv, leidt tot een hogere opslag of korting op de rekenpremie naarmate de correctiefactor hoger is. De opslag en de korting wordt beperkt doordat de opgelegde premie is gebonden aan een maximum en een minimum. De premie wordt niet altijd ervaren als evenredig aan de schadelast.

Doel van de wijziging

Met deze wijziging wordt beoogd een meer reële minimumpremie in te voeren voor grote werkgevers waardoor de minimumpremie niet op nihil kan uitkomen, en door aanpassing van de correctiefactor te voorkomen dat de opslagen en kortingen op de premie bij het doorbelasten van WGA-uitkeringen toenemen. Daarmee wordt de in rekening te brengen premie meer in lijn gebracht met het WGA-risico. De aanpassing van de minimumpremie en wijziging in de correctiefactor leiden macro niet tot lastenverzwaring. De wijzigingen werken zodanig door in de mate van premiedifferentiatie dat de premieopbrengst niet verandert. De verhoging van de minimumpremie leidt tot verlaging van de premies voor werkgevers die tussen gemiddelde en maximum inzitten en tot een kleine verhoging van de premies voor werkgevers die tussen minimum en gemiddelde zitten. Voor werkgevers met een risico rond het gemiddelde risico verandert vrijwel niets in de premiehoogte. Ook zal de premielast minder sterk wijzigen bij toerekening van WGA-lasten aan de werkgever. De opslagen en kortingen zijn meer in evenwicht met de WGA-lasten die worden toegerekend. Het besluit is niet van toepassing op werkgevers die eigenrisicodrager zijn omdat zij geen publieke premie betalen voor de WGA.

Inhoud van de wijziging

Minimumpremie grote werkgevers

De gedifferentieerde WGA-premie voor grote werkgevers wordt vastgesteld op ten minste een kwart van de gemiddelde premie. Het minimum voor grote werkgevers is nu gedefinieerd als het verschil tussen het rekenpercentage en het gemiddeld werkgeversrisicopercentage, waardoor deze premie zelfs nihil kan zijn. Deze definitie leidt tot een resultaat dat niet in verhouding staat tot een realistisch risico van een werkgever. De nieuwe definitie doet hier wel recht aan en stelt de minimumpremie voor grote werkgevers vast op een vierde van de gemiddelde premie. Daarmee komt de minimumpremie niet op nihil en beweegt de minimumpremie mee met de gemiddelde premie. Dit is ook al het geval voor de maximumpremie die immers vier maal de gemiddelde premie is. Op grond van de voorgestelde wijziging van artikel 2.14, vierde lid, wordt de minimumpremie voor de grote werkgever naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma. Dit is conform de afronding van het rekenpercentage en de gemiddelde premie zoals dat is geregeld in artikel 2.7, tweede lid en artikel 2.8, derde lid.

Correctiefactor werkgeversrisico

De wijziging houdt een herdefiniëring in van de correctiefactor die wordt toegepast bij de berekening van de opslagen en kortingen op de rekenpremie.

De premie voor een bepaald jaar wordt het jaar ervoor bepaald op basis van de lasten die verwacht worden in het jaar waarvoor de premie wordt berekend. Voor de differentiatie van de premie geldt dat hiervoor door een werkgever gerealiseerde lasten bepalend zijn. Aangezien de te verwachten en de gerealiseerde lasten in ordegrootte van elkaar af kunnen wijken wordt de mate van differentiatie geijkt op de te verwachten lasten, dat wil zeggen op premiebasis. Dit gebeurt met de correctiefactor. Dit kan verduidelijkt worden met de situatie in de eerste jaren van de WGA. De differentiatie werd toen voor een belangrijk deel bepaald op basis van het historisch risico in de WAO. Aangezien de te verwachten lasten in de WGA aanzienlijk lager waren dan in de WAO zorgde de correctiefactor voor ijking van de opslagen en kortingen op de nieuwe situatie.

In dit besluit wordt de berekeningswijze van de correctiefactor aangepast. De differentiatie zal geijkt worden op de bandbreedte in de premie tussen de rekenpremie en de minimumpremie voor grote bedrijven. Daarmee is aansluiting gezocht bij de andere wijziging in dit besluit. De laatste jaren is de correctiejaren groter dan 1 en zorgt daarmee voor een uitvergroting van de differentiatie. De aanpassing zorgt in de huidige situatie voor een lichte beperking van deze uitvergroting. De teller van de correctiefactor wordt gewijzigd van het gemiddeld percentage in het rekenpercentage minus de minimumpremie voor grote werkgevers. Het meenemen van het rekenpercentage in de formule is wenselijker, omdat voorheen de premie onder nul kon uitkomen. Met het rekenpercentage in combinatie met de minimumpremie voor grote werkgevers wordt dit voorkomen en is het resultaat altijd positief. Gevolg is dat er een minder grote spreiding komt van opslagen en kortingen rond het rekenpercentage. De werkgever met WGA-lasten onder het gemiddelde werkgeversrisicopercentage zal hierdoor een geringere korting krijgen op de rekenpremie. De werkgever waarbij lasten zijn ontstaan die hoger zijn dan overeenkomt met het landelijk gemiddelde werkgeversrisicopercentage zal een opslag krijgen die minder hoog oploopt dan zonder aanpassing. Dit effect zal vooral bij individuele grote werkgevers zichtbaar zijn. Kleine werkgevers betalen immers een minimumpremie die al in de buurt van de rekenpremie ligt. Ook ligt de maximumpremie voor kleine werkgevers op een lager niveau dan de maximumpremie voor grote werkgevers. Door de wijziging zullen minder werkgevers de maximumpremie halen. Vanaf 2012 zal de correctiefactor dalen door het niet meer meenemen van de WAO-lasten in de berekening, de afbouw van de rentehobbelopslag en groei van de uitkeringslasten naar een structureel niveau.

Gevolgen voor gelijk speelveld met verzekeraars

De wijziging van de minimumpremie in dit besluit brengt de publieke minimumpremie voor grote werkgevers meer in overeenstemming met het risico van deze werkgevers. Ook is deze meer in evenwicht met de premies die verzekeraars kunnen berekenen aan de grote werkgevers met een laag risico.

De aanpassing van de correctiefactor voorkomt een sterke stijging van de premie bij WGA-lasten. Daarmee wordt de premie vooral voor grote werkgevers stabieler. Er ontstaat hierdoor een meer gelijk speelveld.

Gevolgen voor administratieve lasten en uitvoerbaarheid voor UWV en Belastingdienst

Het besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers en werkgevers, en geen structurele gevolgen voor de uitvoeringskosten voor het UWV en Belastingdienst. De systematiek van premievaststelling blijft ongewijzigd. Wel vindt een wijziging plaats in de parameters voor de premievaststelling. Dit is echter een normale wijziging die past binnen de jaarlijkse aanpassingen.

Inwerkingtreding met ingang van 2012

Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. De individuele premies die betrekking hebben op het jaar 2012 zullen in 2011 volgens deze systematiek worden berekend en eind 2011 worden medegedeeld aan de werkgevers.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven