Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van voorschriften inzake kerndoelen voor de onderbouw voortgezet onderwijs BES (Besluit kerndoelen onderbouw VO BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 september 2010, nr. WJZ/236472 (3839), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 34 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 oktober 2010, no. W05.10.0446/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 januari 2011, nr. WJZ 256042 (3839), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs BES

De kerndoelen, bedoeld in artikel 34 van de Wet voortgezet onderwijs BES, worden vastgesteld als aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 3. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kerndoelen onderbouw VO BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 3 februari 2011

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zestiende februari 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Bijlage behorend bij artikel 1 van het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES

Kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs BES

Onderdeel A: Nederlands

De eerste tien kerndoelen zijn vooral gericht op de communicatieve functie van de Nederlandse taal en kennen een belangrijke plaats toe aan strategische vaardigheden. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan culturele en literaire aspecten (kerndoelen 2 en 8).

  • 1. De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken.

  • 2. De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien.

  • 3. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.

  • 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten.

  • 5. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.

  • 6. De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep.

  • 7. De leerling leert een mondelinge presentatie te geven.

  • 8. De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden.

  • 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren.

  • 10. De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten.

Onderdeel B: Engels

Ook de acht kerndoelen voor het onderdeel Engelse taal zijn vooral gericht op de communicatieve functie. De nadruk ligt op Engels als wereldtaal. Vooral met de kerndoelen 11, 14, 15, 16 en 17 kan de relatie worden gelegd met het Europees Referentiekader. Afhankelijk van de leerlingenpopulatie kan de school zich oriënteren op de resultaatbeschrijvingen van de cellen in A1, A2 en B1 in het Referentiekader.

Er zijn geen kerndoelen geformuleerd voor andere moderne vreemde talen – in het bijzonder Spaanse taal, Papiaments en Franse taal – die voor de leerroutes op grond van de nieuwe artikelen 21 en 22 van het Inrichtingsbesluit W.V.O. BES naast de Engelse taal verplicht worden gesteld. Wel kunnen scholen de kerndoelen voor Engels gebruiken als leidraad voor het onderwijs in andere moderne vreemde talen door overal waar «Engels» staat de benaming van de desbetreffende andere moderne vreemde taal te lezen.

  • 11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.

  • 12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.

  • 13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.

  • 14. De leerling leert in Engelstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.

  • 15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.

  • 16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.

  • 17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.

  • 18. De leerling leert welke rol het Engels speelt in verschillende soorten internationale contacten.

Onderdeel C: rekenen en wiskunde

Er zijn negen kerndoelen die betrekking hebben op rekenen en wiskunde. Er wordt ruimte gelaten deze uit te werken op basis van verschillende opvattingen en leerstijlen. Uiteindelijk gaat het bij deze kerndoelen in de eerste plaats om de gebruiksmogelijkheden van (elementaire) rekenvaardigheden en van wiskunde buiten en binnen het onderwijsprogramma, zowel in de onderbouw als in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (inclusief het derde leerjaar havo/vwo). Systematische aandacht in het onderwijsprogramma voor (elementaire) rekenvaardigheden is van belang om doorlopende leerlijnen te realiseren van primair onderwijs, via het voortgezet onderwijs, naar mbo en hoger onderwijs.

  • 19. De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.

  • 20. De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen.

  • 21. De leerling leert een wiskundige argumentatie op te zetten en te onderscheiden van meningen en beweringen, en leert daarbij met respect voor ieders denkwijze wiskundige kritiek te geven en te krijgen.

  • 22. De leerling leert de structuur en de samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen, en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties.

  • 23. De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in nauwkeurigheid, orde van grootte en marges die in een gegeven situatie passend zijn.

  • 24. De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.

  • 25. De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.

  • 26. De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.

  • 27. De leerling leert gegevens systematisch te beschrijven, ordenen en visualiseren, en leert gegevens, representaties en conclusies kritisch te beoordelen.

Onderdeel D: mens en natuur

De volgende acht kerndoelen bestrijken een groot inhoudelijk terrein, gericht op natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen. Deze kerndoelen geven in globale termen aan waar het daarbij om gaat: een onderzoekende houding ten opzichte van de natuur, herkennen van samenhangen en wisselwerkingen, verbinden van theorieën en modellen met praktisch werk en waarneming, bevorderen van duurzaamheid. Het begint bij vragen stellen (28, 31) en gaat via de benadering van sleutelbegrippen (29, 30) naar kerndoelen waarin meer specifieke onderwerpen en vaardigheden worden genoemd (32 t/m 35).

  • 28. De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een degelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren.

  • 29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.

  • 30. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.

  • 31. De leerling leert, onder andere door praktisch werk, kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu.

  • 32. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie.

  • 33. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een technisch product te ontwerpen en te maken.

  • 34. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen.

  • 35. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.

Onderdeel E: mens en maatschappij

In de twaalf kerndoelen van het onderdeel mens en maatschappij is een enigszins vergelijkbare structuur te herkennen als bij de kerndoelen van het onderdeel mens en natuur: vragen stellen en onderzoek doen (36, 39), verschijnselen in tijd en ruimte plaatsen (37, 38), gebruik van bronnen (40, 41, 42) en de inhoudelijke thema’s (42 tot 47) geordend van dichtbij en kleinschalig naar verder weg of grootschalig. Verschillende kerndoelen concretiseren de opdracht aan elke school om aandacht te besteden aan burgerschap. Het gaat vooral om de kerndoelen 43 en 44, maar ook met andere kerndoelen wordt invulling gegeven aan deze opdracht: te denken valt aan de kerndoelen 6, 35, 36 en 56.

  • 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.

  • 37. De leerling leert over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: Precolumbiaanse culturen, kolonisatie en verdeling van de Cariben, Nederlandse koloniën en Afrikaanse slavernij, opkomst olie-industrie en de toename van migratie binnen de Antillen en de leerling leert elementen van de Nederlandse geschiedenis waarbij de canon als leidraad kan worden gebruikt

  • 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Europees Nederland, Europa en de rest van de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.

  • 39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren.

  • 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

  • 41. De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.

  • 42. De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.

  • 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.

  • 44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn.

  • 45. De leerling leert op hoofdlijnen de betekenis te begrijpen voor Nederland en de wereld, van Europese samenwerking en de Europese Unie.

  • 46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het eigen leven.

  • 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan te zien op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking.

Onderdeel F: kunst en cultuur

Met de vijf kerndoelen voor het onderdeel kunst en cultuur wordt het gemeenschappelijke en het gelijkwaardige van de verschillende kunstzinnige disciplines benadrukt. Doel is een brede oriëntatie op kunst en cultuur. Deze kerndoelen geven ook variatie in activiteiten aan: eigen werk maken en presenteren, andermans werk ervaren en plaatsen, verslag doen van activiteiten, en reflecteren op eigen en andermans werk.

  • 48. De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.

  • 49. De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren.

  • 50. De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- of filmvoorstellingen.

  • 51. De leerling leert met behulp van visuele of auditieve middelen verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten, als toeschouwer en als deelnemer.

  • 52. De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder dat van kunstenaars.

Onderdeel G: bewegen en sport

In de zes kerndoelen voor het onderdeel bewegen en sport gaat het om een brede oriëntatie op verschillende soorten bewegingsactiviteiten en daarin het verkennen en uitbreiden van de eigen mogelijkheden (53 t/m 55). Omdat sport en bewegen bij uitstek samenwerking vereisen, zijn daarvoor afzonderlijke kerndoelen opgenomen (56 en 57). Het laatste kerndoel (58) expliciteert de relatie met gezondheid en welzijn. Onderwijs in lichamelijke opvoeding, voornamelijk bestaande uit praktische bewegingsactiviteiten, vindt plaats gespreid over het gehele schooljaar, en in zodanige omvang dat wordt voldaan aan de inhoudelijke eisen op het gebied van kwaliteit en variëteit zoals neergelegd in deze kerndoelen.

  • 53. De leerling leert zich mede met het oog op buitenschoolse beoefening op praktische wijze te oriënteren op veel verschillende bewegingsactiviteiten uit gevarieerde gebieden als spel, turnen, atletiek, bewegen op muziek, zelfverdediging en actuele ontwikkelingen in de bewegingscultuur, en daarin de eigen mogelijkheden te verkennen.

  • 54. De leerling leert door middel van uitdagende bewegingssituaties zijn bewegingsrepertoire uit te breiden.

  • 55. De leerling leert de hoofdbeginselen van de bewegingsactiviteiten op eigen niveau toe te passen.

  • 56. De leerling leert tijdens bewegingsactiviteiten sportief te zijn, rekening te houden met de mogelijkheden en voorkeuren van anderen, en respect en zorg te hebben voor elkaar.

  • 57. De leerling leert eenvoudige regelende taken te vervullen die het mogelijk maken, zelfstandig en samen met andere leerlingen bewegingsactiviteiten te beoefenen.

  • 58. De leerling leert door deel te nemen aan praktische bewegingsactiviteiten de waarde van het bewegen voor gezondheid en welzijn kennen en ervaren.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit geeft uitvoering aan artikel 34 van de Wet voortgezet onderwijs BES (WVO BES) dat bepaalt dat kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs worden vastgesteld. Het Besluit kerndoelen onderbouw VO dat van toepassing is in het Europese deel van Nederland, staat model voor het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES.

Voor de inhoudelijke inrichting van het voortgezet onderwijs op Bonaire en Sint Eustatius wordt de structuur gehanteerd die voor het Europese deel van Nederland geldt. Dit houdt in dat de kerndoelen gelden in de onderbouw en dat de inhoud van het onderwijsprogramma in de bovenbouw en de beroepsopleidingen is afgeleid van de eindtermen. De WVO BES creëert ruimte om de kerndoelen in te vullen aan de hand van de lokale context.

Saba houdt voorlopig het onderwijs dat voorbereidt op het examen van de Caribean Examinations Council (CXC). De kerndoelen die in dit besluit worden geformuleerd zijn dusdanig «breed» geformuleerd dat zij ook van toepassing zijn op het voortgezet onderwijs aldaar.

2. Uitgangspunten

Uitgangspunt van het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES is dat de rijksoverheid globale kerndoelen voor een groot deel van de onderbouw vaststelt («wat moeten alle jongeren in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs leren?»), en dat vervolgens scholen en onderwijsgevenden optimale ruimte wordt geboden om eigen professionele en schoolspecifieke keuzes te maken, gericht op het bieden van maatwerk aan hun leerlingen. Het «hoe« is met andere woorden aan de school. Scholen en onderwijsgevenden bepalen hoe ze de kerndoelen in concrete onderwijsprogramma’s uitwerken en hoe ze invulling geven aan «maatwerk voor leerlingen«. Het onderhavige besluit beoogt een balans te bieden tussen collectieve ambities en autonome scholen door enerzijds helder en uitgesproken te zijn over wat leerlingen op school moeten leren (de kerndoelen) en anderzijds geen uitspraak te doen over de manier waarop scholen deze kerndoelen in onderwijsprogramma’s uitwerken. Het besluit biedt de inhoudelijke kaders voor deze ruimte. Op grond van artikel 34, aanhef, van de WVO BES, moeten de kerndoelen aandacht besteden aan aspecten van:

  • a. Nederlandse taal,

  • b. Engelse taal,

  • c. geschiedenis en staatsinrichting,

  • d. aardrijkskunde,

  • e. economie,

  • f. wiskunde,

  • g. natuur- en scheikunde,

  • h. biologie,

  • i. verzorging,

  • j. informatiekunde,

  • k. techniek,

  • l. lichamelijke opvoeding, en

  • m. beeldende vorming, muziek, drama en dans.

In dit Besluit kerndoelen onderbouw VO BES is deze opdracht uitgewerkt in 58 globaal geformuleerde kerndoelen.

De kerndoelen van het Caribische en het Europese deel van Nederland zijn grotendeels identiek zodat het mogelijk is dat leerlingen van de BES-eilanden tussentijds makkelijk doorstromen naar een opleiding binnen het Europese deel van Nederland en omgekeerd. De onderdelen E en F van de bijlage verschillen enigszins ten opzichte van de onderdelen die gelden in het Europese deel van Nederland. De culturele en maatschappelijke aspecten van de Caribische regio zijn in de kerndoelen verwerkt, zodat in de onderbouw van het voortgezet onderwijs daaraan aandacht besteed wordt.

3. Functie kerndoelen

De onderbouw van het VO is voor leerlingen een belangrijke schakel in de doorlopende leerlijn van primair onderwijs naar vervolgopleidingen in en na het voortgezet onderwijs, de arbeidsmarkt en de maatschappij. In de loop van de onderwijsloopbaan van jongeren worden de onderwijsprogramma’s steeds meer divers. De onderbouw van het VO is de laatste periode in de onderwijsloopbaan met een substantiële gemeenschappelijkheid van onderwijsdoelen: de kerndoelen. Deze kerndoelen drukken de (minimale) breedte van het onderwijsprogramma uit.

Ten minste 1425 (klok)uren moeten in de eerste twee leerjaren van het VO gezamenlijk worden verzorgd op basis van de kerndoelen.

Voor het derde leerjaar vwo/havo is niet voorgeschreven dat onderwijs op basis van de kerndoelen moet worden verzorgd. Scholen kunnen het derde leerjaar gebruiken voor verbreding en verdieping van de kerndoelen, bijvoorbeeld met het oog op een doorlopende leerlijn of het bieden van maatwerk. Wel is voorgeschreven dat het onderwijs in het derde leerjaar zodanig moet zijn, dat aan het eind van dat leerjaar door alle leerlingen nog alle profielen kunnen worden gekozen.

Kerndoelen zijn de na te streven inhoudelijke doelstellingen voor het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren, gericht op het verwerven door leerlingen van kennis, inzicht en vaardigheden. In de kerndoelen is vastgelegd welke kennis, inzichten en vaardigheden voor alle leerlingen van belang zijn, onafhankelijk van de uiteindelijke keuze voor opleiding, vervolgstudie, beroep en maatschappelijke positie.

Bovendien brengen kerndoelen tot uitdrukking welke bagage leerlingen nodig hebben voor het vervolg van hun onderwijsloopbaan, om te beginnen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.

Het doel van het (voortgezet) onderwijs is drieledig:

  • beroepsvoorbereidend (leidend tot een beroepskwalificatie),

  • socialiserend (burgerschapsvorming), en

  • persoonlijk vormend.

Dat is ook de reden waarom als gemeenschappelijke opdracht voor scholen is vastgelegd dat ze leerlingen voorbereiden op persoonlijk, maatschappelijk en beroepsmatig functioneren. Elk van deze drie onderdelen is essentieel. Indien er alleen maar beroepsvoorbereidende eindtermen of algemeen vormende kerndoelen zouden zijn, zou dit ten koste gaan van de aandacht voor één of meer onderdelen van de opdracht aan elke school. Het is goed dit te accentueren door deze onderwijsdoelen niet te integreren in de eindtermen van de verschillende opleidingsvarianten, maar deze te expliciteren als minimale kwaliteitseisen voor het onderwijs aan alle leerlingen. Kerndoelen zijn daarvoor een effectief en efficiënt middel.

4. Aard van de kerndoelen

Niet alleen leerlingen verschillen, ook leraren, scholen en hun omgeving. Er is ook niet slechts één goede manier om met verschillen tussen leerlingen of met specifieke kenmerken van de omgeving om te gaan. Leraren en scholen moeten, gegeven de collectieve opdracht, keuzes kunnen maken die aansluiten bij hun professionele inzichten, mogelijkheden en ambities. In de bijlage bij dit besluit komt dat tot uiting in:

  • de beperking van het aantal kerndoelen tot 58,

  • de globale, algemene formulering van de kerndoelen, en

  • de ruimte voor scholen om zelf te bepalen hoe ze de kerndoelen in hun onderwijsaanbod ordenen.

Vanuit de overweging dat scholen optimaal ruimte moeten krijgen om hun leerlingen arrangementen op maat te bieden, is gekozen voor één set globaal geformuleerde kerndoelen. De school kan daarbinnen verschillende uitwerkingen naar niveau en ordening kiezen. Daarmee is een duidelijke keuze gemaakt in de formele functie van de kerndoelen: ze moeten allemaal worden aangeboden, maar het gaat niet om een specificatie van uniforme leerresultaten, maar om een kader waarbinnen de school echte aanbodkeuzes kan maken.

De omvang en de formulering van de kerndoelen is dusdanig dat alle scholen in staat worden gesteld om maatwerk te leveren voor leerlingen van de verschillende schoolsoorten (van voorbereidend beroepsonderwijs tot voorbereidend wetenschappelijk onderwijs). De richtinggevende kerndoelen moeten vertaald kunnen worden in concrete onderwijsprogramma’s op verschillende niveaus en op scholen van alle signaturen en met verschillende ambitieniveaus wat betreft onderwijsinnovatie.

Kerndoelen beschrijven het minimaal verplichte onderwijsaanbod. Het niet vóórkomen van een thema of onderwerp in de kerndoelen laat onverlet dat scholen daar in hun onderwijsprogramma’s in de onderbouw wel aandacht aan kunnen besteden. Deze keuze is aan de school en aan de onderwijsgevenden.

5. Presentatie van de kerndoelen

Zoals gezegd, is vanuit de overweging dat scholen optimaal ruimte moeten krijgen om hun leerlingen arrangementen op maat te bieden, gekozen voor één set globaal geformuleerde kerndoelen. In artikel 34 WVO BES is een lijst met onderwerpen opgenomen, waarvan aspecten in de kerndoelen aan de orde moeten komen. Er is in dit besluit geen sprake van een 1-op-1 vertaling. Aspecten van onderwerpen op de lijst kunnen aan de orde komen in meer dan 1 kerndoel of meer dan 1 onderdeel met kerndoelen. De school kan binnen de set kerndoelen verschillende uitwerkingen naar niveau en ordening kiezen. Onder andere op basis van samenhang in leerinhouden zijn verschillende ordeningen van smal naar breed mogelijk. Dat kunnen bijvoorbeeld traditionele vakken zijn, een combinatie van vakken en vakoverstijgende projecten of leergebieden van verschillende breedte. Daarnaast is samenhang aan te brengen die gebaseerd is op het leerproces van de leerling: ontwikkelingslijnen van vaardigheden, begripsvorming, competenties, en dergelijke.

De kerndoelen zijn na te streven inhoudelijke doelstellingen en geven daarmee richting aan het nader definiëren van kwaliteit op schoolniveau. Ze geven geen specifiek niveau aan en laten de didactische invulling grotendeels open. De school kan op basis van de 58 kerndoelen een eigen ordening aanbrengen, een eigen arrangement van leeractiviteiten ontwerpen met eigen didactische accenten en op verschillende prestatieniveaus. De 58 kerndoelen op grond van artikel 34 van de WVO BES zijn in de bijlage bij dit besluit opgenomen als doorgenummerde lijst. Inhoudelijk verwante kerndoelen zijn ten behoeve van de overzichtelijkheid bij elkaar gepresenteerd, met daarboven een aanduiding van het onderdeel waartoe ze behoren. Het presenteren van inhoudelijk verwante kerndoelen onder één noemer is uitdrukkelijk niet méér dan een manier om de kerndoelen inzichtelijk te presenteren. Scholen kunnen de kerndoelen op verschillende manieren ordenen in concrete onderwijsprogramma’s: in vakken, leergebieden, projecten enz. Dat betekent bijvoorbeeld dat niet alle onder een bepaald onderdeel gepresenteerde kerndoelen in één vak of leergebied aangeboden moeten worden, en ook dat kerndoelen uit verschillende onderdelen samengevoegd kunnen worden. De enige wettelijke voorwaarde is dat alle kerndoelen aan bod moeten komen en dat leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs leren wat in de kerndoelen is vastgelegd.

6. Formulering van de kerndoelen

De formulering van de kerndoelen benadrukt het leren van de leerling, de formulering is telkens: «De leerling leert...». De procesmatige beschrijving zou de vraag kunnen oproepen of het leren belangrijker is dan wàt er geleerd wordt. Het belang van kennis is – zeker ook met onze ambities voor een kenniseconomie van formaat – onomstreden. Kennis als product ontstaat pas in een proces van leren en kan ook pas na zo’n proces functioneren. Het is daarom een misvatting dat een procesmatige beschrijving van de kerndoelen betekent dat vaardigheden of leren leren belangrijker gevonden worden dan kennis. Ter illustratie en in navolging van de kerndoelen voor het primair onderwijs, kan het voorbeeld van leren schaken genoemd worden:

«Kerndoelen geven weer wat een leerling leert. Daarbij duidt «leren» zowel op het proces als het resultaat. «Nuncia leert schaken» betekent zowel dat Nuncia schaken aan het leren is, als dat er een moment komt waarop Nuncia heeft leren schaken. Dan kán Nuncia schaken. Heeft Nuncia leren schaken, als ze «aan het einde van de rit» niet kan schaken? Nee, ze heeft wel haar best gedaan en haar leraar of lerares ook, maar het doel «Nuncia leert schaken» is niet bereikt. Vanuit deze redenering is ervoor gekozen om als vaste formulering van een kerndoel de vorm te kiezen: de leerling leert + werkwoord + nadere aanduiding.

7. Onderwijs in de Nederlandse taal

De kerndoelen voor Nederlandse taal zijn uitgebreid geformuleerd. De nadruk ligt op de Nederlandse taal omdat Nederlands de instructie- en examentaal is.

De verwachting is dat er meer doorstroming naar vervolgonderwijs in het Europese deel van Nederland zal komen.

Het belang van een goede beheersing van het Nederlands wint daardoor aan belang.

8. Onderwijs in een tweede en derde moderne vreemde taal

Gedegen talenkennis is essentieel in de hedendaagse samenleving. Alleen beheersing van de Engelse taal is daarvoor niet genoeg.

Vandaar dat in het voortgezet onderwijs naast het Engels, ook andere talen – in de eerste plaats Spaans, Papiaments en Frans – een belangrijke plek in het onderwijsprogramma moeten hebben. Ook al is het wenselijk dat zoveel mogelijk jongeren zoveel mogelijk moderne vreemde talen leren, het is niet voor alle leerlingen haalbaar. Kerndoelen beschrijven immers de onderwijsinhoud die alle scholen aan alle leerlingen moeten aanbieden. Daarom is ervoor gekozen alleen voor de Engelse taal kerndoelen te formuleren. Leerlingen die zich voorbereiden op de bovenbouw vwo of havo moeten daarnaast een derde moderne vreemde taal volgen in de onderbouw. Op gymnasia is daarnaast ook nog Latijnse en Griekse taal en letterkunde verplicht.

9. Vergelijking met de thans op de BES gehanteerde kerndoelen

De BES-eilanden werkten onder de Landsverordening voortgezet onderwijs ook al met kerndoelen. Deze waren weliswaar minder uitgebreid dan de huidige kerndoelen. De uitbreiding van de kerndoelen heeft mede te maken met de invoering van de WVO BES.

Voor het kunnen bereiken van de kerndoelen zijn goede lesmethoden noodzakelijk waarin de kerndoelen zijn verwerkt. Er wordt onderzoek gedaan naar de beschikbare lesmaterialen op de BES en de mate waarin hiermee de kerndoelen worden gerealiseerd en daarnaast is aan de scholen op de BES middelen beschikbaar gesteld voor de aanschaf van leermiddellen. De aangeschafte leermiddelen sluiten aan de kerndoelen. De schoolbesturen krijgen ondersteuning bij het leren werken met de kerndoelen.

10 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

De uitvoeringsorganisatie Onderwijs (DUO) heeft een toets op de uitvoerbaarheid van het besluit uitgevoerd. Dit heeft niet geleid tot opmerkingen van DUO.

De inspectie van het Onderwijs is geraadleegd over de handhaafbaarheid van het besluit. Dit heeft niet geleid tot opmerkingen vna de de inspectie.

11. Financiële gevolgen

Aan het besluit zijn voor de rijksoverheid geen financiële gevolgen verbonden. Scholen krijgen ruimte om keuzes te maken gegeven de behoeften én mogelijkheden – dus ook de financiële – die ze zelf hebben.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De bijlage bij dit besluit bevat de kerndoelen op basis van de artikelen 34 en 35, eerste lid, van de WVO BES. Deze kerndoelen komen inhoudelijk nagenoeg overeen met die uit het Besluit Kerndoelen onderbouw VO, dat van toepassing is in het Europese deel van Nederland.

Onderdeel B: Engels

Ten opzichte van de kerndoelen die in het Europese deel van Nederland gelden is Duits veranderd in Spaans en is Papiaments toegevoegd.

Onderdeel E: mens en maatschappij

Kerndoel 37 is aangepast aan de tekst zoals deze is gebruikt in het Besluit kerndoelen WPO BES, dat van toepassing is in het primair onderwijs. Daarmee wordt de doorlopende leerlijn tussen dat onderwijs en het voortgezet onderwijs benadrukt. Daarnaast is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan de tijdsperiodes zoals deze zijn neergelegd in de canon die voor het Europese deel van Nederland van toepassing is. Het staat het bevoegd gezag vrij om dit kerndoel te verbreden met specifieke caribische geschiedenis.

Kerndoel 43 is verbreed door de woorden «in Nederland» te schrappen. Hoewel de kerndoelen ruim zijn geformuleerd, hebben de schoolbesturen op de BES eilanden de gelegenheid hun eigen visie hierin te verwoorden.

Kerndoel 45 is zo aangepast dat de leerlingen op hoofdlijnen de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie dienen te begrijpen. Dit heeft mede te maken met het feit dat de BES eilanden geen deel worden van de Europese Unie, maar via Nederland daarmee wel verbonden zijn.

Ook voor kerndoel 46 is een meer algemene formulering gekozen om de schoolbesturen op de BES eilanden in de gelegenheid te stellen hieraan een meer eigen invulling te geven, gelet op de geografische ligging van de eilanden ten opzichte van Nederland.

Onderdeel F: kunst en cultuur

Op de BES-eilanden bestaat op dit moment het vak CAV dat voor 90% overeenkomt met het Nederlandse vak CKV. CAV is vervangen door CKV.

Deze toelichting wordt mede uitgebracht namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven