Besluit van 22 augustus 2011, houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met opname van regels uit de Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 2011, nr. G&VW/AA/2011/12093;

Gelet op artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2011, No. W12.11.0273/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 augustus 2011, nr. G&VW/AA/2011/13879;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.42 wordt in afdeling 9 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.42a Voorlichting

De werkgever zorgt voor doeltreffende voorlichting over de risico’s van de arbeid tijdens zwangerschap en lactatie en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s te voorkomen. De voorlichting vindt plaats binnen twee weken nadat de zwangere werknemer of werknemer tijdens de lactatie aan de werkgever heeft gemeld zwanger te zijn dan wel werkzaam te zijn tijdens de lactatie.

B

In artikel 3.16 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Hekwerken en leuningen worden als doelmatig aangemerkt indien zij tenminste tot 1 meter boven het werkvlak beveiliging bieden tegen vallen, dan wel voldoen aan het voor vloerafscheiding bepaalde bij of krachtens het Bouwbesluit 2003.

C

In artikel 3.17 wordt «3.16, vierde lid, laatste volzin» vervangen door: 3.16, vijfde lid, laatste volzin.

D

Artikel 4.1c wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen f, g, h ,i, j en k van het eerste lid worden verletterd tot de onderdelen g, h, i, j, k en l.

2. Na onderdeel e van het eerste lid wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. huidcontact te voorkomen of te minimaliseren door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een enkelvoudige of samengestelde stof:

    • 1°. die voldoet aan de criteria voor classificatie met een effect op de huid of ogen, inclusief de classificatie kankerverwekkend voor de huid, volgens Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG 1967, 196) of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG 1999, L 200);

    • 2°. als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, of artikel 4.16, eerste lid, en waarbij is aangegeven dat die door de huid kan worden opgenomen;.

3. Onderdeel j (nieuw) van het eerste lid vervalt, onder verlettering van de onderdelen k en l (nieuw) tot de onderdelen j en k.

4. Het derde lid vervalt.

E

Na artikel 4.1c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1d Beperking van blootstelling; werkpleketikettering

  • 1. In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in het kader van artikel 3 van de wet de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen voorkomen of geminimaliseerd door op de verpakking van de gevaarlijke stof opvallend en goed leesbaar te vermelden:

    • a. de officiële naam van de gevaarlijke stof en de relevante gevaarlijke bestanddelen; en

    • b. de gevaarsymbolen, gevaarbenamingen en de waarschuwingszinnen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid hoeven op laboratoriumhulpmiddelen die voor steeds wisselende chemicaliën worden gebruikt, niet steeds alle verplichte aanduidingen te zijn aangebracht. Worden deze hulpmiddelen alleen gebruikt voor kortdurende handelingen dan zijn geen aanduidingen verplicht. Worden deze hulpmiddelen gebruikt voor andere dan kortdurende handelingen dan zijn op deze hulpmiddelen opvallend en goed leesbaar vermeld:

    • a. voor een enkelvoudige stof: de officiële naam van de gevaarlijke stof; en

    • b. voor een meervoudige stof: de officiële naam of namen van de relevante gevaarlijke bestanddelen.

  • 3. In het geval van opslag van gevaarlijke stoffen in grotere hoeveelheden in speciale opslagruimten wordt aan het eerste lid voldaan als de verplichte aanduidingen voor meerdere identieke verpakkingen door middel van één etiketafdruk opvallend en goed leesbaar zijn aangebracht. De aanduidingen zijn zodanig aangebracht dat voor elke afzonderlijk opgeslagen verpakking te allen tijde ter plekke duidelijk is dat de aanduidingen van toepassing zijn. Als gevaarlijke stoffen uitsluitend voor de handel zijn opgeslagen, kan worden volstaan met het aanbrengen van de bij aflevering in Nederland wettelijk verplichte aanduidingen.

  • 4. In geval van vervoer en laden en lossen van gevaarlijke stoffen wordt aan het eerste lid voldaan als de vervoerders en de laders en lossers tijdens hun werkzaamheden ter plekke beschikken over de gegevens die op grond van het bij of krachtens de Wet milieubeheer bepaalde op het etiket zouden moeten worden vermeld.

  • 5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voor zover de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden van toepassing zijn.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste, tweede of derde lid.

F

Artikel 4.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «artikel 4.1c en artikel 4.18» vervangen door: de artikelen 4.1c, 4.1d en 4.18.

2. In onderdeel a wordt na «te beperken» ingevoegd: ,volgens voorlichting of instructie die tenminste één keer per jaar plaatsvindt.

G

In artikel 4.47c, eerste lid, wordt de eerste zin vervangen door: Uiterlijk twee dagen voor aanvang van de werkzaamheden wordt door de werkgever elektronisch melding gedaan aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

H

Aan artikel 4.97, tweede lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. het ter beschikking stellen van een medisch hulpmiddel met ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme, indien er gevaar is voor letsel of infectie door een scherp medisch hulpmiddel;

  • d. het verbod op het terugzetten van doppen op injectienaalden.

I

Artikel 4.108 komt te luiden:

Artikel 4.108 Blootstelling aan gevaarlijke stoffen

  • 1. Het is een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie verboden arbeid te verrichten waarbij zij kunnen worden blootgesteld aan metallisch lood en zijn verbindingen.

  • 2. Het is een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie verboden arbeid te verrichten waarbij zij kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen die de gezondheid van het ongeboren kind of de zuigeling schade kunnen toebrengen via een genotoxisch werkingsmechanisme en die via de moeder het ongeboren kind of de zuigeling kunnen bereiken.

J

Artikel 4.113 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de huidige tekst wordt het cijfer «1.» geplaatst.

2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Huidcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een enkelvoudige of samengestelde stof:

    • a. die voldoet aan de criteria voor classificatie met een effect op de huid of de ogen, inclusief de classificatie kankerverwekkend voor de huid, volgens Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG 1967, 196) of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG 1999, L 200);

    • b. als bedoeld in artikel 4.3, eerste of tweede lid, of 4.16, eerste of tweede lid, en waarbij is aangegeven dat die door de huid kan worden opgenomen.

K

In Hoofdstuk 5, Afdeling 3, wordt, onder vernummering van paragraaf 2 tot paragraaf 3, een paragraaf met opschrift ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2 Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

Artikel 5.13a Fysieke belasting

Het is een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie verboden om:

  • a. dagelijks meer dan eenmaal per uur te hurken, knielen, bukken of staande voetpedalen te bedienen tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap;

  • b. meer te tillen dan 10 kilogram in één handeling gedurende de hele zwangerschap en in de periode tot drie maanden na de bevalling;

  • c. meer dan 10 keer per dag gewichten van meer dan 5 kilogram te tillen vanaf de twintigste week van de zwangerschap; of

  • d. meer dan 5 keer per dag gewichten van meer dan 5 kilogram te tillen vanaf de dertigste week van de zwangerschap.

L

Na artikel 6.29a worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 6.29b Schadelijke trillingen

Het is een zwangere werknemer verboden om op de arbeidsplaats:

  • a. te worden blootgesteld aan lichaamstrillingen of schokken met een versnelling van meer dan 0.25 m/s2; of

  • b. in direct contact te komen met een ultrasonore trillingsbron met een frequentie boven de 20 kHz waarbij de blootstelling hoger is dan 110 dB per tertsband.

Artikel 6.29c Schadelijk geluid

Het is een zwangere werknemer verboden om op de arbeidsplaats te worden blootgesteld aan equivalente geluidsniveaus boven de 80 dB(A) en piekgeluiden boven de 112 Pa.

M

Artikel 9.3, tweede lid, onder c, wordt als volgt gewijzigd:

1. «4.1c, eerste lid, onder f, j en k» wordt vervangen door: 4.1c, eerste lid, onder g, j en k.

2. «4.108» wordt vervangen door: 4.97, tweede lid, onder d, 4.108.

N

In artikel 9.5, eerste lid, onder c, wordt «4.1c» vervangen door: 4.1c, 4.1d.

O

Artikel 9.5a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder d, wordt «en 5,3, aanhef en onder a» vervangen door: , 5.3, aanhef en onder a, en 5.13a.

2. In het derde lid wordt «1.42, 3.48, 6.29, en 6.29a» vervangen door: 1.42, 1.42a, 3.48, 6.29, 6.29a, 6.29b en 6.29c.

P

Artikel 9.9a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f wordt een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

  • d. van hoofdstuk 5: artikel 5.13a;.

2. In onderdeel e wordt «en 6.29a» vervangen door: , 6.29a, 6.29b en 6.29c.

Q

Artikel 9.9b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «1.42» vervangen door: 1.42, 1.42a.

2. In onderdeel d wordt «4.1c, eerste lid, onder i» vervangen door: 4.1d.

R

Artikel 9.9c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «3.16, eerste en vierde lid» vervangen door: 3.16, eerste en vijfde lid.

2. In onderdeel d wordt «4.1c, eerste lid, onder a tot en met h en j en k, en tweede lid» vervangen door: 4.1c.

S

In artikel 9.10 wordt «4.1c» vervangen door: 4.1c, 4.1d.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 22 augustus 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de tweede september 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving (hierna Arbowet- en regelgeving) in 2007 is aangekondigd dat de beleidsregels arbeidsomstandigheden zouden vervallen per 1 januari 2010. Uitgangspunt van deze wijzigingen is dat er voor de totstandkoming van goede arbeidsomstandigheden meer verantwoordelijkheid is gelegd bij de werkgever en werknemers teneinde meer maatwerk mogelijk te maken.

Als een van de hulpmiddelen daarbij wordt de arbocatalogus gezien. Op 1 januari 2011 waren in 146 branches arbocatalogi ontwikkeld.

Op verzoek van sociale partners in de Stichting van de Arbeid is in 2010 een hernieuwde analyse uitgevoerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar normen in die beleidsregels en de eventuele overname hiervan in de Arbowet en -regelgeving.

De Stichting van de Arbeid verwees naar het advies van de SER uit 2005 bij de herziening in 2007 van de Arbowet- en regelgeving waar valt te lezen dat daar waar concrete doelvoorschriften in de beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving zijn neergelegd, deze in Arboregelgeving zouden moeten worden opgenomen. De Stichting van de Arbeid vroeg zich af of dit wel precies genoeg is gebeurd bij de herziening van 2007. Om die reden is in 2010 nogmaals een analyse uitgevoerd naar normen in de beleidsregels.

De analyse en de daaraan verbonden conclusies zijn door sociale partners in de Stichting van de Arbeid geaccepteerd en hebben geleid tot:

  • 1. Van elf beleidsregels worden een of meerdere benoemde risico’s opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna Arbobesluit) en van één beleidsregel in de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna Arboregeling) voor 1 januari 2012. Per die datum vervallen de betreffende beleidsregels.

  • 2. Zes beleidsregels zijn aangehouden in 2011 omdat er nog geen branchenormering is opgesteld. Ook deze beleidsregels vervallen per 1 januari 2012.

  • 3. Het merendeel van de 92 beleidsregels is vervallen per 1 januari 2011.

Met de onderhavige wijziging wordt invulling gegeven aan de opname van normen uit tien beleidsregels:

  • Beleidregel 8, voorlichting binnen 2 weken na melding zwangerschap.

  • Beleidsregel 1.42, voor zwangeren: hoeveel mag men maximaal tillen, aan welke trillingen mag men blootstaan, welke stoffen zijn niet geoorloofd en dergelijke.

  • Beleidsregel 3.16, minimumhoogte van leuningen.

  • Beleidsregels 4.1c-4/4.18-1/4.113, geen huidcontact met bepaalde gevaarlijke stoffen met een zogenaamde H(huid)-notering.

  • Beleidsregel 4.2-1, de additieregel welke het «optellen» betreft van de mate van blootstelling bij verschillende gevaarlijke stoffen.

  • Beleidsregel 3.5g-1, onderzoek in ruimten met gevaar voor verstikking e.d., onderdelen hiervan zijn inmiddels in het Arbobesluit opgenomen.

  • Beleidsregel 4.1c-2, de etikettering van gevaarlijke stoffen die op de werkplek aanwezig zijn, wat moet er op het etiket en wanneer.

  • Beleidsregel 4.19, het eens per jaar voorlichting geven over het werken met kankerverwekkende stoffen.

  • Beleidsregel 4.47c, de meldingstermijn van werkzaamheden met asbest.

Tevens wordt met deze wijziging een implementatie beoogd van de kaderovereenkomst van de Europese sociale partners in de ziekenhuissector over preventie en beperking van gevolgen van bloedcontact met scherpe voorwerpen zoals injectienaalden, zoals opgenomen in Richtlijn 2010/32/EU van de Raad van 10 mei 2010 tot uitvoering van de door European Hospital and Healthcare Employers’ Association (HOSPEEM) en European Federation of Public Service Unions (EPSU) gesloten kaderovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche (PbEG 2010 L 134). Omdat dit met een minimale wijziging van het Arbobesluit gerealiseerd kan worden, is deze meegenomen in dit besluit. Daar het bovendien om staande praktijk gaat kan dit onderdeel met ingang van 1 januari 2012 in werking treden in plaats van de uiterste implementatiedatum, zijnde 11 mei 2013.

In de Arboregeling is nu de additieregel uit Beleidsregel 4.2-1 opgenomen, die het «optellen» betreft van de mate van blootstelling indien men met diverse gevaarlijke stoffen werkt, voor beoordeling van de blootstelling.

Financieel/administratieve lasten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of inhoudelijke nalevingkosten van bedrijven aangezien het hier gaat om het omzetten van bestaande verboden en verplichtingen uit de beleidregels naar het Arbobesluit. Hier vloeien geen nieuwe verplichtingen uit voort.

Ook het artikel over scherpe letsels dat zich richt op de gezondheidszorg, namelijk het ter beschikking stellen van een medisch hulpmiddel met ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme, indien er gevaar is voor letsel of infectie door een scherp medisch hulpmiddel, en het verbod op het terugzetten van doppen op injectienaalden, indien er gevaar is voor letsel of infectie door een injectienaald, levert geen extra nalevingkosten op. Er zijn namelijk geen extra kosten verbonden aan aanschaf van het medische hulpmiddel; er moet wel instructie plaatsvinden. Dit is echter in vele instellingen reeds staande praktijk evenals het verbod op terugzetten (business as usual costs). In dit geval zijn de business as usual costs gelijk aan de totale inhoudelijke nalevingkosten.

Handhavingtoets

De voorgestelde wijzigingen van het Arbobesluit hebben geen invloed op de handhaafbaarheid van de Arboregelgeving.

Artikelsgewijs

Artikel I onderdeel A

De algemene verplichting van de werkgever (artikel 8 van de Arbowet) om er voor te zorgen dat een werknemer doeltreffend wordt voorgelicht over de te verrichten werkzaamheden, de daaraan verbonden risico’s en de te nemen maatregelen, houdt mede in dat er specifieke voorlichting wordt gegeven aan zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie.

Dit onderdeel werkt dat, in navolging van Beleidsregel 1.42, verder uit. De voorlichting voor de zwangerschap zou zich moeten richten op de risico’s bij de arbeid voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, beiden kunnen immers in arbeidssituaties komen waarbij er invloed is op de zwangerschap.

De risico’s die in ieder geval aan de orde moeten komen – voor zover relevant – zijn gevaarlijke stoffen, trillingen, tillen/hurken/bukken, geluid, klimaat, straling (ioniserende en niet-ioniserende), psychosociale arbeidsbelasting waaronder werkdruk, biologische agentia. Ook zal aandacht moeten worden besteed aan werk- en rusttijden en de plaats en het gebruik van de rustruimte binnen het bedrijf.

De invulling van de wettelijke bepalingen is soms verschillend tijdens zwangerschap en lactatie. Het kan nodig zijn de voorlichting te herhalen over de lactatietijd en de invloed van eventuele risico’s van het werk op kwantiteit en kwaliteit van de borstvoeding voordat de werknemer met bevallingsverlof gaat. Het is verstandig hierbij ook de afspraken en regels voor het geven van borstvoeding en kolven op het werk te betrekken.

Er zijn diverse risico’s die een zwangere vrouw kan lopen in de arbeidssituatie. Deze kunnen al vrij vroeg in de zwangerschap optreden. Het is zaak van de zwangere werknemer om de zwangerschap zo vroeg mogelijk te melden zodat de werkgever maatregelen kan treffen om risico’s te vermijden.

Artikel I onderdelen B en C

In het nieuwe derde lid van artikel 3.16 is de norm uit Beleidsregel 3.16 opgenomen dat hekwerken en leuningen die moeten voorkomen dat bij het werken op hoogte naar beneden wordt gevallen, tenminste 1 meter hoog zijn respectievelijk zich op ten minste een hoogte van 1 meter van het werkvlak bevinden. Dit betreft dus de tijdelijke arbeidsplaatsen en is conform het op de Woningwet gebaseerde Bouwbesluit 2003 welke concrete eisen geeft voor ondermeer de hoogte van vloerafscheidingen voor vaste arbeidsplaatsen. In de regel is de minimumhoogte 1 meter. In een beperkt aantal omstandigheden mag de minimale hoogte van een vloerafscheiding, volgens het Bouwbesluit 2003, minder bedragen dan 1 meter. Voor die omstandigheden zijn de eisen van het Bouwbesluit 2003 (Hoofdstuk 2, Afdeling 2.3, Vloerafscheiding) maatgevend.

Artikel I onderdelen D en J

De aan artikel 4.1c, eerste lid, onder f., en 4.113, tweede lid, toegevoegde onderdelen bepalen dat doelmatige huid- en oogbescherming moet worden gedragen door de werknemer bij kans op blootstelling aan een stof die gevaarlijk is of kan zijn bij blootstelling van de huid dan wel de ogen. Deze nieuwe onderdelen zijn ontleend aan en vervangen de Arbobeleidsregels 4.1c-4, 4.18-1 en 4.113, die per 1 januari 2012 zijn vervallen. Het betreft een technische en geen inhoudelijke wijziging.

De passage «waarbij is aangegeven dat die door de huid kan worden opgenomen», ziet op de zogenoemde H-aanduiding, vermeld op de lijst van wettelijke grenswaarden. Dit betreft stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen. Zie bijlage XXIII bij de artikelen 4.19, eerste lid, en 4.10, eerste lid, van de Arboregeling. Tevens betreft dit de situatie dat de werkgever bij afwezigheid van een wettelijke grenswaarde, zelf een grenswaarde moet vaststellen voor een stof en de stof in dat kader een aanduiding geeft.

De strekking van het geschrapte artikel 4.1c, eerste lid, onderdeel j (nieuw) (voorheen onderdeel i), en derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (onderdelen 3 en 4) is opgenomen in het nieuwe artikel 4.1d, eerste en vijfde lid (zie artikel I, onderdeel E).

Artikel I onderdeel E

In het oude artikel 4.1c, eerste lid, onder i, werd aangegeven dat op een verpakking van een gevaarlijke stof de naam van de stof en de aard van de gevaren vermeld moeten worden. Nadere invulling van dit artikel was uitgewerkt in beleidsregel 4.1c-2.

In het nieuwe artikel 4.1d is de bovenbedoelde beleidsregel 1 op 1 opgenomen. Voor de samenhang/helderheid is het artikel 4.1c, eerste lid, onder i (oud), hierin verwerkt, zodat er nu een apart artikel is over werkpleketikettering. De reikwijdte van dit artikel is identiek aan die van bovengenoemde beleidsregel en artikel 4.1c.

Het in het eerste lid genoemde begrip gevaarlijke stoffen omvat niet alleen de stoffen die door een Nederlandse leverancier zijn afgeleverd of door de werkgever geïmporteerd zijn, maar ook bijvoorbeeld stoffen die op het bedrijf zijn ontstaan door chemische reacties of door oplossen, mengen en verdunnen van stoffen of mengsels.

De etikettering geldt voor gevaarlijke stoffen die aanwezig zijn op de arbeidsplaats. Dit betekent dat etikettering geldt voor die stoffen die binnen of buiten aanwezig zijn of daar worden gebruikt.

In het eerste lid is aangegeven wat er op het etiket vermeld moet worden.

In het tweede lid wordt een uitzondering gecreëerd voor bepaalde laboratoriumhulpmiddelen.

In het derde lid wordt de mogelijkheid gecreëerd om bij opslag van gevaarlijke stoffen in bepaalde gevallen een andere wijze van etikettering toe te staan.

In het vierde lid wordt aangegeven dat er bij het vervoer en laden/lossen een alternatieve manier is om te voldoen aan de bepaling in het eerste lid.

In het vijfde lid is bepaald dat het eerste en tweede lid niet van toepassing zijn, indien de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden van toepassing is.

Met het zesde lid is het mogelijk om bij ministeriële regeling nadere voorschriften te stellen. Hierbij kan gedacht worden aan de taal van het etiket en de afmeting van het etiket.

Artikel I onder F

De aan artikel 4.19 toegevoegde passage is ontleend aan en vervangt de laatste volzin van de vervallen beleidsregel 4.19, eerste lid. Door deze toevoeging is beoogd dat de kennis en vaardigheden van de werknemers bij het werken met kankerverwekkende stoffen periodiek worden onderhouden. Afhankelijk van de omstandigheden kan dit collectief dan wel individueel op de werknemer toegespitst en mondeling dan wel schriftelijk geschieden.

Artikel I onder G

In Beleidsregel 4.47c werd aangegeven dat de schriftelijke melding als tijdig wordt beschouwd indien dit uiterlijk 5 dagen voor aanvang van de werkzaamheden met asbest wordt gedaan. Ook mocht een melding elektronisch geschieden en wel 2 dagen uiterlijk voor aanvang van de werkzaamheden. Deze verschillen in melding en termijn zijn in de huidige wijzing van het Arbobesluit vervangen door één soort melding namelijk de elektronische die uiterlijk twee dagen voor aanvang geschiedt.

Voor de meldingen is een formulier te vinden op de internetsite van de Arbeidsinspectie: www.arbeidsinspectie.nl.

Artikel I onder H

Artikel 4.97 is aangepast om onderdelen van de kaderovereenkomst van de Europese sociale partners in de ziekenhuissector over preventie en beperking van gevolgen van bloedcontact met scherpe voorwerpen zoals injectienaalden, die is opgenomen in Richtlijn 2010/32/EU van 10 mei 2010, te implementeren in nationale regelgeving. Deze richtlijn beoogt de bescherming van werknemers die het risico lopen op letsel of infectie door scherpe medische hulpmiddelen en preventie van het risico van letsel of infectie door scherpe medische hulpmiddelen te verbeteren. De richtlijn voorziet in een geïntegreerde aanpak van risicobeoordeling, risicopreventie, opleiding, voorlichting, bewustmaking en toezicht en in reactie- en follow-upprocedures. De overeenkomst en deze wijziging dragen bij tot een zo veilig mogelijke werkomgeving in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche. Het Arbobesluit voorzag in een algemene aanpak van deze risico’s, maar noemde geen specifieke maatregelen. Die zijn nu opgenomen om te voldoen aan de richtlijn. Voor het overige is een en ander al wettelijk geregeld, zoals voorlichting en instructie (artikel 8 van de Arbowet) of is geen wettelijke regeling nodig, zoals werkprotocollen en budgetten (dit is aan sociale partners via bijvoorbeeld cao’s of arbocatalogi).

Transponeringstabel bij Richtlijn 2010/32/EU

Artikel in richtlijn

Inhoud

Artikel in Nederlandse regelgeving

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting keuze invulling beleidsruimte

Artikel 1

Doel richtlijn

Geen implementatie nodig

nvt

 

Artikel 2

Sanctiestelsel

Geregeld

artikelen 32, 33 en 34, Arbowet

artikelen 9.1, 9.9a, 9.9b en 9.9c, Arbobesluit

nvt

 

Artikel 3

Uiterste implementatiedatum

Geen implementatie nodig

nvt

 

Artikel 4

Inwerkingtreding

Geen implementatie nodig

nvt

 

Artikel 5

Adressant richtlijn lidstaat

Geen implementatie nodig

nvt

 
         

Bijlage (Kaderovereenkomst)

       

Clausule 1

Doel kaderovereenkomst

Geen implementatie nodig

nvt

 

Clausule 2

Reikwijdte kaderovereenkomst: werknemers, personeel in opleiding, trainees, gedetacheerden en zelfstandigen voor zover werkzaam onder gezag en toezicht van werkgever gezondheidszorg.

Studenten niet, behoudens clausule 6

 

nvt

 

Clausule 3

Definities kaderovereenkomst

Geregeld

artikel 1, Arbowet

artikel 1.1, Arbobesluit

nvt

 

Clausule 4

Beginselen kaderovereenkomst

Geregeld

artikelen 3, 5, 8, 11, 12, 13, 14, 14a en 15, Arbowet

nvt

 

Clausule 5

Risicobeoordeling

Geregeld

artikel 5, Arbowet

hoofdstukken 4, afdelingen 1, 2, 9 en 10, en 7, afdeling 2, Arbobesluit

nvt

 

Clausule 6

Maatregelen

artikelen 3, 5 en 8, Arbowet

hoofdstuk 4, afdelingen 1, 2 en 9, en artikel 8.3, Arbobesluit

Aanpassingen nodig:

a. Als risicobeoordeling uitwijst dat er gevaar is voor verwonding door scherp instrument of infectie, moet blootstelling worden beëindigd via terbeschikkingstelling medisch hulpmiddel met ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme.

b. Terugzetten doppen op naalden is verboden

Geen

1 op 1 implementatie

 

Clausule 7

Informatie/

bewustmaking

Geregeld

artikelen 5, 8 en 12, Arbowet

artikelen 4.102 en 7.11a, Arbobesluit

nvt

 

Clausule 8

Opleiding

Geregeld

artikelen 8 en 11, Arbowet

artikelen 4.102, 7.11a en 8.3, Arbobesluit

nvt

 

Clausule 9

Meldingsprocedures ongeval/incident

Geregeld

artikelen 9, 11 en 15, Arbowet

Hoofdstuk 4, afdelingen 1, 2 en 9, Arbobesluit

nvt

 

Clausule 10

Reactie en follow-up

Geregeld

artikel 9 Arbowet

Hoofdstukken 1, afdelingen 1, 3 en 4, afdelingen 1, 2 en 9, Arbobesluit;

WIA en BW

nvt

 

Clausule 11

Uitvoering

Geen implementatie nodig

nvt

 

Artikel I onderdelen I, K en L

Beleidsregel 1.42 gaf een uitwerking van artikel 1.42 van het Arbobesluit, dat bepaalt dat de werkgever de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zo organiseert dat de arbeid geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie. Hierin zijn diverse risico’s benoemd, die nu, in navolging van Beleidsregel 1.42, in het Arbobesluit nader zijn uitgewerkt (de artikelen 4.108, 6.29b, 6.29c en 5.13a).

In artikel 4.108 (onderdeel I) gaat het om stoffen, die schade kunnen toebrengen aan het ongeboren kind of de zuigeling via een genotoxisch werkingsmechanisme. Dit betreft alle mutagene en alle kankerverwekkende stoffen met uitzondering van enkele kankerverwekkende stoffen die een zogenaamde drempelwaarde voor het optreden van risico’s hebben, zoals kwarts. Voor de mutagene stoffen en vrijwel alle kankerverwekkende stoffen bestaat geen grenswaarde die als veilig kan worden beschouwd. Deze stoffen zijn opgenomen in de door SZW gepubliceerde lijsten met kankerverwekkende en mutagene stoffen (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gezond-en-veilig-werken/gevaarlijke-stoffen). De stoffen met drempelwaarde-effect staan vermeld in lijst B1 van Bijlage XIII bij de Arboregeling.

Tot de in deze verbodsbepaling bedoelde stoffen horen niet de voor de voortplanting giftige stoffen, welke stoffen zijn waarvan is vastgesteld dat ze schadelijk voor de gezondheid van het ongeboren kind of de zuigeling kunnen zijn bij blootstelling van de moeder en/of de vader. Bij deze stoffen wordt er van uit gegaan dat er wel een grens is te stellen – de grenswaarde – waaronder blootstelling als veilig kan worden beschouwd. Deze stoffen zijn eveneens te vinden op (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gezond-en-veilig-werken/gevaarlijke-stoffen).

Tijdens en na de zwangerschap treden veranderingen op in houding en conditie. Dit leidt tot een verminderde belastbaarheid. In zijn algemeenheid is het aan te bevelen om de noodzaak tot bukken, knielen en hurken bij de arbeid van een zwangere werknemer zoveel mogelijk te voorkomen. In ieder geval hetgeen in artikel 5.13a, onder a, is gesteld (onderdeel K).

Ook het handmatig tillen van gewichten bij de arbeid door de zwangere of pas bevallen werknemer tot drie maanden na de bevalling, dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Als er toch moet worden getild, dan gelden de waarden zoals onder b, c en d gesteld.

De artikelen 6.29b en 6.29c (onderdeel L) bevatten bepalingen ter voorkoming van blootstelling aan te veel trilling en geluid.

Trillingen die gevaarlijk kunnen zijn betreffen met name trillingen die op het hele lichaam inwerken zoals in voertuigen. Dit soort trillingen wordt aangeduid met lichaamstrillingen. Er bestaat een groter risico op vroeg- en doodgeboorten. Verder bestaat er voor de zwangere vrouw een vergroot risico op rugklachten. Bij blootstelling aan ultrasonore geluidstrillingen kan weefselbeschadiging ontstaan.

Gehoorschade bij het ongeboren kind kan voorkomen worden bij expositie aan equivalente geluidsniveaus boven de 80 dB(A) en bij een piekbelasting hoger dan 112 Pa. Ook lichamelijke stressreacties van de zwangere werknemer op te veel geluid kunnen schade veroorzaken bij het kind.

Artikel I onderdelen M, N, O, P, Q, R en S

De wijziging van Artikel I, onder A tot en met L, nopen conform de huidige indeling tot redactionele aanpassing van bepalingen inzake de normadressant (de artikelen 9.3, 9.5 en 9.5a), de strafbare feiten en overtredingen (de artikelen 9.9a en 9.9b), de bestuursdwang (artikel 9.10) en de eis tot naleving (artikel 9.22).

Nieuw is de bepaling over het veilig gebruiken van injectienaalden, deze is mede een verantwoordelijkheid van de werknemers. Om die reden is artikel 9.3, tweede lid, aangepast. Nalatigheid kan daardoor ook leiden tot een bestuurlijke boete voor de betrokken werknemer (Artikel I, onderdelen M, sub 2 en N, sub 2).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven