Besluit van 8 juli 2011 tot wijziging van het Meetinstrumentenbesluit II en het Meetinstrumentenbesluit I in verband met de intrekking van Richtlijn 71/349/EEG van de Raad van 12 oktober 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten, inzake de inhoudsbepaling van scheepstanks (PbEG L 239) en het verduidelijken van de dynamische verwijzingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 6 juni 2011, nr. WJZ / 11077477;

Gelet op richtlijn nr. 2011/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 houdende intrekking van de Richtlijnen 71/317/EEG, 71/347/EEG, 71/349/EEG, 74/148/EEG. 75/33/EEG, 76/765/EEG, 76/766/EEG en 86/217/EEG van de Raad inzake metrologie (PbEU 2011, L 71) en artikel 5 van de Metrologiewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 juni 2011, nr. W15.11.0207/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 5 juli 2011, nr. WJZ / 11102585;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Meetinstrumentenbesluit II wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel e vervalt onder verlettering van de onderdelen f tot en met p tot de onderdelen e tot en met o.

2. In onderdeel l wordt «als bedoeld in de onderdelen d tot en met k» vervangen door: als bedoeld in de onderdelen d tot en met j.

B

Artikel 6, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «als bedoeld in de onderdelen a tot en met f» vervangen door: als bedoeld in de onderdelen a tot en met e.

2. Onderdeel a vervalt onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot de onderdelen a tot en met e.

C

In artikel 15, eerste lid, vervalt onderdeel b onder verlettering van de onderdelen c en d tot de onderdelen b en c.

D

Na artikel 22 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

Een wijziging van de kaderrichtlijn of van een bijzondere richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

ARTIKEL II

In het Meetinstrumentenbesluit I wordt na artikel 21 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21a

Een wijziging van de richtlijn meetinstrumenten of van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

ARTIKEL III

Eerste EG-ijken en certificaten betreffende een EG-inhoudsbepaling die tot 30 juni 2011 zijn uitgevoerd respectievelijk afgegeven uit hoofde van Richtlijn 71/349/EEG van de Raad van 12 oktober 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten, inzake de inhoudsbepaling van scheepstanks (PbEG L 239) blijven geldig voor de oorspronkelijke geldigheidsduur.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 8 juli 2011

Beatrix

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de negentiende juli 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Dit besluit strekt tot implementatie van Richtlijn 2011/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 houdende intrekking van de Richtlijnen 71/317/EEG, 71/347/EEG, 71/349/EEG, 74/148/EEG, 75/33/EEG, 76/765/EEG, 76/766/EEG en 86/217/EEG van de Raad inzake metrologie. In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden wordt per 1 juli 2011 enkel richtlijn 71/349/EEG van de Raad van 12 oktober 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten, inzake de inhoudsbepaling van scheepstanks (PbEG L 239) (hierna: richtlijn inzake scheepstanks) ingetrokken. Het intrekken van de overige richtlijnen zal naar verwachting op 1 december 2015 plaatsvinden, maar de exacte datum is vooralsnog afhankelijk van een nader onderzoek door de Europese Commissie. Zie ook de transponeringstabel onder II van deze toelichting.

De richtlijn inzake scheepstanks heeft betrekking op de inhoudsbepaling van scheepstanks, waarvan de resultaten worden vastgelegd in een E.E.G.-ijkcertificaat. Het certificaat heeft een uiterste geldigheidsduur van 12 jaar, waarna verplicht een herkeuring moet plaatsvinden. De Nederlandse implementatie van deze richtlijn beperkt zich tot voorschriften ten behoeve van het verkrijgen van een E.E.G.-ijkcertificaat, waarbij wordt verwezen naar Richtlijn 71/349/EEG. Er is geen meettaak aan dit instrument (de scheepstank) gekoppeld waardoor er geen verplichting bestaat om scheepstanks te laten keuren. De keuring gebeurt dus op vrijwillige basis. De verplichte keuring is in 2006 vervallen omdat de branche zodanig goed geregeld is dat er vertrouwen kan zijn in zelfregulering. De aangewezen instanties Kalibra, Tanktech en het NMi Certin keuren jaarlijks gezamenlijk 100 tot 150 scheepstanks.

Met het vervallen van de richtlijn is de vraag gerezen of de noodzaak bestaat om nationale regelgeving op te stellen voor scheepstanks. Deze vraag is onderzocht aan de hand van een consultatie waarbij een aantal rederijen, verladers, belangenorganisaties, inspecties en beleidsverantwoordelijken zijn gehoord. Ook de douane en een tweetal onder de Metrologiewet aangewezen instanties zijn bij dit proces betrokken. Deze consultatie leverde op dat de sector belang heeft bij een onafhankelijke meting van de ladinghoeveelheid aan boord en dat daarom de richtlijn een zekere meerwaarde biedt. Voor de genoemde gebruiksdoelen kan men echter ook volstaan met keuringen op basis van algemeen geaccepteerde normen zoals OIML-aanbeveling R95. Er zijn evenmin aanwijzingen dat een wettelijke norm nodig is om het doel van de meting te bereiken. Ook voor de douane is afschaffing geen probleem. De waarde van de vracht wordt altijd gebaseerd op de geloste hoeveelheid en die wordt met andere en gecontroleerde meetinstrumenten gemeten. Er wordt daarom ook niet in vervangende regelgeving voor scheepstanks voorzien.

De richtlijn bepaalt in artikel 6, eerste lid, dat eerste EG-ijken en certificaten betreffende een EG-inhoudsbepaling die tot 30 juni 2011 zijn uitgevoerd, respectievelijk zijn uitgegeven, uit hoofde van de richtlijn geldig blijven. De intrekking van de richtlijn mag geen afbreuk doen aan de bestaande E.E.G-ijkcertificaten voor modelgoedkeuringen tot aan het einde van hun geldigheid. Deze bepaling kent voor Nederland geen groot belang, omdat het in Nederland niet verplicht is om scheepstanks te laten keuren. Toch is ervoor gekozen om deze bepaling om onduidelijkheid hierover te voorkomen uitdrukkelijk te implementeren in dit besluit.

Naast het verwijderen van de referenties aan de richtlijn inzake scheepstanks wordt dit besluit ook aangegrepen om het Meetinstrumentenbesluit I en het Meetinstrumentenbesluit II beter te laten aansluiten op de Aanwijzingen voor de regelgeving, zoals die na de negende wijziging luiden. Concreet betekent dit dat in de besluiten nadrukkelijker wordt bepaald dat de verwijzingen naar de richtlijnen dynamisch zijn. Hierbij wordt benadrukt dat niet alle wijzigingen van de genoemde richtlijnen automatisch doorwerken in het Meetinstrumentenbesluit I en het Meetinstrumentenbesluit II. Het gaat hier uitsluitend om de doorwerking van wijzigingen die al in het besluit geregelde materie betreffen.

Omdat sprake is van keuringen op basis van vrijwilligheid is er, zowel voor als na intrekking van richtlijn 71/349/EEG, geen sprake van administratieve lasten ten gevolge van de regelgeving. Deze regeling brengt dan ook geen wijziging van de administratieve lasten met zich mee.

II. Transponeringstabel

Bepaling richtlijn 2011/17/EU

Bepaling in implementatieregeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 1

Artikel I, onderdelen A, B en C, en III

Er is geen keuzevrijheid voor Nederland

Artikel 2

Behoeft naar zijn aard nog geen implementatie

Artikel 3

Behoeft naar zijn aard nog geen implementatie

Artikel 4

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 5

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 6, eerste lid

Artikel III

Er is geen keuzevrijheid voor Nederland

Artikel 6, tweede en derde lid

Behoeft naar zijn aard nog geen implementatie

Artikel 7

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 8

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven