Besluit van 1 juli 2011 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 19 mei 2011, directie Wetgeving, nr. 5696863/11/6;

Gelet op het kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81) en op artikel 7, eerste lid, 10, tweede lid en 17, eerste lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 juni 2011, nr. W03.11.0180/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 27 juni 2011, nr. 5700634/11/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A, komt punt h, punt 3 te luiden:

  • 3. Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:

    • 1. □ Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

    • 2. □ Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

    • 3. Indien u het vakje «neen» (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

      • 3.1a) de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op ... (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

        OF

      • 3.1b) de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

        OF

      • 3.2. de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

        OF

      • 3.3. nadat de beslissing aan hem was betekend op ... (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing

      • heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

        OF

      • heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend;

        OF

      • 3.4. de betrokkene, na uitdrukkelijk te zijn geïnformeerd over de procedure en over de mogelijkheid om in persoon te verschijnen op het proces, heeft uitdrukkelijk verklaard afstand te doen van zijn recht op een mondelinge behandeling en heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de zaak niet betwist.

    • 4. Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2, 3.3 en 3.4 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

      ..........................................................................................................................

      ..........................................................................................................................

      ..............................................................................................

b. In onderdeel B, komt punt j te luiden:

  • j) Procedure die heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie

    Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie:

    • 1. □ Ja, de betrokkene is in persoon verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie.

    • 2. □ Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie.

    • 3. Indien u het vakje «neen» (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

      • 3.1a) de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op ... (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing tot confiscatie kan worden gegeven wanneer hij niet bij het proces verschijnt;

        OF

      • 3.1b) de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing tot confiscatie kan worden gegeven wanneer hij niet bij het proces verschijnt;

        OF

      • 3.2. de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging bij het proces te voeren, en is bij het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

        OF

      • 3.3. nadat de beslissing tot confiscatie aan hem was betekend op ... (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing tot confiscatie

      • heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing tot confiscatie niet betwist;

        OF

      • heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.

    • 4. Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

      ..........................................................................................................................

      ..........................................................................................................................

      ..............................................................................................

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op hetzelfde tijdstip als waarop de Wet van 12 mei 2011 tot wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81) (Stb. 232) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 1 juli 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de achtste juli 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

De voorgestelde wijzigingen zijn het rechtstreekse gevolg van artikel II, onderdeel B en onderdeel F, van de Wet van 12 mei 2011 tot wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81) (Stb. 232).

Deze voorgestelde wijzigingen betreffen een precisering van de verplichting tot erkenning van beslissingen waarbij een geldelijke sanctie is opgelegd of beslissingen tot confiscatie betreffende personen die niet bij de procedure die aan de beslissing ten grondslag lag, zijn verschenen. De precisering wordt doorgevoerd in de modelformulieren die in het onderhavige uitvoeringsbesluit zijn opgenomen. De voorgestelde tekst is letterlijk overgenomen uit het hiervoor genoemde kaderbesluit 2009/299/JBZ van 26 februari 2009.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven