Wet van 27 januari 2011 tot wijziging van de Wet overige OCW-subsidies onder meer vanwege de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het onder meer in verband met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking wenselijk is enkele bepalingen in de Wet overige OCW-subsidies te laten vervallen en deze wet verder te vereenvoudigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet overige OCW-subsidies wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift «Deel I. Subsidies» wordt vervangen door: §1. Subsidies.

B

Het opschrift «Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen» vervalt.

C

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder Onze Minister verstaan: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of Onze Minister die belast is met de zorg voor een of meer onderdelen van het beleid, genoemd in artikel 2, eerste lid.

D

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Aanvullende werking

  • 1. Onze Minister verstrekt geen subsidie op grond van deze wet, indien Onze Minister op grond van een andere wettelijke bepaling subsidie kan verstrekken.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister op grond van deze wet subsidie verstrekken, indien:

    • a. die andere wettelijke bepaling dat uitdrukkelijk bepaalt,

    • b. de subsidie incidenteel van aard is, of

    • c. de subsidie vooruitloopt op wijziging van die andere wettelijke bepaling.

  • 3. Onze Minister verstrekt subsidie als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, slechts:

    • a. in dringende gevallen,

    • b. op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling, en

    • c. voor ten hoogste vier jaren.

  • 4. De voordracht van een algemene maatregel van bestuur of de vaststelling van een ministeriële regeling krachtens het derde lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overlegd.

E

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift «Vereisten subsidieverstrekking» wordt vervangen door: Grondslag subsidieverstrekking; nadere voorschriften.

2. Het tweede lid vervalt en het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

3. In het nieuwe tweede lid wordt onderdeel c vervangen door een nieuw onderdeel c, luidende:

  • c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt,.

4. Na het nieuwe derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister kan het verstrekken van subsidie bij of krachtens deze wet delegeren aan een zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

F

Artikel 6 vervalt.

G

Artikel 8 vervalt.

H

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «in strijd zou zijn respectievelijk in strijd is met» vervangen door: in strijd is met.

2. In het tweede lid wordt voor «intrekking of wijziging» ingevoegd: vaststelling,.

3. In het vijfde lid wordt «en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: en 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

I

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan bij besluit personen aanwijzen die belast worden met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

3. In het derde lid wordt «vermeld» vervangen door: bedoeld.

J

Hoofdstuk 2 vervalt.

K

Hoofdstuk 3 vervalt.

L

Het opschrift «Deel II. Onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap» wordt vervangen door: § 2. Onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap.

M

Artikel 19a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «genoemd in hoofdstuk 5» vervangen door: bedoeld in artikel 1.»

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag van degene, bedoeld in het eerste lid, toekennen:

    • a. voorzieningen die hem in staat stellen onderwijs te volgen, en

    • b. vervoersvoorzieningen die de leefomstandigheden van hem verbeteren en die samenhangen met de voorzieningen, bedoeld in onderdeel a.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De artikelen 3:18, 3:33, 3:56, 3:57, 3:58, 3:62 en 3:74 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten zijn van overeenkomstige toepassing op voorzieningen bedoeld in het tweede lid.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan geen tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang toekennen.

5. Het vijfde lid vervalt en het zesde en zevende lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

N

Het opschrift «Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen» wordt vervangen door: § 3. Overgangs- en slotbepalingen.

O

Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De persoon of het orgaan waaraan de bevoegdheid op grond van artikel 4, derde lid, onder c, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, is gedelegeerd om besluiten omtrent subsidie te nemen, blijft die bevoegdheid houden.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 januari 2011

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Uitgegeven de tiende februari 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 556

Naar boven