Wet van 26 mei 2011 tot wijziging van enige onderwijswetten inzake samenwerkingsscholen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een wettelijke regeling omtrent samenwerkingsscholen;

dat in verband hiermee wijziging van enkele onderwijswetten noodzakelijk is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt aan de begripsomschrijving van «bevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholen» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een samenwerkingsschool: de stichting, bedoeld in artikel 17d;.

B

In artikel 12, eerste lid, wordt na de tweede volzin een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

C

In artikel 13, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel j wordt de punt vervangen door: , en.

2. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel k, luidende:

  • k. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

D

In artikel 17 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het vijfde lid komen de onderdelen d en e te luiden:

  • d. de vaststelling van de begroting en jaarrekening na overleg met de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is,

  • e. de wijze waarop de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is, toezicht op het bestuur van die school uitoefent,.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na instemming van de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is. Instemming kan slechts worden onthouden indien overheersende invloed van de overheid in het bestuur niet is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

3. De eerste volzin van het zevende lid komt te luiden: Het bestuur brengt jaarlijks aan de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is, verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.

E

Na artikel 17c wordt een nieuw artikel 17d opgenomen, luidende:

Artikel 17d. Samenwerkingsschool

  • 1. Een rechtspersoon die een openbare school in stand houdt, en een rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kunnen de instandhouding van hun school overdragen aan een stichting waarvan het statutaire doel in ieder geval is het in stand houden van een samenwerkingsschool, onverminderd de artikelen 17, derde lid, 47, derde lid, en 48, vijfde lid. Een samenwerkingsschool is een school waarin zowel openbaar onderwijs als bijzonder onderwijs wordt aangeboden. De artikelen 49 en 56 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een samenwerkingsschool kan uitsluitend tot stand komen indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met totstandkoming van een samenwerkingsschool wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van de artikelen 151 tot en met 161 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

  • 3. Een samenwerkingsschool is toegankelijk voor alle leerlingen zonder onderscheid naar godsdienst of levensovertuiging.

  • 4. Het personeel dat werkzaam is aan de samenwerkingsschool, en niet is tewerkgesteld zonder benoeming, wordt benoemd krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 5. De rechtspersoon die de instandhouding van de bijzondere school heeft overgedragen, of zijn rechtsopvolger, dan wel een daartoe aangewezen rechtspersoon houdt toezicht op de identiteit, voor zover het betreft het bijzonder onderwijs in de samenwerkingsschool, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt.

  • 6. De statuten voorzien in ieder geval in een regeling omtrent:

    • a. het doel van de stichting, waarin in elk geval is opgenomen het geven van openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs binnen een samenwerkingsschool,

    • b. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting, met dien verstande dat in de statuten wordt voorzien in een evenwichtige zeggenschapsverdeling wat betreft openbaar onderwijs onderscheidenlijk bijzonder onderwijs dat wordt gegeven binnen de samenwerkingsschool,

    • c. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat:

      • het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt benoemd door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, en

      • dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, niet bestaat uit personen die deel uitmaken van het gemeentebestuur van de gemeente en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid,

    • d. de wijze waarop door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, toezicht op het bestuur van de samenwerkingsschool wordt uitgeoefend, waaronder voor wat betreft het openbaar onderwijs in ieder geval wordt begrepen een jaarlijks door het bestuur van de stichting aan de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, uit te brengen verslag waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan het beleid ten aanzien van het openbaar onderwijs in de samenwerkingsschool,

    • e. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

    • f. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en

    • g. de bevoegdheid de stichting te ontbinden.

  • 7. Overdracht, opheffing of fusie van de samenwerkingsschool en wijziging van de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, is slechts mogelijk na instemming van de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid.

  • 8. De voorschriften van deze wet en van andere wetten die het primair onderwijs betreffen, alsmede de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die voorschriften en regelingen betrekking hebben op een bijzondere school, zijn van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsschool als bedoeld in het eerste lid, tenzij het tegendeel blijkt. De Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing voor zover het beslissingen betreft van de rechtspersoon die de samenwerkingsschool in stand houdt.

  • 9. In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het openbaar onderwijs betreft, neemt de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het openbaar onderwijs betreft. De bedoelde maatregelen kunnen tevens worden getroffen door de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, voor zover het bijzonder onderwijs betreft. De feitelijke samenwerking wordt beëindigd op 1 augustus van het jaar na een daartoe door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, gezamenlijk genomen besluit.

  • 10. Een geschil tussen een bestuursorgaan van de gemeente en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, omtrent het toezicht op de samenwerkingsschool en omtrent de uitlegging van de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt voorgelegd aan een geschillencommissie, bestaande uit een of meer door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon in onderling overleg aangewezen deskundigen.

F

In artikel 74, eerste lid, wordt «en bij uitbreiding van het onderwijs aan een school met openbaar onderwijs of met onderwijs van een of meer richtingen» vervangen door: , bij uitbreiding van het onderwijs aan een school met onderwijs van een of meer andere richtingen, en bij de totstandkoming van een samenwerkingsschool.

G

In artikel 84 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 84. Omzetting; uitbreiding richting; totstandkoming samenwerkingsschool; verplaatsing

2. In het eerste lid wordt «, of waaraan het onderwijs wordt uitgebreid met openbaar onderwijs, dan wel met onderwijs van een of meer richtingen» vervangen door: , of waaraan het onderwijs wordt uitgebreid met onderwijs van een of meer andere richtingen dan wel een school die tot stand komt als samenwerkingsschool.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «een uitbreiding met openbaar onderwijs» vervangen door «de totstandkoming van een samenwerkingsschool» en vervalt aan het slot het woord «of».

4. In het derde lid, onderdeel c, wordt «indien daaraan het onderwijs wordt uitgebreid met openbaar onderwijs of met onderwijs van een of meer richtingen» vervangen door «indien daaraan het onderwijs wordt uitgebreid met onderwijs van een of meer andere richtingen» en wordt de punt vervangen door «, of».

5. Aan het derde lid wordt een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidende:

  • d. een samenwerkingsschool met inachtneming van artikel 17d tot stand zou kunnen komen.

H

In artikel 88 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 88. Omzetting; wijziging van richting; uitbreiding richting; totstandkoming samenwerkingsschool; verplaatsing

2. In het eerste lid wordt «of waaraan het onderwijs wordt uitgebreid met openbaar onderwijs, dan wel met onderwijs van een of meer richtingen» vervangen door: , waaraan het onderwijs wordt uitgebreid met onderwijs van een of meer andere richtingen, of die tot stand komt als samenwerkingsschool.

3. In het derde lid, onderdeel c, onder 1°, wordt «de omzetting, wijziging van richting of uitbreiding met een of meer richtingen» vervangen door: de omzetting, wijziging van richting, totstandkoming van een samenwerkingsschool of uitbreiding met een of meer andere richtingen.

4. In het vijfde lid wordt «De omzetting, wijziging van richting of uitbreiding met openbaar of bijzonder onderwijs» vervangen door: De omzetting, wijziging van richting, totstandkoming van een samenwerkingsschool of uitbreiding met ander bijzonder onderwijs.

5. Toegevoegd wordt een nieuw zesde lid, luidende:

  • 6. Artikel 17d, tweede lid, is niet van toepassing bij de totstandkoming van een samenwerkingsschool.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt aan de begripsomschrijving van «bevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholen» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een samenwerkingsschool: de stichting, bedoeld in artikel 28j;.

B

In artikel 21, eerste lid, wordt na de tweede volzin een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

C

In artikel 22, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel g vervalt aan het slot het woord «en».

2. In onderdeel h wordt de punt vervangen door: , en.

3. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel i, luidende:

  • i. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

D

In artikel 28 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het vijfde lid komen de onderdelen d en e te luiden:

  • d. de vaststelling van de begroting en jaarrekening na overleg met de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is,

  • e. de wijze waarop de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is, toezicht op het bestuur van die school uitoefent,.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na instemming van de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is. Instemming kan slechts worden onthouden indien overheersende invloed van de overheid in het bestuur niet is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

3. De eerste volzin van het zevende lid komt te luiden: Het bestuur brengt jaarlijks aan de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is, verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.

E

Na artikel 28i wordt een nieuw artikel 28j opgenomen, luidende:

Artikel 28j. Samenwerkingsschool

  • 1. Een rechtspersoon die een openbare school in stand houdt, en een rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kunnen de instandhouding van hun school overdragen aan een stichting waarvan het statutaire doel in ieder geval is het in stand houden van een samenwerkingsschool, onverminderd de artikelen 28, derde lid, 50, derde lid, en 51, vijfde lid. Een samenwerkingsschool is een school waarin zowel openbaar onderwijs als bijzonder onderwijs wordt aangeboden. De artikelen 52 en 58 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een samenwerkingsschool kan uitsluitend tot stand komen indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met totstandkoming van een samenwerkingsschool wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van de artikelen 147 en 148 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

  • 3. Een samenwerkingsschool is toegankelijk voor alle leerlingen zonder onderscheid naar godsdienst of levensovertuiging.

  • 4. Het personeel dat werkzaam is aan de samenwerkingsschool, en niet is tewerkgesteld zonder benoeming, wordt benoemd krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 5. De rechtspersoon die de instandhouding van de bijzondere school heeft overgedragen, of zijn rechtsopvolger, dan wel een daartoe aangewezen rechtspersoon houdt toezicht op de identiteit, voor zover het betreft het bijzonder onderwijs in de samenwerkingsschool, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt.

  • 6. De statuten voorzien in ieder geval in een regeling omtrent:

    • a. het doel van de stichting, waarin in elk geval is opgenomen het geven van openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs binnen een samenwerkingsschool,

    • b. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting, met dien verstande dat in de statuten wordt voorzien in een evenwichtige zeggenschapsverdeling wat betreft openbaar onderwijs onderscheidenlijk bijzonder onderwijs dat wordt gegeven binnen de samenwerkingsschool,

    • c. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat:

      • het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt benoemd door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, en

      • dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, niet bestaat uit personen die deel uitmaken van het gemeentebestuur van de gemeente en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid,

    • d. de wijze waarop door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, toezicht op het bestuur van de samenwerkingsschool wordt uitgeoefend, waaronder voor wat betreft het openbaar onderwijs in ieder geval wordt begrepen een jaarlijks door het bestuur van de stichting aan de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, uit te brengen verslag waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan het beleid ten aanzien van het openbaar onderwijs in de samenwerkingsschool,

    • e. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

    • f. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en

    • g. de bevoegdheid de stichting te ontbinden.

  • 7. Overdracht, opheffing of fusie van de samenwerkingsschool en wijziging van de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, is slechts mogelijk na instemming van de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid.

  • 8. De voorschriften van deze wet en van andere wetten die het speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs betreffen, alsmede de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die voorschriften en regelingen betrekking hebben op een bijzondere school, zijn van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsschool als bedoeld in het eerste lid, tenzij het tegendeel blijkt. De Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing voor zover het beslissingen betreft van de rechtspersoon die de samenwerkingsschool in stand houdt.

  • 9. In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het openbaar onderwijs betreft, neemt de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het openbaar onderwijs betreft. De bedoelde maatregelen kunnen tevens worden getroffen door de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, voor zover het bijzonder onderwijs betreft. De feitelijke samenwerking wordt beëindigd op 1 augustus van het jaar na een daartoe door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, gezamenlijk genomen besluit.

  • 10. Een geschil tussen een bestuursorgaan van de gemeente en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, omtrent het toezicht op de samenwerkingsschool en omtrent de uitlegging van de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt voorgelegd aan een geschillencommissie, bestaande uit een of meer door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon in onderling overleg aangewezen deskundigen.

F

Artikel 71b, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De artikelen 28j, tweede lid, en 75 tot en met 88 zijn niet van toepassing indien twee of meer scholen worden verenigd tot een scholengemeenschap.

G

In artikel 75 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid vervalt aan het slot van onderdeel e het woord «of», wordt onderdeel f vernummerd tot onderdeel h, en worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

  • f. sprake is van voor bekostiging in aanmerking brengen van een samenwerkingsschool met inachtneming van artikel 28j,

  • g. sprake is van stichting van scholen die overeenkomen met de scholen waaruit een opgeheven samenwerkingsschool is ontstaan, of.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «uitbreiding als bedoeld in het tweede lid, onder f» vervangen door: uitbreiding als bedoeld in het tweede lid, onder h.

3. Aan het derde lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Indien sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, onder f, willigt Onze minister het verzoek slechts in indien de school bij toepassing van artikel 83, eerste en derde lid, op grond van het eerste lid van dat artikel in een door provinciale staten of Onze minister vast te stellen plan van nieuwe scholen zou worden opgenomen, met dien verstande dat daarbij de leerlingaantallen als bedoeld in artikel 147 en artikel 148 worden toegepast. Indien sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, onder g, willigt Onze minister het verzoek slechts in indien de school bij toepassing van artikel 83, eerste, tweede en derde lid, op grond van het eerste dan wel het tweede lid van dat artikel in een door provinciale staten of Onze minister vast te stellen plan van nieuwe scholen zou worden opgenomen.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt aan de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een samenwerkingsschool als bedoeld in artikel 53d: het bestuur van de samenwerkingsschool, bedoeld in dat artikel;.

B

In artikel 24, eerste lid, wordt na de tweede volzin een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

C

In artikel 24a, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel f vervalt aan het slot het woord «en».

2. In onderdeel g wordt de punt vervangen door: , en.

3. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel h, luidende:

  • h. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

D

In artikel 53c worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het vijfde lid komen de onderdelen d en e te luiden:

  • d. de vaststelling van de begroting en jaarrekening na overleg met de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is,

  • e. de wijze waarop de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is, toezicht op het bestuur van die school uitoefent,.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na instemming van de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is. Instemming kan slechts worden onthouden indien overheersende invloed van de overheid in het bestuur niet is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

3. De eerste volzin van het zevende lid komt te luiden: Het bestuur brengt jaarlijks aan de gemeenteraad van de gemeente waarin de school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, gevestigd is, verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.

E

Na artikel 53c wordt een nieuw artikel 53d opgenomen, luidende:

Artikel 53d. Samenwerkingsschool

  • 1. Een rechtspersoon die een openbare school in stand houdt, en een rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kunnen de instandhouding van hun school overdragen aan een stichting waarvan het statutaire doel in ieder geval is het in stand houden van een samenwerkingsschool, onverminderd de artikelen 42a, derde lid, 42b, vijfde lid, en 53c, derde lid. Een samenwerkingsschool is een school waarin zowel openbaar onderwijs als bijzonder onderwijs wordt aangeboden. De artikelen 42c en 50 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een samenwerkingsschool kan uitsluitend tot stand komen indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met totstandkoming van een samenwerkingsschool wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van artikel 107 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

  • 3. Een samenwerkingsschool is toegankelijk voor alle leerlingen zonder onderscheid naar godsdienst of levensovertuiging.

  • 4. Het personeel dat werkzaam is aan de samenwerkingsschool, en niet is tewerkgesteld zonder benoeming, wordt benoemd krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 5. De rechtspersoon die de instandhouding van de bijzondere school heeft overgedragen, of zijn rechtsopvolger, dan wel een daartoe aangewezen rechtspersoon houdt toezicht op de identiteit, voor zover het betreft het bijzonder onderwijs in de samenwerkingsschool, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt.

  • 6. De statuten voorzien in ieder geval in een regeling omtrent:

    • a. het doel van de stichting, waarin in elk geval is opgenomen het geven van openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs binnen een samenwerkingsschool,

    • b. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting, met dien verstande dat in de statuten wordt voorzien in een evenwichtige zeggenschapsverdeling wat betreft openbaar onderwijs onderscheidenlijk bijzonder onderwijs dat wordt gegeven binnen de samenwerkingsschool,

    • c. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat:

      • het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt benoemd door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, en

      • dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, niet bestaat uit personen die deel uitmaken van het gemeentebestuur van de gemeente en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid,

    • d. de wijze waarop door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, toezicht op het bestuur van de samenwerkingsschool wordt uitgeoefend, waaronder voor wat betreft het openbaar onderwijs in ieder geval wordt begrepen een jaarlijks door het bestuur van de stichting aan de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, uit te brengen verslag waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan het beleid ten aanzien van het openbaar onderwijs in de samenwerkingsschool,

    • e. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

    • f. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en

    • g. de bevoegdheid de stichting te ontbinden.

  • 7. Overdracht, opheffing of samenvoeging van de samenwerkingsschool en wijziging van de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, is slechts mogelijk na instemming van de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid.

  • 8. De voorschriften van deze wet en van andere wetten die het voortgezet onderwijs betreffen, alsmede de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die voorschriften en regelingen betrekking hebben op een bijzondere school, zijn van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsschool als bedoeld in het eerste lid, tenzij het tegendeel blijkt. De Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing voor zover het beslissingen betreft van de rechtspersoon die de samenwerkingsschool in stand houdt.

  • 9. In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het openbaar onderwijs betreft, neemt de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het openbaar onderwijs betreft. De bedoelde maatregelen kunnen tevens worden getroffen door de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, voor zover het bijzonder onderwijs betreft. De feitelijke samenwerking wordt beëindigd op 1 augustus van het jaar na een daartoe door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, gezamenlijk genomen besluit.

  • 10. Een geschil tussen een bestuursorgaan van de gemeente en de rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, omtrent het toezicht op de samenwerkingsschool en omtrent de uitlegging van de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt voorgelegd aan een geschillencommissie, bestaande uit een of meer door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en de rechtspersoon in onderling overleg aangewezen deskundigen.

F

In artikel 71, zesde lid, wordt de punt aan het slot van de tweede volzin vervangen door een komma en wordt toegevoegd: met dien verstande dat artikel 65 niet in acht wordt genomen bij de toepassing van artikel 66, derde lid, indien een samenwerkingsschool tot stand komt.

ARTIKEL IIIA. SAMENLOOP INDIEN WETSVOORSTEL FUSIETOETS EERDER IN WERKING TREEDT

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 augustus 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (Kamerstukken I 2009/10, 32 040, nr. A), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

1. In artikel I wordt een nieuw onderdeel E1 ingevoegd, luidende:

E1

Artikel 64c, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met de bestuurlijke fusie wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van de artikelen 151 tot en met 161 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

2. In artikel II wordt een nieuw onderdeel E1 ingevoegd, luidende:

E1

Artikel 66c, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met de bestuurlijke fusie wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van de artikelen 147 en 148 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

3. In artikel III, onderdeel E, wordt «Na artikel 53c wordt een nieuw artikel 53d opgenomen» vervangen door: Na artikel 53c maar voor Hoofdstuk V wordt een nieuw artikel 53d opgenomen.

4. Na artikel III, onderdeel E, worden twee nieuwe onderdelen E1 en E2 opgenomen, luidende:

E1

In hoofdstuk V wordt in de opschriften en in de tekst van de artikelen 53d tot en met 53h telkens «53d» vervangen door «53e», «53e» door «53f», «53f» door «53g», «53g» door «53h» en «53h» door «53i».

E2

Het nieuwe artikel 53h, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met de bestuurlijke fusie wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van artikel 107 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

ARTIKEL IIIB. SAMENLOOP INDIEN WETSVOORSTEL FUSIETOETS LATER IN WERKING TREEDT

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 augustus 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (Kamerstukken I 2009/10, 32 040, nr. A), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:

1. In artikel I komt artikel 64c, tweede lid, te luiden:

  • 2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met de bestuurlijke fusie wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van de artikelen 151 tot en met 161 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

2. In artikel II komt artikel 66c, tweede lid, te luiden:

  • 2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met de bestuurlijke fusie wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van de artikelen 147 en 148 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

3. In artikel III, onderdeel A, wordt «Na artikel 53c wordt ingevoegd» vervangen door: Na artikel 53d wordt ingevoegd.

4. In artikel III, onderdeel A, wordt in de opschriften en in de tekst van de artikelen 53d tot en met 53h telkens «53d» vervangen door «53e», «53e» door «53f», «53f» door «53g», «53g» door «53h» en «53h» door «53i».

5. In artikel III, onderdeel A, komt het nieuwe artikel 53h, derde lid, te luiden:

  • 3. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien daardoor de continuïteit van het openbaar of het bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven en met de bestuurlijke fusie wordt voorkomen dat een of meer daarbij betrokken scholen door toepassing van artikel 107 wordt opgeheven of niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Het bevoegd gezag van de betreffende school toont dat aan op basis van een prognose van de ontwikkeling van het aantal leerlingen waaruit blijkt dat die school binnen een termijn van zes jaar dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

Vervallen.

ARTIKEL V. OVERGANGSBEPALING BESTAANDE SAMENWERKINGSSCHOLEN

  • 1. Burgemeester en wethouders van de gemeente waar de school is gevestigd, en een rechtspersoon die zich de instandhouding van die school ten doel stelt, kunnen samen binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aanvraag indienen om de school als samenwerkingsschool in de zin van deze wet aan te laten merken, indien het betreft een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs waarvoor eerder op grond van artikel 84 van de Wet op het primair onderwijs, onderscheidenlijk artikel 63a van de Wet op het basisonderwijs, goedkeuring is verleend voor uitbreiding met een richting onderscheidenlijk openbaar onderwijs.

  • 2. Artikel 17d, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 13 van de Wet medezeggenschap op scholen zijn niet van toepassing op de totstandkoming van een samenwerkingsschool op grond van deze overgangsbepaling.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 26 mei 2011

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 134

Naar boven