Besluit van 21 april 2011 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB (aanpassing bedragen leerlinggebonden financiering en technische aanpassingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 10 februari 2011, nr. WJZ/271057 (4873), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op de artikelen 2.2.1, eerste en vijfde lid, 2.2.4, vierde lid, 2.2.6, zevende lid, 2.6, lid 1a, en 2.6a van de Wet educatie en beroepsonderwijs alsmede artikel 19 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 maart 2011, nr. W05.11.0043/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 18 april 2011, nr. WJZ/287797 (4873), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit WEB wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.2 vervalt.

B

Artikel 2.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De paragrafen 1, 2, 4, 5, 6 en 6a zijn van toepassing op instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, onder 1° tot en met 3°, van de wet.

2. In het tweede lid wordt «en paragraaf 5 is» vervangen door: en de paragrafen 5, 6 en 6a zijn.

3. In het in het vierde lid wordt «Paragraaf 5 heeft» vervangen door: De paragrafen 5, 6 en 6a hebben.

C

Artikel 2.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt aan het slot na «respectievelijk artikel 2.2.5.» toegevoegd:

De uitkomst van elke berekening wordt rekenkundig afgerond op hele euro’s.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage wordt vermeerderd met het rijksbijdragedeel voor gehandicapte deelnemers, zoals dat wordt berekend op grond van artikel 2.6a.1.

D

In artikel 2.2.3, eerste lid, wordt «In deze formule wordt verstaan onder» vervangen door: In deze formule wordt de teller van de breuk afgerond op twee decimalen en wordt verstaan onder.

E

In artikel 2.2.7, eerste lid, komt de tweede volzin te luiden:

Indien Onze Minister van een instelling de gegevens, bedoeld in de eerste volzin, niet uiterlijk 1 juli van het jaar voorafgaand aan het bekostigingsjaar, voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring, heeft ontvangen en hierdoor niet tijdig over de gegevens kan beschikken, kan Onze Minister de hoogte van de rijksbijdrage voor deze instelling voor het desbetreffende kalenderjaar vaststellen conform de voorschriften in het tweede tot en met zesde lid.

F

Artikel 2.3.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan de formule wordt toegevoegd: + (VVi).

2. In de begripsbepaling van PLiv vervalt «en» en wordt aan het slot van het eerste lid onder vervanging van de punt door «, en» een nieuwe begripsbepaling toegevoegd, luidende:

VVi:

de bij ministeriële regeling vastgestelde vaste voet per instelling.

G

Artikel 2.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 2.2.2» vervangen door «artikel 2.2.2, eerste lid,» en wordt een zin toegevoegd, luidende: De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op hele euro’s.

2. In het tweede lid, wordt «een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, tweede volzin, van de wet» vervangen door: een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.6, lid 1a, van de wet.

H

In artikel 2.5.1 vervalt onderdeel c en wordt onderdeel d geletterd c.

I

Artikel 2.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 2.2.2» vervangen door: artikel 2.2.2, eerste lid.

2. In het tweede lid komt de formule te luiden «(PI + EduI) / (PL + EduL) x W», vervallen de begripsbepalingen van Inbl en InbL en wordt in de begripsbepaling van W «het wachtgeldbudget» vervangen door «het totaal van de wachtgeldbudgetten».

3. In het vierde lid vervalt «en inburgering».

J

In Hoofdstuk 2 wordt in het opschrift van paragraaf 6 «exploitatiekosten» vervangen door: rijksbijdrage.

K

In Hoofdstuk 2 wordt na paragraaf 6 een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 6a. Gehandicapte deelnemers

Artikel 2.6a.1 Vaststelling en verdeling rijksbijdragedeel
  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks het landelijk beschikbare budget vast ten behoeve van de kosten voor gehandicapte deelnemers.

  • 2. Onze Minister verdeelt het voor een kalenderjaar vastgestelde budget ten behoeve van de gehandicapte deelnemers over de instellingen naar rato van het totaal van de voor dat kalenderjaar op grond van de artikelen 2.2.3 en 2.2.4 berekende rijksbijdrage voor die instelling.

L

In artikel 2.7.2, eerste lid, worden de tabellen A en B vervangen door nieuwe tabellen A en B, luidende:

Tabel A Bedrag instellingen per studiejaar

Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van

Voltijds deelnemer

Assistent- en basisberoepsopleiding

Deeltijds deelnemer

Assistent- en basisberoepsopleiding

Voltijds deelnemer

Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding

Deeltijds deelnemer

Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding

Cluster 2

       

Dove deelnemers

€ 2.410,–

€ 1.607,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 2

Slechthorende deelnemers

€ 1.550,–

€ 1.033,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 2

Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 1.550,–

€ 1.033,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 2

Deelnemers met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 1.550,–

€ 1.033,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 3

Lichamelijk gehandicapte deelnemers

€ 1.578–

€ 1.052,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 3

Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

€ 1.550,–

€ 1.033,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 3

Zeer moeilijk lerende deelnemers

€ 1.550,–

€ 1.033,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 3

Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 1.550,–

€ 1.033,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Cluster 4

Gedragsproblematiek

€ 1.550,–

€ 1.033,–

€ 3.128,–

€ 2.085,–

Tabel B Bedrag scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs per studiejaar

Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van

Voltijds deelnemer

personele vergoeding

Voltijds deelnemer

materiële vergoeding

Totaal

aan vergoeding

Cluster 2 Dove deelnemers

€ 5.159,87

€ 559,–

€ 5.718,87

Cluster 2 Slechthorende deelnemers

€ 3.337,35

€ 216,–

€ 3.553,35

Cluster 2 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 3.337,35

€ 274,–

€ 3.611,35

Cluster 2 Deelnemers met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 3.337,35

€ 274,–

€ 3.611,35

Cluster 3 Lichamelijk gehandicapte deelnemers

€ 4.517,25

€ 405,–

€ 4.922,25

Cluster 3 Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

€ 2.921,51

€ 236–

€ 3.157,51

Cluster 3 Zeer moeilijk lerende deelnemers

€ 2.921,51

€ 128,–

€ 3.049,51

Cluster 3 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 2.921,51

€ 236,–

€ 3.157,51

Cluster 4 Gedragsproblematiek

€ 2.921,51

€ 236,–

€ 3.157,51

Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van

Deeltijds deelnemer

personele vergoeding

Deeltijds deelnemer

materiële vergoeding

Totaal

aan vergoeding

Cluster 2 Dove deelnemers

€ 3.439,92

€ 373,–

€ 3.812,92

Cluster 2 Slechthorende deelnemers

€ 2.224,90

€ 144,–

€ 2.368,90

Cluster 2 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 2.224,90

€ 183,–

€ 2.407,90

Cluster 2 Deelnemers met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 2.224,90

€ 183,–

€ 2.407,90

Cluster 3 Lichamelijk gehandicapte deelnemers

€ 3.011,50

€ 270,–

€ 3.281,50

Cluster 3 Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

€ 1.947,67

€ 157,–

€ 2.104,67

Cluster 3 Zeer moeilijk lerende deelnemers

€ 1.947,67

€  85,–

€ 2.032,67

Cluster 3 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 1.947,67

€ 157,–

€ 2.104,67

Cluster 4 Gedragsproblematiek

€ 1.947,67

€ 157,–

€ 2.104,67

M

Hoofdstuk 4A vervalt.

N

In artikel 6.3.2, tweede lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.

O

In artikel 6.3.3 wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 21 april 2011

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de zevende juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze Nota van toelichting wordt mede gegeven namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Dit besluit strekt ertoe het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) te wijzigen. De wijziging betreft het opnemen van nieuwe tabellen met bedragen voor de leerlinggebonden financiering en voorts een aantal technische aanpassingen ter herstel van onvolkomenheden. Deze onvolkomenheden hebben ertoe geleid dat de praktijk niet volledig in overeenstemming was met het UWEB. Dit is hier hersteld.

2. Inhoud wijziging

Wijziging bedragen leerlinggebonden financiering

In het UWEB is bepaald dat de bedragen voor leerlinggebonden financiering (LGF) bij ministeriële regeling kunnen worden aangepast «aan de prijsontwikkeling, overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning». Wijziging van de LGF-bedragen om andere redenen vragen een aanpassing van het UWEB.

In het primair en voortgezet onderwijs (po- en vo-sector) zijn per 1 augustus 2010 de bedragen voor ambulante begeleiding voor leerlingen met een cluster 3 of 4 indicatie met 13,6% verlaagd. Reden om alleen de bedragen voor leerlingen met een cluster 3 of 4 indicatie te verlagen is het gegeven dat deze indicatiestellingen de sterkste groei te zien geven en het budget hiervoor niet toereikend is.

Omdat de LGF-bedragen voor het beroepsonderwijs zijn afgeleid van de LGF-bedragen voor het voortgezet onderwijs, wordt voor het beroepsonderwijs bij die verlaging aangesloten. Verwacht wordt dat de instellingen de ambulante begeleiding zo gaan organiseren, datde begeleiding tijdens de stages overeind kan worden gehouden en de kwaliteit van de ambulante begeleiding intact kan blijven. De verlaging van de bedragen voor ambulante begeleiding voor leerlingen met een cluster 3 of 4 indicatie wordt in het beroepsonderwijs toegepast met ingang van het studiejaar 2011/2012.

Deze maatregel staat los van de maatregelen die in het kader van passend onderwijs worden voorgesteld. De voor passend onderwijs aangekondigde bezuinigingen hebben geen betrekking op de mbo-instellingen.

Overige wijzigingen

In het UWEB is een wijziging aangebracht met betrekking tot de sanctie op niet tijdig leveren van bekostigingsgegevens. In het UWEB was bepaald dat de rijksbijdrage voor een instelling op 90% van de rijksbijdrage van het jaar daarvoor moet worden gesteld als de instelling te laat is met het aanleveren van de bekostigingsgegevens. Deze bepaling bleek in de praktijk te rigide: er is geen ruimte om rekening te houden met de omstandigheden van het geval. Daarom is van deze bepaling een «kan-bepaling» gemaakt; dat geeft de bevoegdheid om te sanctioneren, maar ook de ruimte om dat niet te doen als een sanctie buitenproportioneel of in hoge mate onbillijk zou zijn.

Daarnaast is in het UWEB de grondslag opgenomen voor een vaste voet voor de bekostiging van het vbo-groen. Daarvoor bood artikel 2.3.2. UWEB geen grondslag. Artikel 2.3.2 is nu in overeenstemming gebracht met de overeenkomstig de Uitvoeringsregeling WEB 2007 (artikel 3.1.2) bestaande praktijk.

De overige wijzigingen betreffen voornamelijk het herstel van technische onvolkomenheden.

3. Gevolgen voor de rijksbegroting

De maatregel leidt tot lagere uitgaven en heeft daarmee geen negatief effect op de begroting. De financiële gevolgen worden voorts bepaald door fluctuaties in het aantal LGF-aanvragen ten opzichte van de raming. De ontwikkeling van het LGF-budget maakt jaarlijks onderdeel uit van de besluitvorming door het kabinet over de voorjaarsnota. Dan wordt duidelijk hoe het LGF-budget zich precies heeft ontwikkeld.

4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het besluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). DUO heeft op het punt van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid geen problemen geconstateerd.

5. Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten, omdat er geen wijzigingen worden aangebracht in de informatie die van de instellingen gevraagd wordt ten behoeve van het berekenen van de rijksbijdrage. Die berekening geschiedt met gebruikmaking van de al beschikbare gegevens. Ook ten aanzien van LGF geldt dat gelet op het feit dat met dit besluit alleen de bedragen worden verlaagd, er geen verandering zal optreden in de administratieve lasten.

6. Gevolgen voor de BES

Dit wijzigingsbesluit heeft geen gevolgen voor het zusterbesluit UWEB BES. Leerlinggebonden financiering zoals we dat in het UWEB kennen, geldt niet voor de BES. Voor de BES geldt voorlopig een eigen bekostigingssystematiek.

7. Draagvlak

De MBO Raad, AOC Raad en de WEC-raad zijn op de hoogte van de verlaging van de betreffende LGF-bedragen. De MBO Raad en AOC Raad hebben hier op zich geen bezwaar tegen, omdat het de mbo-instellingen niet direct raakt. Wel constateren zij dat er enige beperking optreedt in de ambulante zorg die door de (v)so-scholen wordt gegeven. De WEC-raad is – als overkoepelende organisatie van de (v)so-scholen – bij brief van 24 juni 2010 eveneens op de hoogte gesteld. De WEC-raad heeft aangegeven niet gelukkig te zijn met de bezuinigingen vanwege de personele gevolgen.

Artikelsgewijs

Artikel I

A (Artikel 1.1.2 UWEB)

Dit artikel vervalt omdat Hoofdstuk 3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna de WEB) is vervallen per 1 augustus 2008. Daarmee is aan dit artikel de basis ontvallen.

B (artikel 2.1.1 UWEB)

In dit artikel wordt de reikwijdte van de diverse paragrafen bepaald. In dit artikel was verzuimd aan te geven op welke instellingen paragraaf 6 betrekking heeft; dit is hersteld. Tevens is bepaald op welke instellingen de nieuwe paragraaf 6a (Gehandicapte deelnemers) betrekking heeft.

C (Artikel 2.2.2 UWEB)

Deze bepaling over afronding van de berekening is opgenomen aangezien in de uitvoeringspraktijk afronding op deze wijze plaatsvindt.

De oude tekst van artikel 2.2.2, tweede lid, over de vermindering van cursusgelden is geschrapt. DUO had hierom verzocht in verband met de berekeningsmethodiek waarbij de normatieve inhouding cursusgelden betrekking heeft op de gehele rijksbijdrage. Volstaan wordt daarom met artikel 2.6.1 waarin de vermindering van cursusgelden op de gehele rijksbijdrage is geregeld.

In het tweede lid (nieuw) is nu opgenomen dat de rijksbijdrage wordt vermeerderd met een bedrag voor gehandicapte deelnemers zoals bepaald in artikel 2.6a.1.

D (Artikel 2.2.3, eerste lid, UWEB)

De toegevoegde passage is in overeenstemming met de uitvoeringspraktijk.

E (Artikel 2.2.7, eerste lid, UWEB)

Sinds het vervallen van artikel 4b.2.3 in verband met de totstandbrenging van de DUO heeft de desbetreffende zinsnede in het oude eerste lid geen betekenis meer.

De wijzigingsbepaling voorziet er voorts in dat de Minister niet langer gedwongen is een korting op de hoogte van de rijksbijdrage vast te stellen indien de gegevens niet op tijd binnen zijn. Een dwingende toepassing van het artikel in alle gevallen is disproportioneel. Om deze reden is de tekst aangepast waardoor er voortaan sprake is van een bevoegdheid van de minister een korting vast te stellen. Overigens zij hier benadrukt dat het van groot belang blijft dat de gegevens op tijd binnen zijn. Slechts in bijzondere gevallen waarin buiten de schuld van de instelling iets niet goed is gegaan bij de gegevensverstrekking of de gegevens zeer kort na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn zijn binnengekomen, is denkbaar dat de minister afziet van kortingen op de rijksbijdrage.

F (Artikel 2.3.2 UWEB)

Bij de berekening van de rijksbijdrage vbo-groen wordt in de praktijk gerekend met een vaste voet per instelling. De grondslag hiervoor is opgenomen in deze aanpassing.

Het UWEB schreef al voor dat voor de rijksbijdrage exploitatie vbo-groen gerekend moet worden met een bedrag per leerling voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en een bedrag voor beroepsonderwijs. In de praktijk wordt echter daarnaast ook gerekend met een vaste voet. De berekeningswijze met een vaste voet wordt eveneens gehanteerd voor de bekostiging van het vmbo op grond van de WVO.

Voor deze berekeningswijze voor vbo-groen bood artikel 2.3.2. UWEB geen grondslag. Artikel 2.3.2 is thans in overeenstemming gebracht met de praktijk, die overigens gebaseerd is op de Uitvoeringsregeling WEB 2007 (artikel 3.1.2) welke voorziet in een vaste voet voor vbo-groen.

G (Artikel 2.4.1 UWEB)

Door in artikel 2.4.1, eerste lid, UWEB te verwijzen naar het eerste lid van artikel 2.2.2 is een technische omissie hersteld. Voorts is een zin toegevoegd ter aanpassing van de bepalingen aan de uitvoeringspraktijk.

Voorts was het tweede lid abusievelijk niet aangepast aan de wijziging van artikel 2.6 WEB in Stb. 2008, 296 (toevoeging van een lid 1a). Dit is hier hersteld.

H (Artikel 2.5.1 UWEB)

Deze aanpassing is gemaakt omdat de inburgeringsovereenkomsten geen deel meer uitmaken van de bekostiging en ook niet in de jaarrekening worden opgenomen.

I (Artikel 2.5.2 UWEB)

De aanpassing in het eerste lid betreft herstel van een technische omissie.

Het tweede lid is aangepast omdat de inburgeringsovereenkomsten geen deel meer uitmaken van de bekostiging en ook niet in de jaarrekening worden opgenomen. Dientengevolge is ook het vierde lid aangepast.

J (Hoofdstuk 2, paragraaf 6 UWEB)

Het betreft hier een redactionele verbetering.

K (Artikel 2.6a.1 UWEB)

In dit artikel is de basis opgenomen voor de vaststelling en verdeling van de rijksbijdrage voor gehandicapte deelnemers. Krachtens artikel 2.2.1, derde lid, onderdeel k, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) heeft de rijksbijdrage mede betrekking op gehandicapte deelnemers. Het bedrag daarvoor dient afzonderlijk te worden vermeld (zie artikel 2.2.4, eerste lid, WEB).

In het nieuwe artikel 2.6a.1 is het oude artikel 3.1.3 van de Uitvoeringsregeling WEB 2007 als uitgangspunt genomen, welk artikel daarmee kan vervallen. In artikel 3.1.3 was een uitzondering voor de AOC’s opgenomen. Voor de AOC’s wordt net als voor de ROC’s de rijksbijdrage voor gehandicapten toegevoegd aan het macrobudget. Dit rijksbijdragedeel wordt zichtbaar in de rijksbijdrage.

L (Artikel 2.7.2 UWEB)

Omwille van de duidelijkheid is ervoor gekozen om de tabellen in hun geheel te vervangen en dus niet uitsluitend de verlaagde bedragen in dit besluit op te nemen.

M (Hoofdstuk 4A UWEB)

Dit hoofdstuk vervalt aangezien de betreffende bepalingen in de WEB (artikel 7.4.9a e.v.) met betrekking tot de taken van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen (KCE) zijn vervallen.

N en O (Artikelen 6.3.2 en 6.3.3 UWEB)

De tekst van deze bepalingen is in overeenstemming gebracht met de uitvoeringspraktijk.

Artikel II

Aangezien dit besluit krachtens artikel 2.2.1, zesde lid, van de WEB moet worden voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer zal het tijdstip van inwerkingtreding bij koninklijk besluit worden vastgesteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven