Besluit van 24 mei 2011, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 november 2010, nr. IVV/OOG/2010/21091, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, artikel 7, eerste lid, van de Remigratiewet, artikel 34, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 17b, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 december 2010, nr. W12.10.0510/III);

Gezien het nader rapport van de Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 mei 2011, nr. IVV/OOG/2011/8650, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, bedraagt € 33,09 per kalendermaand.

  • 2. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. Van het aangepaste bedrag en de dag waarop deze aanpassing plaatsvindt, wordt door Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 2 Vaststelling tegemoetkoming bij bereiken gerechtigde leeftijd of migratie

  • 1. Met betrekking tot de periode in het kalenderjaar nadat een persoon de leeftijd heeft bereikt waarop recht kan ontstaan op de ouderenkorting of in een ander land is gaan wonen wordt voor de vaststelling of ten minste 90% van zijn wereldinkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in Nederland aan de belastingheffing naar het inkomen zal zijn onderworpen het erop volgende kalenderjaar in aanmerking genomen.

  • 2. Met betrekking tot de periode in het kalenderjaar voordat een persoon in een ander land is gaan wonen wordt voor de vaststelling of ten minste 90% van zijn wereldinkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in Nederland aan de belastingheffing naar het inkomen zal zijn onderworpen het voorafgaande kalenderjaar in aanmerking genomen.

Artikel 3 Wijziging Besluit voorzieningen Remigratiewet

Artikel 11, tweede lid, van het Besluit voorzieningen Remigratiewet komt te luiden:

  • 2. Op de remigratie-uitkering wordt niet in mindering gebracht het bruto bedrag van de tegemoetkoming op grond van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, waarop de remigrant of zijn partner over het uitkeringstijdvak aanspraak heeft.

Artikel 4 Wijziging van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965

Aan artikel 11, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel u door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • v. tegemoetkomingen ingevolge de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.

Artikel 5 Wijziging van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten

In artikel 2, tweede lid, van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten wordt «het ouderdomspensioen, de toeslag en de tegemoetkoming, bedoeld in de artikelen 7, 8 en 33b van de AOW» vervangen door: het ouderdomspensioen en de toeslag, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de AOW.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen in werking treedt.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 24 mei 2011

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de eenendertigste mei 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Op grond van artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (hierna: de wet) hebben oudere binnenlandse belastingplichtigen en oudere buitenlandse belastingplichtigen van wie 90% van het wereldinkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in Nederland onderworpen is aan de belastingheffing naar het inkomen, recht op een koopkrachttegemoetkoming. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld en kan worden bepaald in welke gevallen voor het vaststellen van het recht op tegemoetkoming een ander tijdvak in aanmerking wordt genomen dan het kalenderjaar van het recht op tegemoetkoming.

Hoofdlijnen van deze algemene maatregel van bestuur

Bij deze algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld. Voorts wordt geregeld in welke situaties een ander normjaar geldt dan het jaar waarover het recht op tegemoetkoming wordt vastgesteld. Ten slotte is een aantal algemene maatregelen van bestuur technisch aangepast.

Samenwerking SVB en Belastingdienst

Tussen de SVB en de Belastingdienst is afgesproken dat voor de beoordeling van de aannemelijkheid van het van het recht op de tegemoetkoming en de vaststelling daarvan de SVB samen met de Belastingdienst beleidsregels zal opstellen. Op basis van de beleidsregels voert de SVB de tegemoetkoming uit. Zo nodig vindt op individueel niveau afstemming met de Belastingdienst plaats, waarna in overeenstemming met de belastingdienst de beslissing over het recht op de tegemoetkoming wordt genomen.

Voor de vaststelling of voldaan is aan het 90%-criterium zal de SVB gebruik maken van de bij de Belastingdienst bekende inkomensgegevens, die deze gegevens aan de SVB verstrekt op grond van artikel 54, derde lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Financiële gevolgen

De financiële gevolgen van deze algemene maatregel van bestuur zijn reeds verwerkt in paragraaf 4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de wet.

Ontvangen commentaren

Toezichtbaarheidstoets IWI

Naar aanleiding van de toezichtbaarheidstoets is de nota van toelichting aangepast, waarbij de samenwerking tussen de Belastingdienst en de SVB is verduidelijkt.

Uitvoeringstoets SVB

Voor zover opmerkingen van de SVB betrekking hebben op het uitvoeringsbesluit, hebben deze niet geleid tot aanpassingen. Hetgeen dat de SVB voorstelt kan namelijk al gerealiseerd worden binnen de tekst van het besluit zoals dat aan de SVB is voorgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Hoogte van de tegemoetkoming

De hoogte van de bruto-tegemoetkoming wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald. De hoogte wordt thans vastgesteld op € 33,09 per maand. Hij komt daarmee overeen met de tegemoetkoming op grond van artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet in 2011. Overeenkomstig artikel 2, tweede en derde lid, van het Besluit tegemoetkoming AOW-ers is geregeld dat dit bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

Artikel 2 Vaststelling tegemoetkoming bij bereiken gerechtigde leeftijd of migratie

Uitgangspunt is dat indien eenmaal over een kalenderjaar het recht op tegemoetkoming vaststaat, dat recht ook voor de daaropvolgende jaren vaststaat, tenzij in een kalenderjaar een relevante wijziging optreedt in de vorm van het bereiken van de leeftijd waarop recht kan ontstaan op de ouderenkorting of het metterwoon verhuizen van Nederland naar het buitenland, van het buitenland naar Nederland dan wel van het ene buitenland naar het andere buitenland. Onder buitenland worden in dit verband ook verstaan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De periode in dat kalenderjaar na die wijziging dient alsdan beoordeeld te worden op basis van de nieuwe situatie. Het vorenstaande betekent dat indien er een aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend over kalenderjaren gelegen voor het jaar van de aanvraag, de SVB bij de beoordeling of voldaan is aan de voorwaarden voor het recht zal teruggaan naar kalenderjaar dat het verst gelegen is voor de aanvraag waarover nog tegemoetkoming betaald kan worden. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de wet wordt de tegemoetkoming niet betaald over kalenderjaren met betrekking waartoe de aanvraag niet is ingediend binnen vijf jaar na dat kalenderjaar. Uiteraard kan ook geen tegemoetkoming worden betaald over kalenderjaren waarin betrokkene nog niet de leeftijd bereikt waarop recht kan ontstaan op de ouderenkorting (thans 65 jaar). Ook die kalenderjaren worden niet in de beoordeling betrokken. Aangezien het kalenderjaar waarin betrokkene 65 wordt een kalenderjaar is waarin een relevante wijziging optreedt en in dat geval het normjaar het kalenderjaar is waarin hij 66 jaar wordt (zie het eerste lid) wordt dus geen eerder kalenderjaar in de beoordeling betrokken dan het kalenderjaar waarin de betrokkene 66 wordt. Indien in een kalenderjaar gelegen voor de aanvraag, doch gelegen na het eerste kalenderjaar dat in de beoordeling wordt betrokken, een relevante wijziging optreedt vindt met betrekking tot de periode in dat kalenderjaar na de wijziging een nieuwe beoordeling plaats.

Indien een aanvraag voor het uitbetalen van de tegemoetkoming aan de hand van het geschatte jaarlijkse wereldinkomen wordt geweigerd, staat het de betrokkene vanzelfsprekend vrij om op het moment dat hij een verklaring van de belastingdienst van zijn woonland over kan leggen op grond waarvan, samen met de aanwezige gegevens bij de rijksbelastingdienst, kan worden vastgesteld dat hij wel degelijk recht had over een bepaald jaar op de tegemoetkoming, daartoe alsnog een aanvraag in te dienen.

De mogelijkheid geboden aan een persoon die niet in Nederland woont om de tegemoetkoming aan te vragen en uit te laten betalen voor een kalenderjaar op basis van nog niet vaststaande gegevens laat vanzelfsprekend onverlet dat deze persoon ook kan wachten totdat hij in het bezit is van de verklaring van de belastingdienst van zijn woonland alvorens over te gaan tot het aanvragen van het uitbetalen van de tegemoetkoming.

Mocht bij de uiteindelijke vaststelling blijken dat er op basis van de fiscale gegevens geen recht bestond op tegemoetkoming dan wordt op grond van artikel 7 van de wet de uitbetaalde tegemoetkoming teruggevorderd als onverschuldigd betaald. De SVB kan in bijzondere gevallen besluiten tot het (deels) niet terugvorderen (zie de artikelen 7 en 8 van de wet).

Artikel 3 Wijziging van het Besluit voorzieningen Remigratiewet

Artikel 3 wijzigt artikel 11 van het Besluit voorzieningen Remigratiewet. Daarmee wordt bereikt dat, evenals het geval was ten aanzien van de AOW-tegemoetkoming, bij de berekening van de remigratie-uitkering geen rekening wordt gehouden met de koopkrachttegemoetkoming. Daarmee blijft de remigratie-uitkering gelijk en treedt geen nadelig effect op vanwege het recht op de koopkrachttegemoetkoming. Omdat artikel 33b van de AOW als gevolg van de Wet koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen is vervallen, is de verwijzing naar de tegemoetkoming in de AOW geschrapt.

Artikel 4 Wijziging van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965

De tegemoetkoming ingevolge de Wet koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen moet als een belastbare periodieke uitkering worden gerekend tot het belastbaar inkomen uit werk en woning (artikel 3.1, tweede lid, onderdeel d, jo. artikel 3.100, eerste lid, onderdeel a, en artikel 3.101, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001) en is dus onderworpen aan de inkomstenbelasting.

De tegemoetkomingen ingevolge de Wet koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen worden toegevoegd aan artikel 11, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Daarmee wordt bereikt dat de koopkrachttegemoetkoming, net als de AOW-tegemoetkoming, ook is onderworpen aan de loonbelasting.

Artikel 5 Wijziging van het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten

Artikel 2, tweede lid, van het maatregelenbesluit bepaalde dat onder uitkering in de zin van dat besluit tevens moest worden verstaan de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de AOW. Omdat artikel 33b van de AOW als gevolg van de Wet koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen is vervallen, is de verwijzing naar de tegemoetkoming in de AOW geschrapt.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Omdat dit besluit onlosmakelijk samenhangt met de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen treedt dit besluit op het zelfde tijdstip als die wet in werking.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven