Besluit van 2 mei 2011, houdende wijziging van het Besluit overgangsrecht FLO-functies

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 maart 2011, nr. CZW/WBI 2011-2000093762;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 april 2011, no. WO4.11.0130/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 april 2011, nr. CZW/WBI 2011-2000133322;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit overgangsrecht FLO-functies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 vervalt.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de onderdelen d en e geletterd f en g.

2. In het tweede lid worden na onderdeel c twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • d. het in een aaneengesloten periode opnemen van verlof als bedoeld in de Verlofspaarregeling rijkspersoneel;

  • e. het in een aaneengesloten periode opnemen van verlof als bedoeld in de Levensloopregeling rijkspersoneel;

3. In het vierde lid wordt «Het in het eerste lid verleende ontslag» vervangen door: Voor de ambtenaar die is geboren vóór 1 januari 1950 wordt het in het eerste lid verleende ontslag.

4. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Aan de ambtenaar die is geboren in de periode van 1 januari 1950 tot en met 31 december 1964 wordt in verband met een ontslag als bedoeld in het eerste lid, buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging verleend. Tijdens dit verlof bestaat recht op een uitkering. Deze uitkering bedraagt 80% van de bezoldiging. De uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de ambtenaar met het totaal van zijn recht op extra opbouw ouderdomspensioen, zijn recht op inkoop aanspraken ouderdomspensioen en zijn aanspraken op grond van overgangsbepaling A bij hoofdstuk 6 van het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP in staat is een pensioenuitkering te financieren tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt waarvan de hoogte gelijk is aan zijn uitkering.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. In het tweede lid wordt «Voor de ambtenaar die op 1 januari 2000 jonger is dan 55 jaar» vervangen door: Voor de ambtenaar die is geboren vóór 1 januari 1950.

3. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor de ambtenaar die is geboren in de periode van 1 januari 1950 tot en met 31 december 1964, gaat het in artikel 2, vijfde lid, bedoelde verlof zoveel maanden eerder in dan de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, als het aantal jaren dat de ambtenaar voor 1 januari 2000 een of meer functies waaraan een leeftijdsgrens was verbonden op grond van artikel 97, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dit artikel luidde vóór inwerkingtreding van onderhavig besluit, zonder wezenlijke onderbreking heeft vervuld, vermenigvuldigd met een factor 2, met een maximum van 60 maanden.

  • 4. Voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1964, gaat het in artikel 2, eerste lid, bedoelde ontslag zoveel maanden eerder in dan de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, als het aantal jaren, dat de ambtenaar voor 1 januari 2000 een of meer functies waaraan een leeftijdsgrens was verbonden op grond van artikel 97, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dit artikel luidde vóór inwerkingtreding van onderhavig besluit, zonder wezenlijke onderbreking heeft vervuld, vermenigvuldigd met een factor 2, met een maximum van 60 maanden.

D

In artikel 6, eerste lid, wordt «In afwijking van de op grond van artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement gestelde regels» vervangen door: Voor de ambtenaar die is geboren vóór 1 januari 1950.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 2 mei 2011

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de vierentwintigste mei 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij het tot stand komen van de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 vanwege de inwerkingtreding van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) met ingang van 1 januari 2005 is verzuimd het Besluit overgangsrecht FLO-functies van 13 november 1999 eveneens aan te passen. Hierdoor wijkt het FLO-overgangsrecht onbedoeld af van de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006. Met de onderhavige wijziging wordt dit gecorrigeerd.

Ambtenaren die vallen onder het FLO-overgangsrecht en die zijn geboren na 31 december 1949 kunnen als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet VPL geen gebruik meer maken van de regeling flexibel pensioen en uittreden (FPU). Dit geldt eveneens voor de ambtenaren die een substantieel bezwarende functie uitoefenen, die na 31 december 1949 geboren zijn en voor wie de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 geldt. Voor deze laatste ambtenaren is de systematiek van de uitkering in verband hiermee gewijzigd. Daarbij is gebruik gemaakt van het overgangsrecht dat voor de FPU in de plaats is gekomen. Dit overgangsrecht bestaat uit extra opbouw ouderdomspensioen, voorwaardelijk recht op inkoop aanspraken ouderdomspensioen en aanspraken op grond van overgangsbepaling A bij hoofdstuk 6 van het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. In dit besluit is geregeld dat ook voor ambtenaren die vallen onder het FLO-overgangsrecht en zijn geboren na 31 december 1949 dezelfde systematiek wordt gehanteerd.

Daarnaast zijn ook een paar andere noodzakelijke wijzigingen opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 1 is uitgewerkt en kan vervallen. Gewezen ambtenaren die op 31 december 1999 een FLO-uitkering genoten zijn inmiddels gepensioneerd.

Onderdeel B
  • 1 en 2. In het tweede lid van artikel 2 is aangegeven onder welke omstandigheden een periode van meer dan 6 maanden, waarin de ambtenaar niet daadwerkelijk belast is geweest met het vervullen van zijn voormalige FLO-functie, niet wordt gezien als een wezenlijke onderbreking.

    In onderdeel c staat dat in een aaneengesloten periode opnemen van gespaarde compensatie-uren niet wordt gezien als een wezenlijke onderbreking. De compensatie-urenregeling c is ingetrokken en vervangen door de Verlofspaarregeling rijkspersoneel, welke regeling inmiddels is vervangen door de Levensloopregeling rijkspersoneel. In de nieuwe onderdelen d en e wordt zekergesteld dat de gespaarde perioden van verlof langer dan zes maanden op basis van een van deze twee regelingen evenmin als wezenlijke onderbreking worden gezien.

  • 3. In het vierde lid van artikel 2 is geregeld dat een FLO-ontslag tevens een FPU-ontslag is. Aangezien alleen ambtenaren die geboren zijn vóór 1950 nog gebruik kunnen maken van de regeling flexibel pensioen en uittreden wordt het vierde lid zodanig gewijzigd dat het alleen nog van toepassing is op deze categorie ambtenaren.

  • 4. Voor ambtenaren op een substantieel bezwarende functie die zijn geboren in de periode van 1 januari 1950 tot en met 31 december 1964 is de systematiek van de uitkering vanwege het vervallen van de mogelijkheid om gebruik te maken van de regeling flexibel pensioen en uittreden gewijzigd. In dit nieuwe artikellid wordt deze systematiek in het FLO-overgangsrecht voor ambtenaren geboren in de periode van 1 januari 1950 tot en met 31 december 1964 overgenomen.

Onderdeel C
  • 1. Artikel 4, eerste lid, is uitgewerkt en kan vervallen. Ambtenaren die op 1 januari 2000 55 jaar of ouder waren zijn inmiddels gepensioneerd.

  • 2. Voor ambtenaren die geboren zijn vóór 1 januari 1950 blijft de mogelijkheid om gebruik te maken van de regeling flexibel pensioen en uittreden bestaan. Voor deze ambtenaren blijft het FLO-overgangsrecht ongewijzigd.

  • 3. en 4. Voor ambtenaren die zijn geboren na 31 december 1949 verandert de systematiek wel. In de SBF-regeling is bij de wijziging van de systematiek onderscheid gemaakt tussen ambtenaren die geboren zijn in de periode van 1 januari 1950 tot en met 31 december 1964 en ambtenaren die geboren zijn na 31 december 1964. Dit onderscheid wordt in de twee nieuwe leden van artikel 4 gevolgd.

Onderdeel D

De verhoging van de uitkering met 0,5% per dienstjaar als het aantal dienstjaren meer dan 30 bedraagt is indertijd uit de SBF-regeling geschrapt voor ambtenaren die geboren zijn na 31 december 1949. Met de wijziging van artikel 6, eerste lid, wordt de werking van dit artikel eveneens beperkt tot de ambtenaren die geboren zijn vóór 1950.

Artikel II

De inwerkingtreding is bepaald op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Er wordt daarmee niet voldaan aan het systeem van vaste verandermoment omdat het hier reparatieregelgeving betreft.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven