Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 229 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 229 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 21 september 2010, nr. WJZ/236430 (3845), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de artikelen 72, 74, 75, 116 en 206, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES en artikel 7.4.13, derde en vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 2010, No. W05.10.0460);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 21 april 2011, nr. WJZ/256921 (3845), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
het centraal examen, bedoeld in artikel 4, derde lid;
het college-examen, bedoeld in artikel 4, tweede lid;
College voor examens, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor examens;
het deeleindexamen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO BES;
het examen in één of meer van de voor het staatsexamen voorgeschreven vakken;
hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 14 van de wet;
de inspectie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het onderwijstoezicht;
een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, voor zover het betreft door die instelling verzorgde opleidingen vavo;
degene die zich op grond van artikel 3 heeft aangemeld voor toelating tot het afleggen van het staatsexamen of deelstaatsexamen;
middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, als bedoeld in artikel 9 van de wet;
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, voor zover leidend tot het diploma vwo, het diploma havo of het diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs theoretische leerweg, genoemd in artikel 16 van de wet;
een in artikel 38 van de wet genoemd profiel;
het in artikel 4, tweede lid, van het Eindexamenbesluit VO BES bedoelde profielwerkstuk;
een school voor vwo, een school voor havo of een school voor mavo, tenzij anders blijkt;
een sector als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de wet;
het sectorwerkstuk, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO BES;
het staatsexamen ter verkrijging van het diploma vwo, het diploma havo of het diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs theoretische leerweg, genoemd in artikel 16 van de wet;
een toets met schriftelijke of mondelinge vragen en opdrachten, of een praktische opdracht;
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs theoretische leerweg als bedoeld in artikel 16 van de wet;
voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 13 van de wet;
Wet voortgezet onderwijs BES.
1. Voor toelating tot het afleggen van het staatsexamen is een bedrag van USD 45 verschuldigd.
2. Voor toelating tot het afleggen van deelstaatsexamens is USD 17 verschuldigd voor een vak ten aanzien waarvan alleen het centraal examen of alleen het college-examen wordt afgelegd, en USD 20 voor een vak ten aanzien waarvan zowel het college-examen als het centraal examen wordt afgelegd, met dien verstande dat per kalenderjaar in totaal niet meer is verschuldigd dan USD 45.
3. Het verschuldigde bedrag wordt voldaan op de wijze en voor de datum, bepaald door het College voor examens.
4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op kandidaten die afkomstig zijn van een school voor speciaal voortgezet onderwijs.
5. Zij die aan een staatsexamen of deelstaatsexamen deelnemen, zijn verplicht zich te legitimeren op verzoek van hen die deze examens afnemen of daarop toezicht houden.
6. De in dit artikel bedoelde bedragen kunnen bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
1. Het College voor examens stelt de aanmeldingsprocedure vast. Onze Minister maakt de aanmeldingsprocedure tijdig bekend, voert die uit en bevestigt schriftelijk de aanmelding aan de kandidaat. Indien de kandidaat minderjarig is, wordt de aanmelding medeondertekend door diens wettelijke vertegenwoordigers.
2. De aanmelding kan strekken tot:
a. het verkrijgen van toelating tot het afleggen van het examen ten overstaan van het College voor examens, of
b. het overleggen aan het College voor examens van de in artikel 23, derde lid, bedoelde bewijsstukken ter verkrijging van het staatsexamendiploma, al dan niet in combinatie met het afleggen van het examen in een of meer vakken ten overstaan van het College voor examens.
3. Uit de aanmelding voor het staatsexamen blijkt tevens of sprake is van een of meer vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 9 en 10.
1. Het staatsexamen en het deelstaatsexamen kan voor ieder vak bestaan uit een college-examen, uit een centraal examen of uit beide.
2. Het college-examen vwo en havo omvat mede een profielwerkstuk.
3. Het profielwerkstuk heeft betrekking op één of meer vakken van het staatsexamen. Ten minste één of meer vakken heeft de omvang van 400 uur of meer voor vwo en 320 uur voor havo.
4. Het college-examen vmbo omvat mede een sectorwerkstuk.
5. Het centraal examen kent in elk kalenderjaar een eerste, tweede en derde tijdvak of een nader door het College voor examens, te bepalen tijdstip.
6. Voor de aanvang van het derde tijdvak zendt Onze Minister aan de inspectie een opgave met de kandidaten, de in het eerste of tweede tijdvak door die kandidaten behaalde cijfers, voor zover van toepassing de alsnog behaalde cijfers voor het college-examen, en een overzicht van het vak of de vakken waarin elke kandidaat zal worden geëxamineerd.
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig onderdeel van het staatsexamen of deelstaatsexamen dan wel ten aanzien van een aanspraak op ontheffing aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan het College voor examens maatregelen nemen.
2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid ook in combinatie met elkaar genomen kunnen worden, zijn:
a. het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het college-examen of het centraal examen;
b. het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan een of meer toetsen van het college-examen of het centraal examen van het desbetreffende vak;
c. het ongeldig verklaren van een of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het college-examen of het centraal examen;
d. minder vergaande maatregelen dan die, bedoeld onder a tot en met c.
3. Indien de ontzegging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, betrekking heeft op een kandidaat die in meer dan één vak examen aflegt, kan de ontzegging betrekking hebben op alle toetsen.
4. Indien de onregelmatigheid pas wordt ontdekt na afloop van het examen, kan het College voor examens de kandidaat het diploma, bedoeld in artikel 28, derde lid, of het certificaat, bedoeld in artikel 29, en de cijferlijst onthouden, of kan deze bepalen dat aan de betrokken kandidaat dat diploma of certificaat, en die cijferlijst, slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd examen in de door het College voor examens aan te wijzen onderdelen en op de door deze te bepalen wijze.
5. Het besluit waarbij een in het eerste lid bedoelde maatregel wordt genomen, wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan de inspectie en, indien de kandidaat minderjarig is, aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat.
6. De kandidaat kan tegen een besluit waarbij een in het eerste lid bedoelde maatregel wordt genomen bezwaar maken bij het College voor examens. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt vijf dagen nadat het besluit aan de kandidaat is bekendgemaakt op de voorgeschreven wijze. Het College voor examens beslist binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, tenzij het college deze termijn heeft verlengd met ten hoogste twee weken. Het College voor examens stelt bij zijn beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen. Het College voor examens deelt zijn beslissing op het bezwaar mee aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat die minderjarig is en aan de inspectie.
7. De kandidaat die onaangekondigd afwezig is bij het centraal examen in een vak, dan wel met aankondiging maar zonder een door het College voor examens aanvaarde reden, afwezig is bij enig onderdeel van het staatsexamen of deelstaatsexamen, is uitgesloten van verdere deelname aan het centraal examen in dat vak alsmede van deelname aan het college-examen in het desbetreffende vak.
1. Het staatsexamen wordt afgenomen overeenkomstig het desbetreffende examenprogramma, vastgesteld op grond van artikel 6 van het Eindexamenbesluit VO BES.
2. Ten aanzien van het college-examen geldt dat:
a. keuzen die ingevolge het in het eerste lid bedoelde examenprogramma moeten of kunnen worden gemaakt door de school, worden gemaakt door het College voor examens, en
b. het College voor examens kan afwijken van voorschriften met betrekking tot het schoolexamen die om praktische redenen in het college-examen niet uitvoerbaar zijn, met dien verstande dat het college-examen zoveel mogelijk gelijkwaardig blijft aan het schoolexamen.
1. De artikelen 11, 12, 13 en 14 van het Eindexamenbesluit VO BES, voor zover zij betrekking hebben op het eindexamen vwo van opleidingen vavo, het eindexamen havo van opleidingen vavo en het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs theoretische leerweg van opleidingen vavo, zijn van overeenkomstige toepassing op respectievelijk het staatsexamen vwo, het staatsexamen havo en het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs van de theoretische leerweg.
2. In afwijking van het eerste lid kan het College voor examens, al dan niet voor een bepaalde groep van kandidaten, besluiten dat geen gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van examen in een vak dat uitsluitend behoort tot het vrije deel van de profielen of tot het vrije deel van de theoretische leerweg. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vakken kunst (drama) en kunst (dans).
De kandidaat kiest, met inachtneming van dit hoofdstuk, in welke vakken hij het staatsexamen of deelstaatsexamen aflegt.
1. Onverminderd vrijstellingen en ontheffingen op grond van de artikelen 11, 12, 13 en 14 van het Eindexamenbesluit VO BES en met inachtneming van de beperking in artikel 23, derde lid, aanhef en onderdeel d, dat van een school voor voortgezet onderwijs slechts één cijferlijst in beschouwing kan worden genomen, is de kandidaat die staatsexamen aflegt,
a. vrijgesteld van het examen in een vak in het vwo op grond van een examen vwo, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger is behaald;
b. vrijgesteld van het examen in een vak in het havo op grond van een examen vwo of havo, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger is behaald, en vrijgesteld van het examen in een vak in het mavo op grond van een examen vwo, havo of mavo, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger is behaald;
c. vrijgesteld van het examen in een vak van het vwo, havo of mavo op grond van het overeenkomstige examen, afgelegd in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger is behaald;
d. vrijgesteld van het profielwerkstuk, indien reeds eerder een profielwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op een of meer vakken van dezelfde schoolsoort, behorende tot het profiel van de kandidaat en waarvoor een eindcijfer 6 of hoger is behaald;
e. vrijgesteld van het sectorwerkstuk, indien reeds eerder een sectorwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op een thema uit die sector, en dat is beoordeeld als «voldoende» of «goed».
2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing indien na het jaar waarin het eindcijfer of de beoordeling is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.
3. In aanvulling op het eerste lid, onder a en b, is de kandidaat vrijgesteld van het onderdeel literatuur van elke moderne taal, indien de kandidaat bij het eerder afgelegde examen, voor literatuur een cijfer 6 of hoger heeft behaald.
4. In aanvulling op het eerste lid, onder a tot en met d, en derde lid, is de daar bedoelde kandidaat eveneens vrijgesteld indien het eindcijfer 5 of 4 is behaald, mits de kandidaat voldoet aan de voorwaarden van artikel 24 om te slagen voor het staatsexamen.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven voor de toepassing van het eerste lid.
6. Artikel 39, achtste lid, van het Eindexamenbesluit VO BES is van overeenkomstige toepassing.
1. Onverminderd artikel 9 kan het College voor examens op verzoek van de kandidaat die een diploma wil verwerven, ontheffing verlenen voor een examenvak, indien de kandidaat op grond van eerder gevolgd onderwijs aantoonbaar in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden ter zake van het desbetreffende vak. De ontheffing kan slechts worden verleend op basis van een diploma, getuigschrift, certificaat of ander bewijsstuk, al of niet behaald in Nederland, dat door het College voor examens wordt aanvaard als bewijs van voldoende kennis en vaardigheden. Indien het College voor examens dit nodig oordeelt, onderzoekt het college of de kandidaat in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden.
2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing indien na het jaar waarin het in dat lid bedoelde diploma, getuigschrift, certificaat of ander bewijsstuk is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.
3. Tot de in het eerste lid bedoelde diploma's, getuigschriften, certificaten en andere bewijsstukken behoren in elk geval die betreffende het Internationaal Baccalaureaat, het Europees Baccalaureaat en die betreffende het overeenkomstige onderwijs in een lidstaat van de Europese Unie.
4. Indien het College voor examens de gevraagde ontheffing verleent, verstrekt Onze Minister op verzoek van het college de verzoeker een bewijs van ontheffing, en zendt het college aan de inspectie een afschrift daarvan.
5. Het bewijs van ontheffing vermeldt de gronden van de ontheffing alsmede het tijdstip van het verrichten van de onderwijs- of examenprestatie waarop de ontheffing berust, en gaat in voorkomend geval vergezeld van een verklaring betreffende het in het eerste lid bedoelde onderzoek naar de kennis en vaardigheden van de examenkandidaat, of naar de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken.
6. Onze Minister stelt het model van het bewijs van ontheffing vast.
Een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 10 wordt schriftelijk ingediend bij het College voor examens, onder overlegging van een uittreksel uit het geboorte- of persoonsregister en een gewaarmerkte fotokopie van het diploma, getuigschrift, certificaat of ander bewijsstuk waarop het verzoek om ontheffing berust.
1. Het examenreglement bevat in elk geval informatie over de maatregelen, bedoeld in artikel 5, en de toepassing daarvan, regels met betrekking tot de organisatie van het staatsexamen en deelstaatsexamen en de gang van zaken tijdens het staatsexamen en deelstaatsexamen, de herkansingsmogelijkheden van het centraal examen en het college-examen.
2. Het College voor examens stelt jaarlijks voor 1 oktober een programma van toetsing en afsluiting vast ten behoeve van het daaropvolgende kalenderjaar. Het programma vermeldt in elk geval per vak:
a. welke onderdelen van het examenprogramma worden getoetst,
b. de inhoud van de verschillende onderdelen,
c. de wijze en de tijdstippen waarop het centraal examen en de toetsen van het college-examen aanvangen, alsmede de duur van de toetsen,
d. regels omtrent verhindering voor het college-examen, alsmede
e. de regels voor de wijze waarop het cijfer voor het college-examen voor een kandidaat tot stand komt.
3. Het College voor examens zendt het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting voor 1 januari aan de inspectie. Deze documenten worden tegelijk met de bevestiging van de aanmelding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, door de bevestigende instantie aan de kandidaten ter beschikking gesteld.
Het college-examen bestaat uit een examendossier. Het examendossier is het geheel van de onderdelen van het college-examen zoals gedocumenteerd in een door het College voor examens gekozen vorm.
1. Het college-examen wordt beoordeeld met een cijfer uit de reeks van 1 tot en met 10.
2. Indien in een vak tevens centraal examen wordt afgelegd, worden de in het eerste lid genoemde cijfers gebruikt met de daartussenliggende cijfers met 1 decimaal.
3. In afwijking van het eerste lid wordt het sectorwerkstuk beoordeeld met «voldoende» of «goed».
Indien bij het College voor examens, al dan niet naar aanleiding van mededelingen van de kandidaat, twijfel is gerezen over de juistheid van de beoordeling van het college-examen in enig vak of onderdeel van een vak, kan het College voor examens die beoordeling ongeldig verklaren en een nieuw examen in dat vak of onderdeel opleggen.
1. Onze Minister zorgt voor het tijdig beschikbaar stellen van de opgaven, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Wet College voor examens aan het College voor examens.
2. Het College voor examens zorgt ervoor dat de opgaven en correctievoorschriften voor het centraal examen geheim blijven tot de aanvang van de toets waarbij deze opgaven aan de kandidaten worden voorgelegd.
3. Tijdens een schriftelijke toets van het centraal examen worden aan de kandidaten geen mededelingen van welke aard ook aangaande de opgaven gedaan, uitgezonderd mededeling van door het College voor examens vastgestelde errata.
4. Het College voor examens draagt er zorg voor dat het nodige toezicht bij het centraal examen wordt uitgeoefend. Zij die toezicht hebben gehouden, maken daarvan een proces-verbaal op en leveren dit samen met het gemaakte examenwerk in bij het College voor examens.
5. Een kandidaat die te laat komt, mag nog tot uiterlijk een half uur na de aanvang van een toets worden toegelaten.
6. De aan de kandidaten voorgelegde opgaven voor een schriftelijke toets van het centraal examen blijven in het examenlokaal tot het einde van die toets.
7. De kandidaten leveren de opgaven, de door hen gemaakte aantekeningen alsmede andere door hen gemaakte stukken in bij een van degenen die toezicht houden. Het College voor examens bepaalt, in welke gevallen kan worden afgeweken van de eerste volzin, alsmede in welke gevallen en op welk tijdstip de opgaven, de aantekeningen en de andere stukken, bedoeld in die volzin, aan de kandidaten worden teruggegeven.
1. Het College voor examens draagt er zorg voor dat het gemaakte werk voor het centraal examen door twee door het College voor examens aan te wijzen correctoren wordt beoordeeld.
2. De correctoren kijken het werk onafhankelijk van elkaar na en zenden het met hun beoordeling aan het College voor examens. De correctoren passen bij hun beoordeling toe de beoordelingsnormen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Wet College voor examens. De correctoren drukken hun beoordeling uit in een score overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van de Wet College voor examens.
3. Indien dit het College voor examens noodzakelijk voorkomt, wordt het oordeel van een derde corrector ingeroepen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Het College voor examens stelt op grond van de beoordelingen door de correctoren de eindscore vast.
Het College voor examens stelt op grond van de eindscore, bedoeld in artikel 17, vierde lid, het cijfer vast voor het centraal examen. Het College voor examens neemt daarbij in acht de regels, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van de Wet College voor examens en gebruikt daarbij één van de cijfers uit de schaal lopend van 1 tot en met 10, met de tussenliggende cijfers met 1 decimaal.
1. Indien het centraal examen naar het oordeel van de inspectie niet op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden, kan zij besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen.
2. Indien het eerste lid toepassing vindt, stelt het College voor examens op verzoek van de inspectie nieuwe opgaven vast en bepaalt op welke wijze en door wie het examen zal worden afgenomen.
Indien door onvoorziene omstandigheden het centraal examen in één of meer vakken niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist het College voor examens hoe dan moet worden gehandeld.
1. Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van het College voor examens:
a. is verhinderd bij één of meer toetsen van het centraal examen in het eerste tijdvak tegenwoordig te zijn, wordt hem in het tweede tijdvak de gelegenheid gegeven het centraal examen op ten hoogste twee toetsen te voltooien;
b. ook in het tweede tijdvak verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het tweede tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak het centraal examen te voltooien;
c. ook in het derde tijdvak verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het derde tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het vierde tijdvak het centraal examen te voltooien.
2. Toepassing van het eerste lid geschiedt onverminderd artikel 5.
1. Het eindcijfer voor alle vakken van het staatsexamen en deelstaatsexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks van 1 tot en met 10.
2. Het College voor examens bepaalt het eindcijfer voor een vak op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het college-examen en het cijfer voor het centraal examen. Is dit gemiddelde niet een geheel getal, dan wordt het, indien de cijfers achter de komma 45 of lager zijn, naar beneden afgerond en indien deze 46 of hoger zijn, naar boven afgerond.
3. Indien in een vak alleen een college-examen wordt afgenomen, is het cijfer voor het commissie-examen tevens het eindcijfer.
4. Indien in een vak alleen een centraal examen wordt afgenomen, wordt het cijfer voor het centraal examen afgerond overeenkomstig het tweede lid en vormt als gevolg hiervan het eindcijfer.
1. Het College voor examens stelt vast of de kandidaat het examen heeft afgelegd in de voor het staatsexamen voorgeschreven vakken.
2. Het College voor examens stelt de uitslag van het staatsexamen vast, met inachtneming van de artikelen 22 en 24.
3. De uitslag ter verkrijging van het staatsexamendiploma wordt vastgesteld op grond van de volgende eindcijfers, cijferlijsten of bewijzen van ontheffing, al dan niet in combinatie:
a. de eindcijfers van een in dat jaar afgelegd volledig staatsexamen;
b. de eindcijfers van in dat jaar afgelegde deelstaatsexamens;
c. een of meer cijferlijsten als bedoeld in de artikelen 28 en 29, eerste lid;
d. één cijferlijst van een school voor voortgezet onderwijs;
e. een of meer cijferlijsten van instellingen voor educatie en beroepsonderwijs;
f. bewijzen van ontheffing als bedoeld in artikel 10, vierde lid;
g. bewijzen van ontheffing als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO BES.
4. Cijferlijsten worden uitsluitend bij de vaststelling van de uitslag betrokken, indien na het jaar waarin zij zijn vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken. Bewijzen van ontheffing worden uitsluitend bij de vaststelling van de uitslag betrokken indien na het jaar waarin het onderliggende diploma, getuigschrift of ander bewijsstuk is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.
5. De uitslag luidt «geslaagd» of «afgewezen».
6. Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen voor het staatsexamen, betrekt het College voor examens een of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een staatsexamen te vormen.
1. De kandidaat die het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs van de theoretische leerweg, genoemd in artikel 16 van de Wet voortgezet onderwijs BES, heeft afgelegd, is geslaagd indien hij:
a. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger,
b. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger, dan wel
c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger.
2. De kandidaat die staatsexamen havo of vwo heeft afgelegd, is geslaagd:
a. indien hij:
1°. voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,
2°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,
3°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt, dan wel
4°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt, en
b. indien geen van de eindcijfers van onderdelen, genoemd in het derde lid, lager is dan 4.
3. Bij de uitslagbepaling volgens het tweede lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers van ten minste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer en het profielwerkstuk en voor vwo ook algemene natuurwetenschappen. Het College voor examens kan aan die onderdelen toevoegen:
a. literatuur, als onderdeel van alle afzonderlijke moderne talen, met dien verstande dat indien het College voor examens daartoe niet besluit, literatuur voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het college-examen van de desbetreffende taal en literatuur;
b. klassieke culturele vorming, met dien verstande dat indien het College voor examens daartoe niet besluit, klassieke culturele vorming voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het college-examen van Latijnse taal en literatuur en Griekse taal en literatuur;
c. algemene natuurwetenschappen in het havo.
4. In aanvulling op het eerste lid geldt tevens als voorwaarde dat het sectorwerkstuk moet zijn beoordeeld als «voldoende» of «goed».
5. Het eindcijfer, bedoeld in het derde lid, wordt bepaald als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.
6. De kandidaat die niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het eerste en vierde of het tweede en derde lid, is afgewezen voor het staatsexamen.
7. Zodra de uitslag ingevolge het eerste, vierde en zesde lid of het tweede, derde en zesde lid is vastgesteld, maakt het College voor examens deze samen met de eindcijfers schriftelijk aan de kandidaat bekend. Indien de kandidaat is afgewezen voor het staatsexamen, wordt bij de bekendmaking mededeling gedaan van het in artikel 25 bepaalde. De in de eerste volzin bedoelde uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 25 geen toepassing vindt.
1. Onverminderd de artikelen 5 en 21 heeft de kandidaat die in enig jaar met toepassing van artikel 24 is afgewezen voor het staatsexamen, recht op herkansing in het derde tijdvak van dat jaar. Indien de kandidaat op grond van artikel 21, eerste lid onderdeel b, in de gelegenheid wordt gesteld in het derde tijdvak het centraal examen te voltooien, wordt het recht op herkansing uitgeoefend, overeenkomstig artikel 21, eerste lid, onderdeel c, op een door het College voor examens te bepalen tijdstip.
2. Herkansing houdt in:
a. het recht om voor één door de kandidaat te kiezen vak waarin hij in dat jaar door het College voor examens is geëxamineerd, opnieuw deel te nemen aan het college-examen, in door het College voor examens vast te stellen onderdelen van het examenprogramma, en
b. het recht om voor één door de kandidaat te kiezen vak waarin hij in dat jaar door het College voor examens is geëxamineerd, opnieuw deel te nemen aan het centraal examen.
3. Voorwaarde voor toepassing van het eerste lid is dat de kandidaat daardoor alsnog kan slagen voor het staatsexamen.
De kandidaat die recht heeft op de in artikel 25 bedoelde herkansing, is alsnog afgewezen indien hij niet binnen acht dagen na de in artikel 24, zevende lid, bedoelde bekendmaking het College voor examens ervan in kennis stelt dat hij zich aan de herkansing wenst te onderwerpen en daarbij schriftelijk opgeeft in welk vak hij opnieuw wil deelnemen aan het college-examen en in welk vak hij opnieuw wil deelnemen aan het centraal examen. Het College voor examens bevestigt zo spoedig mogelijk aan de kandidaat schriftelijk de ontvangst van deze kennisgeving.
1. Het College voor examens stelt vast op welke wijze het cijfer van de in artikel 25 bedoelde herkansing voor het college-examen wordt bepaald. In zijn overwegingen betrekt het college de cijfers voor die toetsen van het eerder afgelegde college-examen die betrekking hebben op niet tot de herkansing behorende onderdelen van het examenprogramma.
2. Het hoogste cijfer van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde college-examen of centraal examen geldt als definitief cijfer voor het college-examen respectievelijk centraal examen.
3. Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 22 tot en met 24 en wordt de uitslag schriftelijk aan de kandidaat bekendgemaakt.
1. Het College voor examens reikt aan elke kandidaat die is afgewezen voor het staatsexamen, een cijferlijst uit waarop ten aanzien van de vakken waarin hij in dat jaar door het College voor examens is geëxamineerd, zijn vermeld, voor zover van toepassing:
a. de cijfers voor het college-examen en het centraal examen,
b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,
c. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk,
d. de eindcijfers voor de examenvakken, alsmede
e. de uitslag van het staatsexamen.
2. Het College voor examens reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat die is geslaagd voor het staatsexamen, een cijferlijst uit waarop ten aanzien van elk examenvak dat bij de bepaling van de uitslag is betrokken, zijn vermeld, voor zover van toepassing:
a. de cijfers voor het college-examen, het centraal examen, en in voorkomend geval het schoolexamen,
b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,
c. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk,
d. de vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, met voor zover van toepassing de cijfers voor de desbetreffende vakken,
e. de eindcijfers voor de examenvakken, alsmede
f. de uitslag van het staatsexamen.
3. Het College voor examens draagt er zorg voor dat op grond van de definitieve uitslag aan elke voor het staatsexamen geslaagde kandidaat een diploma wordt uitgereikt waarop het profiel of de profielen zijn vermeld die bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken. Op het diploma vmbo-theoretische leerweg is in elk geval de sector of de sectoren vermeld die bij de uitslag worden betrokken.
4. Indien een kandidaat in meer vakken examen heeft afgelegd dan in de vakken die ten minste nodig zijn voor het behalen van het staatsexamen, worden de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, op de cijferlijst vermeld, tenzij de kandidaat daartegen bezwaar heeft.
5. Onze Minister stelt de modellen van de diploma’s en cijferlijsten vast.
6. Voor de vermelding op de cijferlijst van vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend bij het staatsexamen geldt het volgende:
a. indien het betreft het staatsexamen vwo of het staatsexamen havo:
1°. de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;
2°. de vakken algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen vwo is vrijgesteld op grond van het bezit van een diploma havo, worden niet vermeld op de cijferlijst;
3°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 8 van het Eindexamenbesluit VO BES of artikel 9 van dit besluit, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;
4°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen vwo is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen havo of vmbo voor zover het betreft de theoretische leerweg, waarvan deze vwo-vakken deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;
5°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen havo is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen vmbo, voor zover het betreft de theoretische leerweg waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld in artikel 40, achtste lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;
6°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer;
b. indien het betreft het staatsexamen vmbo theoretische leerweg:
1°. de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;
2°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 8 van het Eindexamenbesluit VO BES of artikel 9 van dit besluit, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;
3°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen vmbo voor zover het betreft de theoretische leerweg, is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen vmbo voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg of de basisberoepsgerichte leerweg waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld artikel 16, negende lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;
4°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer.
7. Het College voor examens ondertekent de diploma's en cijferlijsten.
1. Het College voor examens reikt aan de kandidaat die deelstaatsexamen heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:
a. de cijfers voor het college-examen en het centraal examen,
b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,
c. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk, en
d. de eindcijfers voor de examenvakken.
2. Het College voor examens reikt aan de in het eerste lid bedoelde kandidaat, alsmede aan de kandidaat aan wie op grond van de definitieve uitslag niet op grond van artikel 28, derde lid, een diploma kan worden uitgereikt, een certificaat uit, waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:
a. het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en
b. het vak of de vakken, het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk of het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk, voor zover beoordeeld met «goed» of «voldoende».
3. Onze Minister stelt het model van het certificaat en de cijferlijst voor het deelstaatsexamen vast.
4. Het College voor examens tekent de certificaten en de cijferlijsten voor het deelstaatsexamen.
1. Duplicaten van afgegeven diploma’s, certificaten, bewijzen van ontheffing en cijferlijsten worden niet verstrekt.
2. Een schriftelijke verklaring dat een in het eerste lid bedoeld document is afgegeven, welke verklaring dezelfde waarde heeft als dat document zelf, kan uitsluitend door of vanwege Onze Minister worden verstrekt.
1. Het College voor examens kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt het College voor examens de wijze waarop het examen zal worden afgelegd, met dien verstande dat aan de overige bepalingen in dit besluit wordt voldaan. Het College voor examens doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie.
2. Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangepaste wijze van examineren dat:
a. een deskundigenverklaring voorligt die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld,
b. de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten, en
c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring.
3. Het College voor examens kan ten aanzien van een kandidaat die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, afwijken van de bij of krachtens dit besluit vastgestelde voorschriften, indien de kandidaat met inbegrip van het jaar waarin hij staatsexamen of deelstaatsexamen aflegt, ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en niet het Nederlands als moedertaal heeft. De in de eerste volzin bedoelde afwijking kan betrekking hebben op:
a. het vak Nederlandse taal en literatuur;
b. enig ander vak waarbij het gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is.
4. De in het derde lid bedoelde afwijking bestaat ten aanzien van het centraal examen uitsluitend uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets met een door het College voor examens noodzakelijk geoordeelde periode, en het verlenen van toestemming tot het gebruik van een verklarend woordenboek der Nederlandse taal.
5. Van elke afwijking op grond van het eerste en derde lid wordt mededeling gedaan aan de inspectie.
1. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de definitieve uitslag zendt het College voor examens aan Onze Minister en aan de inspectie een lijst die voor iedere kandidaat die niet is geslaagd voor het staatsexamen, vermeldt, voor zover van toepassing:
a. de vakken waarin examen is afgelegd;
b. de cijfers van het college-examen;
c. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;
d. de beoordeling van het sectorwerkstuk, alsmede het thema van het sectorwerkstuk;
e. de cijfers van het centraal examen;
f. de eindcijfers;
g. de uitslag van het staatsexamen.
2. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de definitieve uitslag zendt het College voor examens aan Onze Minister en aan de inspectie een lijst die voor iedere kandidaat die is geslaagd voor het staatsexamen, vermeldt, voor zover van toepassing:
a. het profiel of de profielen waarop het examen betrekking heeft;
b. de vakken die zijn vermeld op de cijferlijst;
c. de cijfers van het college-examen of in voorkomend geval van het schoolexamen;
d. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;
e. de beoordeling van het sectorwerkstuk, en het thema van het sectorwerkstuk;
f. de cijfers van het centraal examen;
g. de eindcijfers;
h. de vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, met voor zover van toepassing de cijfers voor de desbetreffende vakken;
i. de uitslag van het staatsexamen.
3. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de eindcijfers van de kandidaten die deelstaatsexamen hebben afgelegd, stuurt het College voor examens aan Onze Minister en aan de inspectie een lijst die voor iedere kandidaat vermeldt, voor zover van toepassing:
a. de vakken die zijn vermeld op de cijferlijst;
b. de cijfers van het college-examen;
c. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;
d. de beoordeling van het sectorwerkstuk, en het thema van het sectorwerkstuk;
e. de cijfers van het centraal examen;
f. de eindcijfers.
1. Het schriftelijke werk van de kandidaten wordt gedurende ten minste zes maanden na afloop van het examen bewaard op een door het College voor examens te bepalen wijze. Een kandidaat die voor een vak centraal examen aflegt met geheime opgaven kan omtrent zijn werk gedurende genoemde periode van zes maanden inlichtingen inwinnen bij het College voor examens. Elk der overige kandidaten kan gedurende die periode zijn schriftelijk werk inzien.
2. Een door het College voor examens ondertekend exemplaar van de lijst, bedoeld in artikel 32, eerste, tweede en derde lid, en de door de kandidaat overgelegde documenten, worden gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag in het archief van het College voor examens bewaard.
3. Het College voor examens draagt er zorg voor dat een volledig stel van de bij de centrale examens gebruikte opgaven gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard blijft in het archief van het College voor examens.
Het College voor examens kan bij of krachtens dit besluit vastgestelde voorschriften buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op de bijzondere functie van het staatsexamen mede voor kandidaten die in bijzondere omstandigheden verkeren, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De landsexamens, bedoeld in artikel 57 van de Landsverordening voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 9 oktober 2010, worden voor de laatste maal afgenomen aan het einde van het schooljaar:
a. 2014–2015 voor de landsexamens voorbereidend secundair beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 9 van voornoemde landsverordening;
b. 2015–2016 voor de landsexamens hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 8 van voornoemde landsverordening;
c. 2016–2017 voor de landsexamens voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 van voornoemde landsverordening.
1. Dit besluit treedt, met uitzondering van de artikelen 28, vijfde lid en 29, derde lid, in werking met ingang van 1 augustus 2011 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2. De artikelen 28, vijfde lid en 29, derde lid, treden in werking met ingang van 1 januari 2012 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 28 april 2011
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de twintigste mei 2011
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
Dit besluit heeft betrekking op de voorschriften over:
a. de staatsexamens vwo, havo en vmbo tl (mavo);
b. de examens aan de scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), daaronder begrepen de op grond van artikel 111 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO BES) aangewezen scholen;
c. de examens geregeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB BES), alsmede aan aangewezen particuliere instellingen, wat de opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) betreft die opleiden voor het diploma vwo of havo.
Het Staatsexamenbesluit VO BES volgt zoveel mogelijk het Eindexamenbesluit VO BES, ook voor de tijdvakaanduidingen, met dien verstande dat de staatsexamens nog een vierde tijdvak kennen. De examenregels zijn identiek aan die van het Eindexamenbesluit VO BES, behoudens voor zover specifieke (aanvullende of afwijkende) regels noodzakelijk zijn voor de staatsexamens. Een en ander houdt in, dat geen afzonderlijke examenprogramma’s worden vastgesteld voor de staatsexamens. De eindexamenprogramma’s gelden in principe ook voor de staatsexamens. Waar dat op praktische problemen stuit, treft de staatsexamencommissie een voorziening.
De staatsexamencommissie wordt voortaan in feite beschouwd als een «school» die alleen examens afneemt. De staatsexamencommissie heeft daarom ook een examenreglement en een programma van toetsing en afsluiting (PTA).
De artikelen in het onderhavige besluit komen overeen met de overeenkomstige bepalingen in het Staatsexamenbesluit VO, met dien verstande dat de terminologie is aangepast aan de Wet voortgezet onderwijs BES en de bedragen in artikel 2 zijn aangepast aan de situatie op de BES-eilanden. Zij komen overeen met de bedragen zoals deze golden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.
Deze toelichting wordt mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gegeven.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2011-229.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.