Wet van 17 maart 2011 tot wijziging van de Wet bodembescherming (wijziging financiële bepalingen in verband met de decentralisatie-uitkering)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal financiële bepalingen van de Wet bodembescherming te wijzigen in verband met de decentralisatie-uitkering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt het begrip «budgetperiode» en de daarvan gegeven omschrijving en wordt aan het slot van de omschrijving van het begrip «provinciaal milieuprogramma» de puntkomma vervangen door een punt.

B

Hoofdstuk VII, paragrafen 3.1 en 3.3, vervalt.

C

Artikel 77a vervalt.

D

Artikel 86b vervalt.

E

De artikelen 87a en 87b worden vervangen door een artikel, luidende:

Artikel 87a

  • 1. Op verzoek van Onze Minister doen gedeputeerde staten verslag over:

    • a. de uitvoering van deze wet op hun grondgebied, en

    • b. de voortgang van de uitvoering van de bodemsaneringsoperatie.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan, alsmede omtrent de gegevens die daarbij worden verstrekt.

  • 3. Naar aanleiding van het verslag, bedoeld in het eerste lid, kan een gesprek van Onze Minister met gedeputeerde staten over de uitvoering van de wet plaatsvinden.

  • 4. Burgemeester en wethouders van de gemeenten die niet in artikel 88, eerste lid of krachtens het zevende lid, zijn genoemd, doen met betrekking tot het grondgebied van hun gemeente aan gedeputeerde staten van een provincie een opgave van de gegevens, bedoeld in het tweede lid.

F

Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt « 86b, 87a, 87b» vervangen door: 87a.

2. In het tweede lid wordt «voor de in artikel 76 omschreven activiteiten» vervangen door: voor het onderzoek van onderzoeksgevallen, het saneringsonderzoek en de sanering van gevallen van ernstige verontreiniging.

ARTIKEL II

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 76 tot en met 76iii, 76n tot en met 76o en 77a van de Wet bodembescherming, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op de verplichtingen die voor dat tijdstip op grond van die artikelen zijn aangegaan.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 17 maart 2011

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de achtste april 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 433

Naar boven