Besluit van 14 maart 2011, houdende wijziging van diverse bepalingen inzake landbouwaangelegenheden (technische wijzigingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 17 december 2010, nr. 163050, Directie Juridische Zaken;

Gelet op verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PbEU L 299); verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (PbEU L 350); verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93); verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93); verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) 820/97 van de Raad (PbEG L 204); richtlijn nr. 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010 L 20); verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU L 300); artikel 75, eerste lid, van de Flora- en Faunawet; artikel 78 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; artikel 63 van de Wet inrichting landelijk gebied en de artikelen 2, 7 en 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 januari 2011, nr. W15.10.0581/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 8 maart 2011, nr. 182003, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt «Bijlage XIVa A, punten II, III en IV van verordening (EG) 1234/2007» vervangen door: Bijlage XIV A, punten II, III en IV van verordening (EG) 1234/2007.

B

In artikel 5 wordt «Bijlage XIVa B, punten II, III en IV van verordening (EG) 1234/2007» vervangen door: Bijlage XIV B, punten II, III en IV van verordening (EG) 1234/2007.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 2 tot en met 7» vervangen door: de artikelen 2 tot en met 7a.

2. In het tweede lid, onderdeel e, wordt «het begrip bloembollen, bedoeld in artikel 1, onder t» vervangen door: het begrip bloembollen, bedoeld in artikel 1, onder r.

D

Artikel 14, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het uitreiken van bewijsstukken, bedoeld in artikel 12 bis, eerste lid, van verordening (EG) 1580/2007, indien is voldaan aan artikel 113 bis, en de handelsnormen, gesteld krachtens artikel 113, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EG) 1234/2007;

E

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

  • 1. De instantie, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van verordening (EG) 509/2006 en artikel 10, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006, is:

    • a. de Stichting COKZ, voor zover het producten betreft die reeds op grond van artikel 12 onder haar bevoegdheid vallen, dan wel die bij ministeriële regeling zijn aangewezen;

    • b. de Stichting CPE, voor zover het producten betreft die reeds op grond van artikel 13 onder haar bevoegdheid vallen, dan wel die bij ministeriële regeling zijn aangewezen;

    • c. de Stichting KCB, voor zover het producten betreft die reeds op grond van artikel 14 onder haar bevoegdheid vallen, dan wel die bij ministeriële regeling zijn aangewezen, of

    • d. Onze Minister, voor zover het producten betreft die naar hun aard of ingevolge de voorschriften van de Raad, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie niet onder de bevoegdheid van de controle-instellingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, vallen.

  • 2. De instantie, bedoeld in het eerste lid, is belast met:

    • a. het toezicht op de naleving van bij of krachtens dit besluit gestelde regels ten aanzien van producten met een beschermde geografische aanduiding of oorsprongsbenaming dan wel gegarandeerde traditionele specialiteiten;

    • b. de keuring van producten met een beschermde geografische aanduiding of oorsprongsbenaming, bedoeld in artikel 11 van verordening (EG) 510/2006 dan wel gegarandeerde traditionele specialiteiten, bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) 509/2006 ten einde te waarborgen dat deze producten aan de eisen van de desbetreffende productdossiers voldoen.

F

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt.

2. De onderdelen b tot en met d worden geletterd a tot en met c.

3. In onderdeel a (nieuw) wordt na «de productspecificaties» ingevoegd: en de onafhankelijke dienst.

ARTIKEL II

Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 8, 11, 12 en 16 vervallen.

B

In artikel 10, onderdeel a, vervalt het zinsdeel «door de bij haar aangeslotenen».

C

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

Het is verboden voor kaas anders dan de kaas waarvoor krachtens artikel 2, eerste lid, merken, tekenen of bewijsstukken zijn vastgesteld, aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met dat merk, teken of bewijsstuk dat daardoor verwarring kan ontstaan.

D

In artikel 14 wordt «De artikelen 12 en 13 zijn niet van toepassing» telkens vervangen door: Artikel 13 is niet van toepassing.

ARTIKEL III

Het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust op artikel 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet.

B

In de artikelen 2 en 8, vierde lid, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

C

In artikel 5, eerste lid, wordt «de vereisten voor benoeming tot rechter in een rechtbank» vervangen door: de eisen voor benoeming, genoemd in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

D

Artikel 13 vervalt.

E

In artikel 22 wordt «als bedoeld in Titel IV van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie» vervangen door: als bedoeld in Hoofdstuk V van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

ARTIKEL IV

Het Besluit inrichting landelijk gebied wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Een openbare weg als bedoeld in artikel 4 van de Wegenwet alsmede een weg die anderszins een openbaar karakter heeft is in zijn geheel uitruilbaar tegen een nihil inbreng.

B

In artikel 26, tweede lid, onderdeel c, wordt «bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de wet» vervangen door: bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c of d, van de wet.

ARTIKEL V

Het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel e, wordt «richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG 1979, L 103/1)» vervangen door: richtlijn nr. 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010 L 20).

B

In artikel 17a wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserii», telkens vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL VI

In de bijlage bij artikel 2, onderdeel c, van het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong wordt «artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 houdende gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273)» vervangen door: artikel 3, onderdeel 1, van verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU L 300).

ARTIKEL VII

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2011, met uitzondering van artikel VI.

  • 2. Artikel VI treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 maart 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de negenentwintigste maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Doel van de regeling

Met het onderhavige besluit worden diverse algemene maatregelen van bestuur gewijzigd: het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten, het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet, het Besluit inrichting landelijk gebied en het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. De wijzigingen betreffen technische aanpassingen van de regelgeving.

§ 2. Administratieve lasten

Onderhavig besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor bedrijven.

§ 3. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

In de artikelen 3 en 5 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 werd per abuis verwezen naar onderdelen van Bijlage XIVa van verordening (EG) nr. 1234/2007van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PbEU L 299) (hierna: verordening (EG) 1234/2007), in plaats van bijlage XIV. Dit wordt met de onderhavige wijzigingen hersteld.

Artikel I, onderdeel C

Met de wijziging van artikel 10, eerste lid, wordt een omissie hersteld. Artikel 10 beoogt voor alle in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 genoemde Europese verordeningen en richtlijnen een grondslag te creëren voor het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling. Bij de opname van artikel 7a is in het eerste lid van artikel 10 abusievelijk geen verwijzing naar dit artikel opgenomen. Dat wordt nu alsnog gedaan om ook voor een goede uitvoering van de in artikel 7a genoemde verordeningen bij ministeriële regeling nadere regels te kunnen stellen.

Met de wijziging van artikel 10, tweede lid, onderdeel e, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt een onjuiste verwijzing hersteld. Verwezen wordt naar teeltmateriaal van bloembollen, dat gedefinieerd is in artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van dat besluit.

Artikel I, onderdeel D

Als gevolg van een wijziging van verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (PbEU L 93) (hierna: verordening (EG) 1580/2007) kloppen de verwijzingen in artikel 14, onderdeel b, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 niet meer. Voorheen bevatte verordening (EG) 1580/2007 een onderscheid tussen normcontroles op de interne markt, op de plaats van invoer en op de plaats van uitvoer. Het uitreiken van bewijsstukken als gevolg van deze controles was om die reden op verschillende plaatsen in de verordening opgenomen. Dit onderscheid is inmiddels vervallen. De bepalingen over normcontrolecertificaten zijn in de verordening nu in één artikel opgenomen: artikel 12 bis. Daarom is het uitreiken van bewijsstukken met het onderhavige besluit nu ook in één bepaling neergelegd. De Stichting KCB kan op grond van artikel 14, onderdeel b, een certificaat afgeven indien is voldaan aan de eisen voor de afzet van producten van de sector groente en fruit op basis van de artikelen 113, eerste lid, onderdeel b, en 113 bis van verordening (EG) 1234/2007.

Artikel I, onderdelen E en F

De wijziging van artikel 16 strekt ertoe te verduidelijken dat voor de controle op beschermde geografische aanduidingen en oorsprongbenamingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten die niet onder de bevoegdheid van de controle-instellingen valt, de minister de bevoegde instantie is voor zowel het toezicht op de naleving als de keuring van deze producten. Daartoe is voorzien in een herformulering, waarbij artikel 16 en het oude onderdeel a van artikel 17 zijn samengevoegd.

In het oude onderdeel b (nieuw onderdeel a) was opgenomen dat de minister productspecificaties kon erkennen. Ingevolge artikel 16 van verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG L 204) moet bij facultatieve etikettering in een productspecificatie onder meer worden vermeld welke onafhankelijke dienst de controles uitvoert. Deze onafhankelijke dienst moet door de bevoegde autoriteit worden erkend. Met de onderhavige wijziging wordt geëxpliciteerd dat de minister ook belast is met de erkenning van de onafhankelijke dienst.

Artikel II

Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten bevatte nog enkele artikelen waarin aan de aansluitplicht werd gerefereerd. Aangezien deze aansluitplicht met de wijziging van de Landbouwkwaliteitswet in 2007 is vervallen, zijn de artikelen 8 en 12 met de onderhavige wijziging geschrapt en is artikel 10 aangepast. Naast het vervallen van de aansluitplicht is met de hierboven genoemde wijziging van de Landbouwkwaliteitswet ook de grondslag vervallen voor het stellen van regels over de benoeming van de voorzitter. De benoeming en het ontslag van de voorzitter van een controle-instelling is nu wettelijk geregeld in artikel 12 van de Landbouwkwaliteitswet. Daarom is ook artikel 11 van het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten vervallen. Artikel 13 is aangepast aan het vervallen van artikel 12 en zodanig geformuleerd dat het artikel niet hoeft te worden aangepast als de regels voor één of meer van de genoemde kazen in de Landbouwkwaliteitsregeling kaas 2006 in de toekomst zouden komen te vervallen. Artikel 16 is uitgewerkt en is daarom vervallen.

Artikel III, onderdeel A

De grondslag van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet was oorspronkelijk artikel 13, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet. De grondslag voor het besluit is thans opgenomen in artikel 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet. Het nieuw opgenomen artikel 1a in het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet vermeldt deze nieuwe grondslag.

Artikel III, onderdeel B

Met deze wijziging worden de artikelen 2 en 8, vierde lid, aangepast aan de nieuwe functiebenaming van de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel III, onderdeel C

Met deze wijziging wordt de tekst van artikel 5, eerste lid, van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet geactualiseerd. Aangesloten wordt bij de tekst van artikel 9 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004: de voorzitter en de secretaris voldoen aan de eisen voor benoeming, genoemd in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel III, onderdeel D

Artikel 13 van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet bevatte een bepaling over de gevallen waarin de voorzitter van een tuchtgerecht kon beslissen de zaak zelf af te doen. De Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 bevat met artikel 28 echter een soortgelijke bepaling, die in artikel 13, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing is verklaard. Daarom is artikel 13 van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet vervallen.

Artikel III, onderdeel E

De verwijzing in artikel 22 van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet naar Titel IV van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie is gecorrigeerd. De bepalingen betreffende de in artikel 22 bedoelde voorziening zijn thans opgenomen in Hoofdstuk V van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Artikel IV, onderdeel A

In artikel 9 van het Besluit inrichting landelijk gebied gewijzigd (hierna: BILG) is de uitruilbaarheid van wegen met een openbaar karakter geregeld. Wat is bepaald met betrekking tot wegen met een openbaar karakter geldt ook voor openbare wegen als bedoeld in artikel 4 van de Wegenwet. Deze openbare wegen werden ten onrechte niet in artikel 9 genoemd. Het artikel is op dit punt aangepast.

Artikel IV, onderdeel B

Volgens artikel 56, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: WILG), kan een korting worden toegepast op door de eigenaren ingebrachte gronden ten bate van voorzieningen van openbaar nut. Als er een korting als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c of d, van de WILG wordt toegepast, dan kan op grond van artikel 58, eerste lid, van de WILG een algehele vergoeding in geld worden uitgekeerd. Abusievelijk zijn in artikel 26, tweede lid, onderdeel c, van het BILG alle kortingen uit artikel 56, eerste lid, van de WILG genoemd als verrekenpost betreffende een algehele vergoeding in geld. Met dit besluit wordt dit gecorrigeerd.

Artikel V

In 2009 heeft een codificatie plaatsgevonden van richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103), de zogenaamde vogelrichtlijn. Met de codificatie wordt de tekst van de vogelrichtlijn, zoals deze is komen te luiden na alle in de loop der tijd doorgevoerde wijzigingen, opnieuw vastgesteld. Het doel is de wettekst leesbaarder, overzichtelijker en gemakkelijker toepasbaar te maken. Met de wijziging in onderdeel A van artikel V wordt in de definitiebepaling van de vogelrichtlijn in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten de verwijzing naar de ingetrokken vogelrichtlijn vervangen door een verwijzing naar de gecodificeerde vogelrichtlijn. Met de wijziging in onderdeel B van artikel V wordt artikel 17 aangepast aan de huidige functiebenaming van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel VI

Per 4 maart 2011 wordt verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 houdende gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273) (hierna: verordening (EG) 1774/2002) vervangen door verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU L 300) (hierna: verordening (EG) 1069/2009). In de bijlage bij het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong wordt daarom de verwijzing naar de definitie van dierlijke bijproducten in verordening 1774/2002 gewijzigd in een verwijzing naar de overeenkomstige definitie in verordening 1069/2009.

Artikel VII

Het beleid van vaste verandermomenten voor regelgeving houdt in dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari of 1 juli in werking treden en publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt.

In overeenstemming met het beleid van vaste verandermomenten is onderhavig besluit minimaal twee maanden voor inwerkingtreding gepubliceerd en is in artikel VII bepaald dat de artikelen I tot en met V van dit besluit in werking treden op 1 juli 2011. De inwerkingtreding van artikel VI wijkt af van de vaste verandermomenten, omdat met dit artikel uitvoering wordt gegeven aan een Europese verordening die in werking treedt op 4 maart 2011. Implementatie van bindende EU-rechtshandelingen is één van de gronden waarop kan worden afgeweken van de vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven