Besluit van 23 december 2010 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 2010, nr. IVV/FB/2010/25216, gedaan mede namens onze Staatssecretaris van Financiën en onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel XIX van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving treedt in werking met ingang van 1 januari 2011, met dien verstande dat indien de Verzamelwet SZW 2011 eveneens in werking treedt op die datum de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving in werking treedt na de Verzamelwet SZW 2011.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I, III, onderdeel D, V, onderdelen C, E, G en J, VI, onderdelen Aa, B, D en H, VII, onderdelen B, C, F, G en H, VIII, onderdelen G en Q, en de tweede zin van het in artikel X, onderdeel G, opgenomen artikel 64a, eerste lid, niet in werking.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IV, onderdeel H, onder 4, 5 en 6, en het in onderdeel T opgenomen artikel 122i, in werking met ingang van 1 juli 2011.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 december 2010

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de negenentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel XIX van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving voorziet in de mogelijkheid dat de artikelen van die wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het onderhavige besluit wordt van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Artikel IV, onderdeel H, onder 4, 5 en 6, en het in onderdeel T opgenomen artikel 122i, treedt in werking met ingang van 1 juli 2011. Het betreft het vervallen van de uitzonderingsbepaling eigenrisicodragerschap voor de werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten en ziekengeld voor onderwijzend personeel voor gemeenten. Gemeenten die reeds eigenrisicodrager zijn, hebben bij inwerkingtreding met ingang van 1 juli 2011 dan de tijd tot 1 april 2011 om te kiezen of ze het eigenrisicodragerschap willen beëindigen dan wel om ook eigenrisicodrager te worden voor hun onderwijzend personeel. Gemeenten kunnen zich dan beter voorbereiden en er hoeft niet afgeweken te worden van de wettelijke termijnen voor aanvraag of beëindiging van het eigenrisicodragerschap (13 weken vóór 1 januari of 1 juli). Als de betrokken gemeenten geen keuze maken, dan worden ze van rechtswege voor al hun werknemers eigenrisicodrager.

De artikelen I, III, onderdeel D, V, onderdelen C, E, G en J, VI, onderdelen Aa, B, D en H, VII, onderdelen B, C, F, G en H, en VIII, onderdelen G en Q, zullen op een later moment in werking treden.

De tweede zin van het in artikel X, onderdeel G, opgenomen artikel 64a, eerste lid, treedt niet in werking, omdat op het moment dat het bij koninklijke boodschap van 28 juni 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar (32 430) tot wet is verheven en in werking treedt, in het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen moet worden bepaald hoe het in dat wetsvoorstel nieuw geïntroduceerde begrip «gezamenlijk inkomen» wordt vastgesteld. Dit geldt ook voor personen die vallen onder het overgangsrecht op grond van artikel 64a van de Algemene Ouderdomswet. Artikel 12a biedt mede de grondslag voor het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen, en dient dus wel van toepassing te zijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Naar boven