Besluit van 17 december 2010 tot wijziging van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel in verband met het buiten de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap brengen van de sector plantaardig uitgangsmateriaal alsmede de wijziging van de samenstelling van de Commissie bloemkwekerijproducten en de Commissie groenten en fruit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 november 2010, nr. AV/SDA/1022796, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie

Gelet op artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 december 2010, nr. W12.10.0593/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2010, AV/SDA/2010/24822, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET INSTELLINGSBESLUIT HOOFDBEDRIJFSCHAP AGRARISCHE GROOTHANDEL

Het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onder bloemkwekerijproducten wordt niet verstaan het uitgangsmateriaal voor die producten.

B

In de eerste zin van artikel 8 wordt «9» vervangen door «6» en in de tweede zin wordt «6» vervangen door «4» en wordt «3» vervangen door: 2.

C

In de eerste zin van artikel 9 wordt «10» vervangen door «6» en in de tweede zin wordt «6» vervangen door «4» en wordt «4» vervangen door: 2.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 17 december 2010

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de achtentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Bij brief van 11 juni 2008 heeft Plantum NL, een van de dragende ondernemersorganisaties van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel (HBAG), de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verzocht de sector plantaardig uitgangsmateriaal voor de land- en tuinbouw inclusief sierteelt buiten de werkingssfeer van het HBAG te brengen. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de minister van SZW op 30 juli 2008 de Sociaal-Economische Raad (SER) verzocht advies uit te brengen omtrent het verzoek. De Bestuurskamer van de SER heeft zijn advies op 5 februari 2010 uitgebracht.

Nog voor het uitbrengen van het advies aan de Minister over het genoemde verzoek heeft het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel de SER verzocht te bewerkstelligen dat het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel wordt gewijzigd. De verzochte wijziging behelst een verkleining van de omvang van de Commissie Bloemkwekerijproducten en de Commissie Groenten en Fruit. Op 7 mei 2010 heeft de Bestuurskamer hierover advies uitgebracht aan de Minister. Het betrof een advies eigener beweging van de SER, dat in overleg met het Ministerie van SZW werd uitgebracht ter voorkoming van verder tijdverlies (indien zou zijn geëist dat het hoofdbedrijfschap zich met het verzoek eerst nog tot de Minister zou hebben gewend).

Dit besluit ziet op beide verzoeken.

2. Aanleiding, inhoud en gevolgen van de wijziging

Aanleiding voor het verzoek van Plantum NL was dat deze branchevereniging tot de conclusie is gekomen dat het hoofdbedrijfschap voor ondernemers in deze betrokken sector geen meerwaarde meer biedt en dat er de voorkeur aan wordt gegeven de voor de betreffende sector noodzakelijke activiteiten op privaatrechtelijke basis binnen de eigen organisatie te regelen. Inhoudelijk betekent besluitvorming conform het verzoek dat de betreffende sector niet langer onder de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap zal vallen. De afbakening van sectoren is bij uitstek aan sectoren zelf voorbehouden: uit het SER-advies blijkt dat geen bezwaren zijn ingebracht tegen het verzoek.

Aanleiding voor het verzoek van het hoofdbedrijfschap is de efficiencyslag die het schap de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Onderdeel daarvan waren een herbezinning op de taken en een reorganisatie van het secretariaat. Daarbij is ook gekeken naar de omvang van de commissies. In dat verband hebben de organisaties, die benoemingsrechten hebben in de commissies voor bloemkwekerijproducten en voor groenten en fruit, de wens geuit om het aantal leden van deze commissies te verminderen. Met een verkleining van deze beide commissies wordt efficiencywinst behaald, met name doordat de bestuurslasten worden teruggebracht. Verkleining is ook mogelijk omdat het aantal taken van beide commissies de afgelopen jaren is afgenomen. Het voorstel houdt in dat het aantal leden in beide commissies daalt naar zes. De verdeling van de leden over de beide commissies luidt dan als volgt:

Commissie

Ondernemers

Werknemers

Bloemkwekerijproducten

4

2

Groenten en fruit

4

2

De beoogde beperking van de werkingssfeer als gevolg van het verzoek van Plantum NL heeft slechts zeer geringe personele en financiële gevolgen voor het hoofdbedrijfschap. Met deze gevolgen is al rekening gehouden in de begrotingen voor 2009 en 2010 van het hoofdbedrijfschap.

Het verzoek van het hoofdbedrijfschap heeft geen personele en financiële gevolgen.

3. Advies SER

Bij de behandeling van het verzoek van Plantum NL heeft de Bestuurskamer als volgt overwogen:

  • 1. De ondernemingen die behoren tot de (sub)sector zijn aan de hand van (vanuit het gezichtspunt van functie en werkzaamheid van het schap relevante) objectieve factoren te onderscheiden van de overige ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van het schap. Dat onderscheid is onder meer noodzakelijk in verband met de heffing van het hoofdbedrijfschap.

  • 2. Plantum NL, als enige ondernemersorganisatie voor ondernemingen op het gebied van plantaardig uitgangsmateriaal, is in voldoende mate representatief voor de groep ondernemingen die zij van de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap uitgezonderd wil zien.

  • 3. Het is goed mogelijk de ondernemingen die handelen in uitgangsmateriaal uit te sluiten van de baten van het hoofdbedrijfschap. Omdat de groep ondernemingen eenvoudig te identificeren is, vormt het voor het hoofdbedrijfschap geen probleem om zijn taken zodanig uit te voeren dat de daaruit voortvloeiende baten niet ten goede komen aan ondernemingen die handelen in uitgangsmateriaal. Er is voorts geen sprake van noodzakelijke schakels die uit de keten zouden wegvallen, omdat het hoofdbedrijfschap geen ketenorganisatie is.

  • 4. Voor het voortbestaan van het hoofdbedrijfschap met een gewijzigde werkingssfeer is van belang dat de organisaties van ondernemers en van werknemers die bij het hoofdbedrijfschap betrokken wensen te blijven, een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van ondernemers en van werknemers vormen. Vastgesteld is dat hieraan op beide punten (ondernemers en werknemers) is voldaan.

Op basis van het bovenstaande heeft de Bestuurskamer geadviseerd het instellingsbesluit van het hoofdbedrijfschap te wijzigen.

Met betrekking tot het verzoek van het hoofdbedrijfschap heeft de SER vastgesteld dat de betrokken organisaties het verzoek van het bestuur van het hoofdbedrijfschap onderschrijven. Voorts is niet gebleken van bezwaren bij andere, niet bij het hoofdbedrijfschap betrokken, organisaties. Omdat ook overigens geen redenen bestaan die zich verzetten tegen het onderhavige verzoek, heeft de Bestuurskamer over het verzoek positief geadviseerd.

4. Instemming met standpunt van de SER

De Bestuurskamer heeft beide voorgenomen adviezen voorgelegd aan alle bij het hoofdbedrijfschap betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers. Deze hebben ingestemd met de advisering van de Bestuurskamer over beide verzoeken. Van ondernemerszijde betrof het hierbij: de Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel, Frugi Venta, de Nederlandse Aardappel Organisatie en de Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijprodukten. Aan werknemerszijde ging het om: CNV Dienstenbond, De Unie en FNV Bondgenoten. Zij vormen naar het oordeel van de Bestuurskamer representatieve organisaties als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.

Het kabinet kan zich vinden in de bovenvermelde standpunten van de SER en neemt de adviezen van de SER over. Deze algemene maatregel van bestuur strekt overeenkomstig de uitgebrachte adviezen tot wijziging van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel.

Artikelsgewijs

Artikel I

Met de wijziging van de artikelen 2, 8 en 9 wordt in de gewenste wijziging voorzien.

Artikel II

Overeenkomstig de Vaste Verandermomenten treedt dit besluit in werking met ingang van 1 januari 2011.

Deze nota van toelichting wordt ondertekend door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven