Besluit van 26 november 2010, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de indexering van de tarieven per 1 januari 2011

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 september 2010, 2010-0000570749, CZW/WVOB;

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 4 november 2010, nr. W04.10.0464/I/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 november 2010, nr. 2010-0000738841 BZK/CZW/WVOB;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

       23,45

      USD

       29,04

      ANG

       52,00

      AWG

       52,00;

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

       29,56

      USD

       36,62

      ANG

       65,55

      AWG

       65,55;

    • c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

       23,45

      USD

       29,04

      ANG

       52,00

      AWG

       52,00;

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart

       18,15;

    • e. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      –/– €

       34,67,

      dan wel –/– € 44,05 indien de betreffende persoon ten behoeve van wie het document wordt verstrekt, niet als ingezetene is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de aanvraag wordt gedaan bij een gemeente, aangewezen op grond van artikel 26, eerste lid, onder e, en artikel 40, eerste lid, onder e, van de Paspoortwet;

    • f. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met e, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

       45,00;

    • g. voor de spoedlevering van een bijschrijvingssticker

       21,40.

  • 2. De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening of eilandsverordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

       52,12 in een gemeentelijke verordening

      USD

       84,36 in een eilandsverordening;

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

       58,23 in een gemeentelijke verordening

      USD

      111,73 in een eilandsverordening;

    • c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

       52,12 in een gemeentelijke verordening

      USD

       84,36 in een eilandsverordening;

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart

       43,89;

    • e. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

       9,22;

    • f. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

       9,22 in een gemeentelijke verordening

      USD

       13,97 in een eilandsverordening;

    • g. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

       21,52 in een gemeentelijke verordening

      USD

       22,35 in een eilandsverordening;

    • h. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met e, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

       45,00;

    • i. voor de versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker als bedoeld in onderdeel g, zijnde een toeslag op het in dat onderdeel genoemde bedrag

       21,40.

  • 3. In afwijking van het tweede lid gelden voor een aanvrager die niet als ingezetene is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en die een aanvraag doet bij een gemeente, aangewezen op grond van artikel 26, eerste lid, onder e, en artikel 40, eerste lid, onder e, van de Paspoortwet, in plaats van de bedragen, genoemd in het tweede lid, onder a, b en d, als ten hoogste te heffen rechten de bedragen, genoemd in artikel 12, eerste lid, onder a, c, respectievelijk e.

  • 4. De rechten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a tot en met e, en het derde lid, worden niet geheven in verband met de levering van een eerder geleverd reisdocument als bedoeld in artikel 2, derde lid, of artikel 2a, derde lid.

B

Artikel 12, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

       61,79

      ANG

      137,00

      AWG

      137,00;

    • b. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt

       45,74

      ANG

      101,40

      AWG

      101,40;

    • c. voor de verstrekking van een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

       67,95

      ANG

      150,65

      AWG

      150,65;

    • d. voor de verstrekking van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort

       59,88

      ANG

      132,75

      AWG

      132,75;

    • e. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart

       53,27;

    • f. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

       9,22;

    • g. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez passer

       45,28

      USD

       56,09

      ANG

      100,40

      AWG

      100,40.

    • h. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

       9,22

      ANG

        20,45

      AWG

       20,45;

    • i. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

       21,52

      ANG

        47,70

      AWG

        47,70.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 26 november 2010

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zevende december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige wijziging van het Besluit paspoortgelden betreft een aanpassing van de op basis van artikel 7 van de Paspoortwet vast te stellen kosten voor reisdocumenten. Het gaat daarbij om:

  • de in artikel 7, eerste lid, onder a, van die wet bedoelde kosten die een gemeente, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dan wel Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk is verschuldigd voor de productie van reisdocumenten;

  • de in artikel 7, eerste lid, onder b, van die wet genoemde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen; en

  • de maximumtarieven die een gemeente of openbaar lichaam ingevolge artikel 7, derde lid, van die wet ten hoogste aan een aanvrager van een reisdocument in rekening mag brengen.

In het nieuwe artikel 6, derde lid, is tevens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een hoger tarief te hanteren voor aanvragers die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven. Dit wordt verder toegelicht in de derde paragraaf van deze toelichting.

Op 7 oktober 2010 heeft het Gerechtshof van ’s-Hertogenbosch in hoger beroep uitspraak gedaan in een zaak tegen de gemeente Leudal met betrekking tot het heffen van leges voor een Nederlandse identiteitskaart. Geoordeeld is dat geen leges mogen worden gevraagd voor de verstrekking van een identiteitskaart, omdat met de invoering van de algemene identificatieplicht in 2004 het publieke belang bij het bezit van de Nederlandse identiteitskaart zozeer gaan overheersen dat het individuele belang bij het bezit daarvan van ondergeschikte betekenis is.1

De gemeente Leudal is tegen de uitspraak in cassatie gegaan. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken stellen voor om zolang er nog niet op het cassatieberoep is beslist, de volgende praktische handelwijze te volgen. De uitgevende instanties blijven zo lang leges heffen. Belanghebbenden kunnen hier bezwaar tegen maken. Hen wordt gevraagd om daarbij gebruik te maken van een model, waarbij toestemming wordt verleend de beslissing op bezwaar aan te houden totdat de Hoge Raad in cassatie heeft beslist. Dit lijkt ook de regering de meest werkbare handelwijze totdat duidelijk is hoe de hoogste rechter over deze zaak oordeelt.2

2. Berekening van de bedragen

De in de artikelen 6, eerste en tweede lid, onderscheidenlijk artikel 12, eerste lid, vermelde tarieven in euro’s zijn voor 2011 als volgt geïndexeerd.

De aan het Rijk verschuldigde kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn samengesteld uit de productiekosten van de reisdocumenten en de beheerkosten die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in verband met de uitgifte van de documenten maakt. Het gehanteerde indexcijfer is het gewogen gemiddelde van het indexcijfer van de stijging van de productiekosten van de reisdocumenten voor het jaar 2010 en het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie zoals dat door het Centraal Plan Bureau is gepubliceerd in het Centraal economisch plan 2010. Dit indexcijfer bedraagt, afhankelijk van de verhouding in de totale kostprijs tussen de productiekosten van het document en het deel van de kosten dat toegerekend dient te worden aan het ministerie van BZK, gemiddeld 1,9%. Daarnaast zijn de spoedtoeslagen die op 1 januari 2008 voor het laatst zijn geïndexeerd, opnieuw vastgesteld.

Alle bedragen in euro’s zijn, waar van toepassing, omgerekend naar Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse munt aan de hand van de administratiekoers van het ministerie van Buitenlandse Zaken zoals deze gold op 1 juli 2010. Deze bedroeg toen € 0,451 voor één Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin. De aldus berekende bedragen zijn op 5/100 afgerond. Als gevolg van een hogere wisselkoers tussen euro en Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin zijn die bedragen, uitgedrukt in laatstgenoemde valuta, gedaald.

De aan het Rijk verschuldigde bedragen in USD worden berekend door de in Antilliaanse guldens luidende bedragen te delen door 1,790 en vervolgens rekenkundig af te ronden op twee cijfers achter de komma. De waarde van 1,790 sluit aan bij de sinds 1971 geldende vaste wisselkoers tussen de Antilliaanse gulden en de US-dollar (USD 1,00 = ANG 1,790).3

Ook de kosten die de paspoortverstrekkende autoriteiten zelf maken, worden geïndexeerd. Deze laatste kosten worden geïndexeerd met behulp van het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie. Deze bedraagt 2,8%.

De indexering resulteert erin – in combinatie met de stijging van de afdrachtkosten aan het Rijk – dat de op grond van artikel 6, tweede lid, door de gemeente maximaal van de aanvrager te heffen rechten gemiddeld met 2,4% stijgen. De gemeenten mogen derhalve voor een nationaal paspoort maximaal € 52,12 (was € 50,90) bij de burger in rekening brengen en voor een Nederlandse identiteitskaart € 43,89 (was € 42,85). De op grond van artikel 12 ten bate van het Rijk van de burger te heffen rechten stijgen gemiddeld met 2,8%. Dit resulteert erin dat een rechtstreeks door het Rijk verstrekt nationaal paspoort € 61,79 (was € 60,11) kost en een Nederlandse identiteitskaart € 53,27 (was € 51,82).

De tarieven in USD, die de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba op grond van artikel 6, tweede lid, ten hoogste in rekening mogen brengen aan een aanvrager, worden niet geïndexeerd. De voor een openbaar lichaam geldende maximaal te heffen rechten zijn op het moment van de transitie (10-10-2010) vastgesteld en afgeleid van de daar van toepassing zijnde legesbesluiten.4 Omdat die bedragen kort geleden zijn vastgesteld, worden de bedragen in USD op dit moment niet geïndexeerd.

3. Tarief voor niet-ingezetenen die een aanvraag doen bij een aangewezen gemeente

In artikel 6, derde lid, wordt voorzien in ten hoogste te heffen rechten die mogen worden geheven van persoon die niet als ingezetene is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) en die een aanvraag voor een reisdocument doet in een daartoe op grond van de Paspoortwet aangewezen gemeente. Ingevolge artikel 26, eerste lid, onder d, en artikel 40, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet zijn de burgemeesters van Den Haag, Enschede, Echt-Susteren en Maastricht aangewezen als bevoegde autoriteit voor het in ontvangst nemen van aanvragen voor reisdocumenten en het verstrekken daarvan aan personen die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de GBA. Gebleken is dat de kosten voor het verstrekken van een reisdocument aan een niet-ingezetene hoger zijn dan de kosten voor de verstrekking aan een ingezetene. Het is om die reden wenselijk voor de categorie niet-ingezetenen een hoger legestarief te kunnen vaststellen. Om dit mogelijk te maken is artikel 7, tweede lid, van de Paspoortwet gewijzigd bij rijkswet van 28 oktober 2010 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de mogelijkheid om de verstrekking van een reisdocument te weigeren in geval van onttrekking aan strafvervolging of tenuitvoerlegging van een straf in het buitenland en in verband met een wijziging in de differentiatiemogelijkheden van de gemeentelijke tarieven (Stb. 756).

Het maximale hogere tarief dat mag worden geheven, komt overeen met het tarief dat verschuldigd is indien de aanvraag wordt ingediend bij een buitenlandse post.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


XNoot
1

LJN BN9659.

XNoot
2

http://www.vng.nl/eCache/DEF/1/01/028.html.

XNoot
3

Landsbesluit van 24 december 1971, no. 14, houdende vaststelling van de verhouding van de Nederlands-Antilliaanse gulden ten opzichte van de dollar van de Verenigde Staten van Amerika (PB 1971, 192).

XNoot
4

Artikel 1.1 van het Rijksbesluit aanpassing rijksbesluiten aan de oprichting van de nieuwe landen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven