Besluit van 5 november 2010, houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de toevoeging van een ontheffingsmogelijkheid voor boordpersoneel van helikopters

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 juni 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/992, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 5:12, tweede lid, en 7:3 van de Arbeidstijdenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 augustus 2010, nr. W09.10.0268/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 1 november 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/1339, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 4.9:1 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer komt te luiden:

Artikel 4.9:1

  • 1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan ontheffing verlenen van paragraaf 4.8 voor arbeid verricht door een lid van het boordpersoneel van helikopters, die gebruikt worden ten behoeve van het vervoeren van:

    • a. traumateams voor spoedeisende medische hulpverlening, of

    • b. passagiers of vracht van of naar helikopterplatforms op mijnbouwinstallaties als bedoeld in artikel 1, onder o, van de Mijnbouwwet, of op schepen, gebruikt in het kader van het opsporen of het winnen van delfstoffen of aardwarmte.

  • 2. De werkgever leeft de aan een ontheffing verbonden voorschriften na.

ARTIKEL II

Ontheffingen verleend op grond van artikel 4.9:1, eerste lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van dit besluit, worden vanaf dat tijdstip gelijkgesteld met een ontheffing verleend op grond van artikel 4.9:1, eerste lid, onder a, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, zoals dat luidt na inwerkingtreding van artikel I van dit besluit.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 5 november 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit bevat een wijziging van hoofdstuk 4 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (hierna: ATB-V). De achtergrond van deze wijziging is als volgt.

Luchtvaartmaatschappijen moeten voor het uitvoeren van commerciële vluchten in het bezit zijn van een Air Operator Certificate (hierna: AOC). Dit geldt zowel voor maatschappijen die vliegtuigen exploiteren als voor maatschappijen die helikopters exploiteren. Voor wat betreft de werk- en rusttijden zijn Nederlandse luchtvaartmaatschappijen die helikopters exploiteren gebonden aan de desbetreffende bepalingen uit hoofdstuk 4 van het ATB-V. De paragrafen 4.7 en 4.8 van het ATB-V bevatten de voorschriften voor werk- en rusttijden van boordpersoneel van Nederlandse helikopters.

Zowel Nederlandse als buitenlandse helikopterbedrijven voeren vluchten uit naar bijvoorbeeld boorplatforms of schepen die worden gebruikt in het kader van het opsporen of het winnen van delfstoffen of aardwarmte. Deze vluchten worden generaliserend offshore vluchten genoemd. De vluchten worden uitgevoerd vanaf De Kooy te Den Helder.

De buitenlandse helikopterbedrijven (veelal gevestigd in Groot-Brittannië) – zijnde bedrijven die geen Nederlands AOC hebben, maar een AOC uit een ander Europees land – zijn niet gehouden aan de Nederlandse werk- en rusttijdenbepalingen van het ATB-V op grond van artikel 2:9, derde lid, van de Arbeidstijdenwet. Deze bedrijven zijn gehouden aan de nationale regelgeving inzake werk- en rusttijden van het land dat het AOC heeft verstrekt. Deze regelgeving wijkt af van de Nederlandse regelgeving. Ten gevolge hiervan kan het voorkomen dat buitenlandse bedrijven tegen gunstiger voorwaarden kunnen bieden op contracten in de offshore industrie dan Nederlandse bedrijven. Er is op dit punt voor de Nederlandse helikopterbedrijven geen sprake van een gelijkwaardige concurrentiepositie.

Om die reden heeft een aantal Nederlandse helikopterbedrijven verzocht een gelijkwaardige situatie te creëren voor de Nederlandse offshore industrie.

Voor het beoordelen van de verschillen met de landen die op deze markt actief zijn, zijn de bepalingen inzake werk- en rusttijden van Nederland vergeleken met die van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden en Ierland. De regelingen en besluiten wijken als standaard niet veel van elkaar af. Echter, een aantal landen kent de mogelijkheid om af te wijken van de standaard, bijvoorbeeld door middel van een ontheffing.

Van deze ontheffingsmogelijkheid wordt gebruik gemaakt door de buitenlandse helikopterbedrijven, hetgeen er in resulteert dat deze bedrijven bepaalde operaties kunnen aanbieden die de Nederlandse bedrijven niet kunnen aanbieden. Deze operaties worden hieronder nader omschreven.

Door middel van de onderhavige wijziging wordt een ontheffingsmogelijkheid geïntroduceerd in het ATB-V specifiek voor offshore vluchten met helikopters van helikopterbedrijven met een Nederlands AOC.

De ontheffingen kunnen op aanvraag worden verleend door de Minister van Verkeer en Waterstaat. De ontheffingsmogelijkheid wordt geïntroduceerd teneinde het mogelijk te maken onderstaande operaties uit te voeren:

  • Emergency call out standby: Het inzetten van vliegers op «standby» (wachten tot een noodgeval zich voordoet) tussen twee dienstperioden;

  • Offshore and remote sites operations: De mogelijkheid om vliegers 14 dagen achtereen niet op het vasteland (dus niet op de thuisbasis) te plaatsen, om vanaf die offshore plek te werken/vliegen;

  • Remote operating bases – overseas variation: De mogelijkheid om vliegers op een plaats op het vasteland te stationeren, wanneer het onpraktisch of onredelijk is om aan de vliegers te vragen dat ze in de buurt van het werk verblijven.

Met deze roostervariaties mogen vliegers 14 dagen achtereen werken, met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven rust. Bovengenoemde operaties worden door de buitenlandse helikopterbedrijven met goedkeuring van de autoriteiten van de desbetreffende landen uitgevoerd.

Om bovenstaande operaties mogelijk te maken is het van belang dat de periode, waarin de vliegers beschikbaar moeten zijn, verlengd kan worden. In de Nederlandse wetgeving (artikel 4.8:9 ATB-V) is deze periode beperkt tot maximaal 8 dagen. Door middel van een ontheffingsmogelijkheid zal deze periode tot 14 dagen verlengd kunnen worden.

Voor de aanvaardbaarheid van een aangevraagde ontheffing zal de Minister van Verkeer en Waterstaat het criterium hanteren dat het van het ATB-V afwijkende regime een vergelijkbaar veiligheidsniveau moet opleveren als het regime van het ATB-V beoogt. De Inspectie Verkeer en Waterstaat beoordeelt of hiervan sprake is.

In dit kader zal de Inspectie bijvoorbeeld kunnen bezien, aan de hand van hetgeen daarover in de aanvraag wordt gesteld, hoe de aanvrager – naast het doorvoeren van de benodigde wijziging van het Operations Manual – de beoogde wijziging wil doorvoeren in haar bedrijfsproces en hoe zij hierover communiceert met haar vliegers en planners.

De Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de toevoeging van deze ontheffingsmogelijkheid aan artikel 4.9:1 van het ATB-V.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Uit de onderhavige wijziging vloeien géén lasten voort voor burgers.

Aan bedrijven wordt de mogelijkheid geboden een ontheffing aan te vragen van de regels van § 4.8 van het ATB-V. Aan het aanvragen van een dergelijke ontheffing zullen enige kosten zijn verbonden. Het betreft hier de kosten die gemoeid zijn met de voorbereiding en indiening van een aanvraag om ontheffing. De werkzaamheden die in dit kader verricht moeten worden, zullen ongeveer maximaal 1 werkuur benodigen. Gerekend tegen een uurtarief van € 49, zullen de totale kosten van een aanvraag maximaal € 49 bedragen. Deze gegevens zijn gebaseerd op input van een Nederlands helikopterbedrijf. Momenteel wordt van twee bedrijven verwacht dat zij een aanvraag om ontheffing zullen indienen. Naar verwachting zal dit twee maal per jaar plaats vinden. De totale administratieve lasten zullen derhalve rond € 98 per bedrijf bedragen. Hiertegenover staat dat de Nederlandse helikopterbedrijven met een ontheffing in een gelijkwaardige positie worden gebracht ten opzichte van buitenlandse helikopterbedrijven. Met de ontheffing wordt een level playing field gecreëerd.

Dit besluit is ter toetsing aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten voorgelegd. Het college heeft besloten het besluit niet voor advies te selecteren.

Inwerkingtreding

Het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zal bij koninklijk besluit worden bepaald. Het systeem van vaste verandermomenten is op dit besluit niet van toepassing, aangezien de voorbereidingen reeds een aanvang hadden genomen voor inwerkingtreding van genoemd systeem.

Deze nota van toelichting is door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondertekend.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven