Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 27 september 2010, nr. WJZ / 10139879;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 6 oktober 2010, nr. W10.10.0473/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 12 oktober 2010, nr. WJZ / 10148723;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Kaderbesluit EZ-subsidies wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 36 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a

De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Onze Minister zodra aannemelijk is dat:

  • a. de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of

  • b. niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

B

Aan artikel 39 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien de subsidie minder bedraagt dan € 25.000 is het eerste lid niet van toepassing.

C

De tabel behorende bij artikel 45, derde lid, wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort subsidie

Maximaal bedrag subsidie

Wel of geen begroting per mijlpaal

Duur subsidie volgens regeling

Regels voor voorschotten

Subsidie met terugbetalingsverplichting

€ 25.000 of minder

  

Artikel 47, eerste en derde lid

Meer dan € 25.000 maar niet meer dan € 125.000

 

Eén jaar of minder

Artikel 47, eerste en derde lid

Wel begroting per mijlpaal

Meer dan één jaar

Artikel 46, eerste tot en met derde, vijfde, zesde en tiende lid

Geen begroting per mijlpaal

Artikel 46, eerste tot en met derde, vijfde, zevende en tiende lid

Meer dan € 125.000

Wel begroting per mijlpaal

 

Artikel 46, eerste tot en met derde, vijfde, zesde en tiende lid

Geen begroting per mijlpaal

Artikel 46, eerste tot en met derde, vijfde, zevende en tiende lid

Andere subsidies dan subsidie met terugbetalingsverplichting

€ 25.000 of minder

  

Artikel 47, eerste en derde lid

Meer dan € 25.000 maar niet meer dan € 125.000

 

Eén jaar of minder

Artikel 47, eerste en tweede lid

Wel begroting per mijlpaal

Meer dan één jaar

Artikel 46, eerste tot en met vierde, zesde en tiende lid

Geen begroting per mijlpaal

Meer dan één jaar

Artikel 46, eerste tot en met vierde, zevende en tiende lid

Meer dan € 125.000

Wel begroting per mijlpaal

 

Artikel 46, eerste tot en met vierde, zesde en tiende lid

Geen begroting per mijlpaal

Artikel 46, eerste tot en met vierde, zevende en tiende lid

D

Aan artikel 48 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij ministeriële regeling kan in afwijking van artikel 45, derde lid, voor subsidies waarvan het maximaal voor subsidie in aanmerking komende bedrag meer bedraagt dan € 25.000 maar niet meer dan € 125.000 en waarvan de duur van de subsidie meer dan één jaar kan bedragen, worden bepaald dat voor de bevoorschotting de regels gelden van artikel 46, eerste, derde, achtste en negende lid.

  • 5. Indien de subsidie minder bedraagt dan € 25.000 is het eerste lid niet van toepassing.

E

Aan artikel 50 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de datum waarop:

    • a. de activiteiten uiterlijk zijn verricht;

    • b. de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 oktober 2010

Beatrix

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de negende november 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Deze wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies (hierna: het kaderbesluit) bevat voor de verstrekking van voorschotten een procedurele vereenvoudiging en daarnaast een aantal kleinere aanpassingen die het kaderbesluit beter laten aansluiten op de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stc. 2009, nr. 20306, hierna: de aanwijzingen).

De vereenvoudiging van het voorschotregime houdt in dat een procedureel onderscheid in de bevoorschotting tussen subsidies die vallen in de categorie tussen € 25.000 en € 125.000 en subsidies die meer bedragen dan € 125.000 wordt verwijderd. Regel voor beide categorieën wordt dat per kwartaal wordt bevoorschot. Daarmee ontstaat een aanzienlijk eenvoudiger voorschotmodel: subsidies tot € 25.000 worden in één keer bevoorschot, hogere subsidies worden per kwartaal bevoorschot.

Artikel 48, vierde lid, maakt het wel mogelijk om bij ministeriële regeling te bepalen dat het vóór deze wijziging gehanteerde systeem voor subsidies waarvan het maximaal voor subsidie in aanmerking komende bedrag meer bedraagt dan € 25.000 maar niet meer dan € 125.000, toch nog toe te passen. Bij subsidie-instrumenten (zoals de Innovatieprestatiecontracten) waarbij de maximale subsidie niet meer bedraagt dan € 125.000 voor meerjarige subsidiabele activiteiten kan dit wenselijk zijn omdat anders de omvang van de voorschotten dermate laag wordt dat die zowel voor de verstrekker als de ontvanger niet meer in verhouding staat tot de verwerkingskosten.

De andere wijzigingen vloeien voort uit de aanwijzingen. Allereerst wordt, met betrekking tot subsidies van € 25.000 en minder, de tabel behorend bij artikel 45, derde lid, zo aangepast dat, indien met betrekking tot deze kleine subsidies sprake is van voorschotverlening, het voorschotpercentage 100% bedraagt. De aanwijzingen schrijven immers voor dat bij kleine subsidies, indien er sprake is van ambtshalve vaststelling, 100% wordt bevoorschot. Deze 100%-regel heeft bovendien tot wijziging van artikel 48 van het kaderbesluit geleid. Door het toevoegen van een vijfde lid aan dat artikel wordt bereikt dat bij deze kleine subsidies artikel 48, eerste lid niet van toepassing is. De aanwijzing dat het voorschotpercentage 100% bedraagt sluit immers uit dat bij ministeriële regeling zou kunnen worden voorzien in een ander voorschotpercentage of in de bepaling dat in het geheel niet wordt bevoorschot. In de derde plaats wordt de door de aanwijzingen verlangde meldingsplicht als artikel 36a opgenomen in het kaderbesluit. Deze meldingsplicht sluit aan op het huidige artikel 37 van het kaderbesluit dat een aantal specifieke(re) verplichtingen bevat ingeval er sprake is van subsidieverlening die betrekking heeft op een plan. Ten vierde wordt geregeld dat artikel 39, eerste lid, van het kaderbesluit niet van toepassing is bij subsidies lager dan € 25.000. Ingevolge de aanwijzingen mag de verplichting tot tussentijdse voortgangsrapportages immers niet gelden voor deze kleine subsidies. Ten slotte wordt door wijziging van artikel 50 van het kaderbesluit geregeld dat subsidies ook ambtshalve kunnen worden vastgesteld. Deze mogelijkheid dient er te zijn nu de aanwijzingen met betrekking tot subsidies lager dan € 25.000 verlangen dat ofwel direct de beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven (verlenen = vaststellen) ofwel de beschikking tot subsidievaststelling ambtshalve wordt gegeven.

Voorschotten worden reeds ambtshalve verstrekt ongeacht de betalingsfrequentie. De voorliggende vereenvoudiging van het voorschotregime en de aanpassingen in verband met de aanwijzing dat, indien bij kleine subsidies sprake is van voorschotverlening dan steeds 100% bevoorschot wordt, betekenen dan ook geen wijziging van de administratieve lasten. Bij drie andere aanpassingen aan de aanwijzingen is er wel sprake van een effect op de administratieve lasten. Ten eerste doet zich een dergelijk effect voor bij de toegevoegde meldingsplicht. Uitgaande van een tijdsbesteding per melding van een uur en per instrument 1 extra melding, is de stijging per subsidie-instrument dus maximaal € 60 en voor 50 instrumenten dus € 3000. Ten tweede is er een effect op de administratieve lasten bij de geschrapte voortgangsrapportageverplichting voor kleine subsidies. Dit scheelt waarschijnlijk tussen de 10 en 20 rapportages. Uitgaande van een tijdsbesteding per rapportage van 8 uur, betekent dit een daling van de administratieve lasten van € 4800 à 9600 voor het gehele instrumentarium.

Opgeteld is de conclusie, dat deze twee wijzigingen van het Kaderbesluit een daling geven van tussen de € 2000 en 7000 over het gehele instrumentarium. wat gezien het totaal subsidiebudget van rond € 1,1 miljard een beperkt effect heeft op het administratieve lastenpercentage.

Ten derde heeft toepassing van direct vaststellen of ambtshalve vaststelling (net als de al bestaande mogelijkheid van direct vaststellen) een positief effect op de administratieve lasten omdat geen aanvraag voor vaststelling meer hoeft te worden ingediend (zie aanwijzingen). De besparing die bereikt kan worden verschilt per instrument, en het is nog niet duidelijk bij welke instrumenten van deze mogelijk gebruik zal worden gemaakt. Om deze redenen kan nog geen uitspraak worden gedaan over de hoogte van de mogelijke besparing van administratieve lasten en het effect op het administratieve lasten-percentage. Indien het bij toekomstige toepassing aan de orde is zal dit op instrumentniveau gekwantificeerd worden.

De inwerkingtredingsbepaling is conform het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten indien dit Besluit in oktober 2010 wordt bekendgemaakt.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven