Wet van 30 september 2010 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanwijzing van bromfietsen waarvoor geen Europese typegoedkeuring is vereist teneinde de toelating van bijzondere bromfietsen tot het verkeer te vereenvoudigen en van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met het herstel van enkele onvolkomenheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de aanwijzing van bromfietsen waarvoor geen Europese typegoedkeuring is vereist teneinde de toelating van bijzondere bromfietsen te vereenvoudigen, wenselijk is de Wegenverkeerswet 1994 te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel e, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de subonderdelen a, b en c wordt na «niet zijnde een gehandicaptenvoertuig» telkens het volgende ingevoegd: of een motorrijtuig als bedoeld in subonderdeel d.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel c door een puntkomma wordt een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. een motorrijtuig als bedoeld in artikel 20b.

B

Na artikel 20a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIA AANWIJZING BROMFIETSEN WAARVOOR GEEN EUROPESE TYPEGOEDKEURING VEREIST IS

Artikel 20b
  • 1. Voorafgaande aan de toelating tot het verkeer op de weg kan Onze Minister een motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, per type of individueel voertuig aanwijzen op grond van zijn veiligheidsaspecten, indien:

    • a. de toelating overeenstemt met de in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, tweede lid en derde lid, onderdeel a, genoemde doeleinden; en

    • b. er voor dit motorrijtuig niet een typegoedkeuring overeenkomstig in het kader van de Europese Unie tot stand gekomen voorschriften vereist is.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de aanwijzing.

C

Aan artikel 21 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid kunnen bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers worden aangewezen, waarvoor geen typegoedkeuring overeenkomstig in het kader van de Europese Unie tot stand gekomen voorschriften vereist is, worden toegelaten tot het verkeer op de weg zonder te zijn goedgekeurd.

D

In artikel 108, eerste lid, onderdeel a, wordt voor «gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een motor» ingevoegd: bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, en.

ARTIKEL II

De Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «artikel 13, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 13, onderdeel a;

2. In onderdeel d wordt «artikel 13, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 13, onderdeel b.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel m, wordt «onderdelen a tot en met l» vervangen door: onderdelen a tot en met d, en f tot en met j;

2. In het zesde lid wordt «het eerste lid, onderdelen a en j» vervangen door: het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en h tot en met j.

C

In artikel 9, eerste lid, onderdeel d, wordt «de krachtens de artikelen 12a, tweede lid, onderdeel a, en artikel 12b, derde lid, onderdeel b, vastgestelde regelen» vervangen door: de krachtens de artikelen 12a, derde lid, onderdeel a, en 12b, derde lid, onderdeel b, vastgestelde regels.

D

Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 13, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 13, onderdeel b.

2. In het derde lid komt onderdeel a te luiden:

  • a. de omvang en de inhoud van de gecertificeerde cursussen, de verplichtingen van degenen die de gecertificeerde cursussen verzorgen, en de mogelijke verlenging van de theoretische bijscholing in verband met bijzondere omstandigheden,.

E

In artikel 13, onderdeel b, wordt «ten hoogste vier achtereenvolgende maanden» vervangen door: ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden.

F

In artikel 14, onderdeel a, vervalt «met uitzondering van de afgifte, bedoeld in het tweede lid van artikel 13».

G

In artikel 25, eerste lid, wordt «28, eerste en tweede lid» vervangen door: 27, eerste en tweede lid.

ARTIKEL III

In de wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 naar aanleiding van de evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk (Stb. 432) wordt in artikel IV na het achtste lid, onder vernummering van het negende lid tot het tiende lid, een lid ingevoegd:

  • 9. Bij een door het instituut vastgestelde beoordeling van de eerste praktische bijscholing als voldoende volgt de betrokkene, in het geval dat het zevende lid van toepassing is en de beoordeling van de tweede praktische bijscholing onvoldoende is, een derde praktische bijscholing met dien verstande dat in het geval dat ook de beoordeling van de derde praktische bijscholing onvoldoende is, de geldigheid van het certificaat niet wordt verlengd.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 30 september 2010

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de vijfde november 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 225

Naar boven