Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 645 | Beschikking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 645 | Beschikking |
De Minister van Justitie,
Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Besluit:
de tekst van de Wet publieke gezondheid BES, zoals gewijzigd bij de Regeling aanpassing Wet publieke gezondheid BES in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.
’s-Gravenhage, 6 oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de achtste oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
In deze regeling wordt verstaan onder:
de Internationale Gezondheidsregeling met Bijlagen (Trb. 2007, 34);
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
de gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten;
de zorg voor de volksgezondheid ten behoeve van personen tot negentien jaar;
de zorg voor de volksgezondheid ten behoeve van personen boven de zestig jaar;
pokken, polio, severe acute respiratory syndrome (SARS), virale hemorragische koorts;
een humane infectie veroorzaakt door een dierlijk influenzavirus,difterie, pest, rabies, tuberculose;
buiktyfus (typhoid fever), cholera, hepatitis A, B en C, kinkhoest, mazelen, paratyfus, rubella, shigellose, shiga toxine producerende escherichia (STEC)/enterohemorragische escherichia coli-infectie, invasieve groep A streptokokkeninfectie, voedselinfectie, voor zover vastgesteld bij twee of meer patiënten met een onderlinge relatie wijzend op voedsel als een bron;
anthrax, bof, botulisme, brucellose, gele koorts, hantavirusinfectie, heamophilus influenza infectie, pneumokokkenziekte, legionellose, leptospirose, listeriose, malaria, meningokokkenziekte, mrsa-infectie, psittacose, q-koorts, tetanus, trichinose, west-nile virusinfectie, ziekte van creutzfeldt-jakob;
een in korte tijd sterke toename van het aantal nieuwe patiënten lijdend aan een infectieziekte behorend tot groep A, B1, B2 of C, die groter is dan op grond van het normale verloop mag worden verwacht;
verblijf van een persoon die mogelijk besmet is met een infectieziekte behorend tot groep A in een door de gezaghebber aangewezen gebouw, schip of in een aantal aangewezen ruimten daarbinnen, in verband met de bestrijding van de gevaren van die ziekte voor de volksgezondheid;
medisch toezicht op een in quarantaine geplaatste persoon om te bezien of deze met een infectieziekte behorend tot groep A is geïnfecteerd en dientengevolge ziekteverschijnselen ontwikkelt;
de aanwezigheid van een vector, infectueus of giftig agens of infectueuze of giftige stof op of in een gebouw, goed of vervoermiddel, waardoor een volksgezondheidsrisico kan ontstaan;
het binnendringen en de ontwikkeling of vermenigvuldiging van een infectueus agens in het lichaam van mensen, waardoor een volksgezondheidsrisico kan ontstaan;
een insect of ander dier dat normaliter een infectueus agens met zich meevoert waardoor een volksgezondheidsrisico kan ontstaan, dan wel een plant of substantie waarin een infectueus agens normaliter leeft waardoor een volksgezondheidsrisico kan ontstaan;
haven, niet zijnde een haven exclusief in gebruik als jachthaven, inclusief de ankergebieden, ligplaatsen, kaden, steigers en, voor wat betreft zeehavens, aanvaarroutes vanuit zee, alsmede alle zich in de nabijheid daarvan bevindende bedrijven, opslagplaatsen en overige terreinen en gebouwen, die op grond van hun ligging, bestemming of gebruik moeten worden geacht daartoe te behoren;
een terrein geheel of gedeeltelijk bestemd voor het opstijgen en het landen van luchtvaartuigen met inbegrip van:
1°. de daarmee verband houdende bewegingen van luchtvaartuigen op de grond;
2°. de afwikkeling van het in de aanhef en onder 1° bedoelde luchtverkeer, of
3°. bedrijfsmatige activiteiten die samenhangen met de afwikkelingen van het in de aanhef en onder 1° bedoelde luchtverkeer;
elk bouwwerk dat een overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;
luchtvaartuig, schip, of wegvoertuig;
tastbaar product, met inbegrip van waren, planten en dieren en met uitzondering van vervoermiddelen en lijken, bedoeld in de Begrafeniswet BES;
waar alsmede eet- en drinkwaar, bedoeld in artikel 1, ondelen b en c, van de Warenwet BES;
een natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor een schip of luchtvaartuig dat een internationale reis maakt waarbij gebruik wordt gemaakt van een haven of luchthaven, of diens vertegenwoordiger;
een laboratorium waar van het menselijk lichaam afgescheiden of afgenomen stoffen worden onderzocht ten behoeve van de diagnostiek van infectieziekten;
zorginstelling als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Wet zorginstellingen BES;
het met de infectieziektebestrijding belaste onderdeel van het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op het RIVM.
1. Het bestuurscollege bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de zorg voor de volksgezondheid en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij rampen.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het bestuurscollege in ieder geval zorg voor:
a. het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking, waaronder begrepen de gezondheidstoestand van degenen die door een ramp worden getroffen,
b. het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 10, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie,
c. het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen,
d. het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering, en het opzetten en in stand houden van een structuur voor de samenwerking tussen instellingen die taken vervullen op het gebied van de gezondheidsbevordering,
e. het bevorderen van medisch milieukundige zorg, waaronder begrepen:
1°. het signaleren van ongewenste situaties,
2°. het adviseren van de bevolking over risico’s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen,
3°. het verrichten van onderzoek,
f. het bevorderen van technische hygiënezorg, waaronder begrepen:
1°. het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op de verspreiding van pathogene micro-organismen,
2°. het adviseren van de onder 1° bedoelde instellingen over de mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om de risico’s op verspreiding van pathogene micro-organismen te verkleinen,
3°. het signaleren van ongewenste situaties,
4°. het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting,
g. het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen.
De minister bevordert de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg en draagt in dat verband zorg voor het instellen en instandhouden van een ondersteuningsstructuur op het gebied van de publieke gezondheid die mede is gericht op de samenwerking tussen de BES-eilanden onderling, de samenwerking tussen de BES-eilanden, het Europese deel van Nederland en de landen Aruba, Curacao en Sint-Maarten, alsmede verdere internationale samenwerking, in het bijzonder met het oog op een goede uitvoering van de Internationale Gezondheidsregeling.
1. Het bestuurscollege draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het bestuurscollege in ieder geval zorg voor:
a. het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,
b. het ramen van de behoeften aan zorg,
c. de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen,
d. het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,
e. het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
1. Het bestuurscollege draagt zorg voor de uitvoering van de ouderengezondheidszorg.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het bestuurscollege in ieder geval zorg voor:
a. het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,
b. het ramen van de behoeften aan zorg,
c. de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen als comorbiteit,
d. het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,
e. het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
1. Het bestuurscollege draagt zorg voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:
a. het aanbieden van de vaccinaties uit het vaccinatieprogramma, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;
b. het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied, waaronder begrepen:
1°. het doorlopend verzamelen, analyseren en toepassen van epidemiologische gegevens over infectieziekten,
2°. het op grond van de gegevens, bedoeld onder 1°, inventariseren van relevante trends en risico’s onder de bevolking of specifieke groepen, alsmede het anticiperen daarop,
c. de algemene voorbereiding op maatregelen ter bestrijding van een epidemie van een infectieziekte, waaronder in ieder geval begrepen de voorbereiding op een epidemie van een infectieziekte behorende tot groep A en een epidemie van een nieuw subtype humaan influenzavirus, waarbij ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat,
d. het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing,
e. bron- en contactopsporing bij meldingen als bedoeld in de artikelen 16, 17, 20 en 21,
f. het geven van voorlichting en begeleiding, alsmede het beantwoorden van vragen uit de bevolking,
g. het bevorderen van de samenwerking van personen en organisaties, die een rol spelen bij de bestrijding van infectieziekten.
2. De gezaghebber geeft leiding aan de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte, alsook de directe voorbereiding daarop en draagt zorg voor de toepassing van de maatregelen, bedoeld in hoofdstuk V.
1. In afwijking van artikel 6, tweede lid, geeft de minister leiding aan de bestrijding van:
a. een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A, of een directe dreiging daarvan,
b. een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep B1 of B2, indien de gezaghebber die het aangaat daartoe verzoekt.
2. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kan de minister de gezaghebber opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen, waaronder begrepen het opdragen tot het toepassen van de maatregelen, bedoeld in hoofdstuk V.
3. De minister kan de gezaghebber opdragen om, ter uitvoering van de aanbevelingen, bedoeld in de artikelen 15 en 16 van de Internationale Gezondheidsregeling, toepassing te geven aan de maatregelen, bedoeld in de artikelen 42, 46, 48 en 49.
4. Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste of derde lid, voert de minister een bestuurlijk afstemmingsoverleg waarbij in ieder geval de Minister van Verkeer en Waterstaat, de BES-eilanden en de landen Aruba, Curacao en Sint-Maarten worden betrokken.
5. Zodra toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, informeert de minister de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste of derde lid, verstrekt de gezaghebber aan de minister, indien deze daarom verzoekt, de gegevens die de minister nodig heeft ter uitoefening van die taak.
Ter uitvoering van artikel 6, eerste lid, past het bestuurscollege de maatregelen toe die door de minister worden opgedragen, indien het gaat om de voorbereiding op de bestrijding van:
a. infectieziekten behorende tot groep A, of
b. een nieuw subtype humaan influenzavirus, waarbij ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat.
1. Indien ten behoeve van de bestrijding van een infectieziekte behorend tot groep A prioriteiten moeten worden gesteld voor de verdeling van vaccins en therapeutische farmaproducten, in verband met de beperkte beschikbaarheid van deze middelen, bepaalt de minister in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hoe deze verdeling plaatsvindt.
2. De minister stelt de beide Kamers der Staten-Generaal onverwijld op de hoogte van dit besluit.
De eilandsraad stelt binnen twee jaar na openbaarmaking van de nota, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid een nota gezondheidsbeleid vast, waarin de eilandsraad in ieder geval aangeeft hoe het bestuurscollege uitvoering geeft aan de in de artikelen 2, 4, 5 en 6 genoemde taken, alsmede aan de in artikel 12 genoemde verplichting.
1. Ter uitvoering van de bij of krachtens deze wet opgedragen taken draagt het bestuurscollege zorg voor de instelling en instandhouding van een openbare gezondheidsdienst.
2. Aan de gezondheidsdienst wordt in ieder geval de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 6, opgedragen.
3. Het bestuurscollege draagt er zorg voor dat de dienst, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval beschikt over ten minste één geneeskundige die is belast met de infectieziektebestrijding.
Voordat algemene besluiten worden genomen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de zorg voor de volksgezondheid vraagt het bestuurscollege advies aan de eilandelijke Raad voor de Volksgezondheid.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder de geneeskundige: de in artikel 11, derde lid, bedoelde geneeskundige.
Voordat de gezaghebber een maatregel als bedoeld in de artikelen 26, 30, 41, 42, 47, 48 en 49 neemt of intrekt, vraagt deze om advies aan de geneeskundige.
1. Indien het belang van de volksgezondheid dat vordert, kan bij ministeriële regeling een infectieziekte, niet behorend tot groep A, B1, B2 of C, dan wel een ziektebeeld met een volgens de stand van de wetenschap onbekende oorzaak, waarbij een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid, worden aangemerkt als behorend tot groep A, B1 of B2.
2. Indien het belang van de volksgezondheid dat vordert, kan bij ministeriële regeling een infectieziekte behorend tot groep B1 worden aangemerkt als behorend tot groep A, een infectieziekte behorend tot groep B2 worden aangemerkt als behorend tot groep A of B1, of een infectieziekte behorend tot groep C worden aangemerkt als behorend tot groep A, B1 of B2.
3. In de regeling, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt bepaald welke bepalingen van deze wet, die gelden voor de infectieziekten behorende tot de desbetreffende groep, in dat geval van toepassing zijn.
4. Indien naar het oordeel van de minister een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan de minister bepalen dat een op grond van het eerste of tweede lid vastgestelde regeling onmiddellijk na bekendmaking in werking treedt. In dat geval kan de minister deze regeling, in afwijking van artikel 4, eerste lid, onder a, van de Bekendmakingswet, op andere dan de daar genoemde wijze bekend maken.
1. De arts die bij een door hem onderzocht persoon een ziektebeeld vaststelt met een volgens de stand van de wetenschap onbekende oorzaak, waarbij een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid, meldt dit onverwijld aan de geneeskundige.
2. De arts die vaststelt dat een lijk is besmet met een infectueus of giftig agens of een infectueuze of giftige stof waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan, meldt dit onverwijld aan de geneeskundige.
3. De arts die een voor zijn praktijk ongewoon aantal gevallen vaststelt van een infectieziekte, niet behorend tot groep A, B1, B2 of C, die een gevaar vormt voor de volksgezondheid, meldt dit binnen 24 uur aan de geneeskundige.
1. De arts die bij een door hem onderzocht persoon een infectieziekte behorend tot groep A vermoedt of vaststelt, meldt dit onverwijld aan de geneeskundige.
2. De arts die bij een door hem onderzocht persoon een infectieziekte behorend tot groep B1, B2 of C vaststelt, dan wel een vermoeden heeft dat deze persoon lijdt aan difterie, een humane infectie veroorzaakt door een dierlijk influenzavirus of rabies meldt dit op normale werktijden binnen 24 uur.
3. De arts die gegronde redenen heeft om bij een persoon een infectieziekte behorend tot groep B1 of B2 te vermoeden, meldt dit binnen 24 uur aan de geneeskundige, indien die persoon weigert het onderzoek te ondergaan dat noodzakelijk is ter vaststelling van die ziekte en daardoor ernstig gevaar voor de volksgezondheid door de verspreiding van die infectieziekte kan ontstaan.
4. In afwijking van het tweede lid geldt voor de hieronder vermelde infectieziekten het volgende:
a. de arts die bij een door hem onderzocht persoon difterie, een humane infectie veroorzaakt door een dierlijk influenzavirus of rabies vaststelt, dan wel een vermoeden heeft dat deze persoon lijdt aan difterie, een humane infectie veroorzaakt door een dierlijk influenzavirus of rabies, meldt dit binnen 24 uur aan de geneeskundige;
b. de arts die bij een door hem onderzocht persoon hepatitis B vaststelt, meldt de vaststelling van chronisch dragerschap alleen als de infectie voor de eerste keer wordt vastgesteld;
c. de arts die bij een door hem onderzocht persoon hepatitis C vaststelt, meldt alleen de vaststelling van een recente infectie;
d. de arts die bij een door hem onderzocht persoon mrsa-infectie vaststelt, meldt alleen de vaststelling van een cluster van een mrsa-infectie veroorzaakt door een bron buiten een zorginstelling;
e. de arts die bij een door hem onderzocht persoon pneumokokkenziekte vaststelt, meldt alleen de vaststelling bij kinderen in de leeftijd tot en met 5 jaar.
1. De arts doet de in de artikelen 16 en 17 bedoelde meldingen aan de geneeskundige van het openbaar lichaam waarin deze zijn praktijk heeft.
2. Indien de meldingen, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17, betrekking hebben op een persoon die zijn verblijfplaats heeft in een ander openbaar lichaam, geeft de geneeskundige deze melding onverwijld door aan de geneeskundige van de verblijfplaats van de betrokkene.
1. De melding, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17, bevat de volgende gegevens:
a. de naam, het adres, het geslacht, de geboortedatum, het nummer van een geldig identiteitsdocument als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES en de verblijfplaats van de betrokken persoon,
b. de infectieziekte dan wel een beschrijving van het ziektebeeld, de eerste ziektedag, de vaccinatietoestand, het gebruik van chemoprofylaxe, de vermoedelijke infectiebron, de datum van vermoeden of vaststelling van infectie, de wijze van vaststelling van die infectieziekte, en
c. indien nodig, of de betrokken persoon dan wel een persoon in zijn directe omgeving beroeps- of bedrijfsmatig betrokken is bij de behandeling van eet- of drinkwaren of bij de behandeling, verpleging of verzorging van andere personen.
2. De melding, bedoeld in artikel 16, tweede lid, bevat de volgende gegevens: de aard van het infectueus of giftig agens of de infectueuze of giftige stof en de plaats waar het lijk zich bevindt.
3. De melding, bedoeld in artikel 16, derde lid, bevat de volgende gegevens: de infectieziekte, het geslacht, de geboortedatum en de nationaliteit van de betrokken personen.
4. De arts verstrekt aan de geneeskundige uitsluitend andere medische gegevens over de betrokken persoon indien:
a. de gezaghebber hierom verzoekt krachtens artikel 25, of
b. de betrokken persoon daarvoor toestemming geeft.
5. De gegevensverwerking bij de meldingen, bedoeld in de artikelen 16 en 17, wordt beveiligd opdat alleen degenen die bij of krachtens deze wet gerechtigd zijn tot inzage, hiervan kennis kunnen nemen.
1. De arts die een onderzoek bij een laboratorium aanvraagt, stuurt de volgende gegevens mee: de naam, de geboortedatum en het nummer van een geldig identiteitsdocument als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES van de betrokken persoon.
2. Onverminderd artikel 17 meldt het hoofd van het laboratorium de vaststelling van een verwekker van een infectieziekte behorend tot groep A, B1, B2 of C aan de geneeskundige van het openbaar lichaam waarin de arts die het onderzoek bij het laboratorium heeft aangevraagd zijn praktijk heeft.
3. De melding bevat de volgende gegevens: de naam van de arts, de naam, de geboortedatum en het nummer van een geldig identiteitsdocument als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES van de betrokken persoon.
4. Indien de melding betrekking heeft op een persoon die zijn verblijfplaats heeft in een ander openbaar lichaam, geeft de geneeskundige deze melding onverwijld door aan de geneeskundige van de verblijfplaats van de betrokkene.
5. Het hoofd van het laboratorium zorgt op verzoek van de geneeskundige ervoor dat nader onderzoek wordt gedaan naar de ziekteverwekker en dat de geneeskundige van het resultaat op de hoogte wordt gesteld.
6. Voor de meldingsplicht, bedoeld in het tweede lid, gelden de volgende termijnen:
a. de vaststelling van een verwekker van een infectieziekte behorend tot groep A wordt onverwijld gemeld aan de geneeskundige;
b. de vaststelling van een verwekker van een infectieziekte behorend tot groep B1 wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 24 uur, gemeld aan de geneeskundige;
c. de vaststelling van een verwekker van een infectieziekte behorend tot groep B2 of C wordt binnen normale werktijden zo spoedig mogelijk gemeld aan de geneeskundige.
7. De gegevensverwerking bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, en de melding, wordt beveiligd opdat alleen degenen die bij of krachtens deze wet gerechtigd zijn tot inzage, hiervan kennis kunnen nemen.
Het hoofd van een instelling waar voor infectieziekten kwetsbare populaties verblijven of samenkomen voor een of meer dagdelen per etmaal, stelt de geneeskundige van het openbaar lichaam waarin de instelling gelegen is, op de hoogte van het optreden van een ongewoon aantal zieken met maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoeningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectueuze aard in de desbetreffende populatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel.
1. De geneeskundige geeft de ontvangst van een melding als bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17, eerste lid, onverwijld door aan de gezaghebber van het openbaar lichaam waarin de betrokken persoon zijn woon- of verblijfplaats heeft.
2. De geneeskundige geeft de ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onverwijld door aan de gezaghebber van het openbaar lichaam waarin het lijk zich bevindt.
3. De geneeskundige deelt de ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 16, derde lid, zo spoedig mogelijk mee aan de gezaghebber van het openbaar lichaam waarin de arts zijn praktijk heeft.
4. De geneeskundige deelt de ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 17, tweede en derde lid, zo spoedig mogelijk mee aan de gezaghebber van het openbaar lichaam waarin de betrokken persoon zijn woon- of verblijfplaats heeft.
5. De geneeskundige deelt de ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 21 binnen een redelijke termijn mee aan de gezaghebber van het openbaar lichaam waarin de instelling is gelegen.
6. De geneeskundige verstrekt de gezaghebber de gegevens, bedoeld in artikel 19, eerste, tweede en derde lid, die deze nodig heeft voor de uitoefening van de hem bij deze wet toegekende bevoegdheden.
1. De geneeskundige geeft de ontvangst van een melding als bedoeld in de artikelen 16, eerste en tweede lid, en 17, eerste lid, onverwijld door aan het RIVM, alsmede aan het Staatstoezicht voor de volksgezondheid.
2. De geneeskundige geeft de ontvangst van een melding als bedoeld in de artikelen 16, derde lid, en 17, tweede en derde lid, binnen 24 uur door aan het RIVM, alsmede aan het Staatstoezicht voor de volksgezondheid.
3. De geneeskundige verstrekt bij een melding als bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17 de volgende gegevens:
a. de infectieziekte dan wel een beschrijving van het ziektebeeld, de eerste ziektedag, de vaccinatietoestand, het gebruik van chemoprofylaxe, eventuele ziekenhuisopname, de vermoedelijke infectiebron, zonodig met inbegrip van de daaruit voortkomende gevallen, de datum van vermoeden of vaststelling van infectie,
b. het geslacht, de geboortemaand, het geboortejaar en de woonplaats van de betrokken persoon, en
c. de uitslag van het nader onderzoek, bedoeld in artikel 20, vijfde lid.
4. De geneeskundige verstrekt bij een melding als bedoeld in artikel 16, tweede lid, de volgende gegevens: de aard van het infectueus of giftig agens of de infectueuze of giftige stof en de plaats waar het lijk zich bevindt.
5. De geneeskundige verstrekt bij een melding als bedoeld in artikel 16, derde lid, de volgende gegevens: de infectieziekte, het geslacht, de geboortedatum en de nationaliteit van de betrokken personen, alsmede de woonplaats van de arts die de melding heeft gedaan.
Op verzoek van de gezaghebber verstrekt de behandelend arts van een persoon die naar het oordeel van de gezaghebber een gevaar oplevert voor de overbrenging van een infectieziekte behorend tot groep A, B1 of B2 aan de geneeskundige zo spoedig mogelijk de hem bekende nadere medische en epidemiologische gegevens die noodzakelijk zijn om de aard en de omvang van het gevaar van verspreiding van de infectieziekte vast te stellen.
1. De gezaghebber kan een persoon onverwijld ter isolatie in een zorginstelling doen opnemen, indien:
a.
1°. hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de betrokkene lijdt aan een infectieziekte behorend tot groep A,
2°. ten aanzien van de betrokkene de melding ingevolge artikel 17, derde lid, heeft plaatsgevonden, of
3°. de betrokkene lijdt aan een infectieziekte behorend tot groep A of B1,
b. ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte,
c. dit gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend, en
d. de betrokkene niet tot opneming ter isolatie bereid is.
2. De gezaghebber kan een ter isolatie opgenomen persoon door een arts doen onderzoeken indien:
a. ten gevolge van de infectieziekte onmiddellijk gevaar dreigt voor de gezondheid van derden,
b. de aard en de omvang van dit gevaar niet op andere wijze dan door onderzoek kunnen worden vastgesteld,
c. de uitkomst van het onderzoek noodzakelijk is om dit gevaar effectief te kunnen afwenden, en
d. de betrokkene niet bereid is het onderzoek te ondergaan.
3. De gezaghebber kan een ter isolatie opgenomen persoon door een arts in het lichaam doen onderzoeken indien aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, is voldaan en de rechter daartoe een machtiging heeft verleend.
4. Het onderzoek, bedoeld in het tweede en derde lid, omvat niet meer dan nodig is ter afwending van het gevaar voor derden.
1. De gezaghebber doet de beschikking tot opneming ter isolatie aan de betrokkene uitreiken.
2. In de beschikking geeft de gezaghebber aan in welke zorginstelling, aangewezen op grond van artikel 29, de opneming ter isolatie ten uitvoer wordt gelegd.
3. Na uitreiking van de beschikking voorziet de gezaghebber in bijstand van de betrokkene door een raadsman, tenzij de betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
4. Wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gevaar, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onder b, is geweken of op minder ingrijpende wijze kan worden afgewend, heft de gezaghebber de opneming ter isolatie onverwijld op.
1. De gezaghebber doet de beschikking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 26, derde lid, aan de betrokkene uitreiken.
2. In zijn beschikking geeft de gezaghebber aan waaruit het onderzoek bestaat, welke arts het onderzoek verricht en binnen welke termijn het onderzoek plaatsvindt.
1. De opneming ter isolatie wordt ten uitvoer gelegd in een gesloten ruimte van een door de gezaghebber aangewezen zorginstelling.
2. De zorginstelling neemt de betrokkene onverwijld op.
3. De gezaghebber is bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, indien de omstandigheden onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maken.
1. De gezaghebber kan een persoon onverwijld doen onderwerpen aan de maatregel van quarantaine om de verspreiding van infectieziekten behorend tot groep A tegen te gaan, indien:
a. er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan een infectieziekte behorend tot groep A heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd,
b. ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte, en
c. die persoon niet tot vrijwillige onderwerping aan die maatregel bereid is.
2. De gezaghebber kan toestaan dat de quarantaine onder zonodig te stellen voorwaarden plaatsvindt in de woning van de af te zonderen persoon.
3. Tijdens de quarantaine wordt medisch toezicht verricht. Het toezicht wordt verricht onder medische verantwoordelijkheid van de arts infectieziektebestrijding.
De quarantaine en het medisch toezicht vinden plaats onder zodanige voorwaarden en omstandigheden en gedurende een zodanige periode als noodzakelijk is om het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder b, af te wenden.
4. Zodra redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit gevaar is geweken of op minder ingrijpende wijze kan worden afgewend, heft de gezaghebber de maatregel onverwijld op.
5. Artikel 26, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De gezaghebber doet de beschikking tot onderwerping aan de maatregel van quarantaine aan de betrokkene uitreiken.
2. In de beschikking geeft de gezaghebber aan:
hoe en waar de maatregel ten uitvoer wordt gelegd,
waarop bij het medisch toezicht in ieder geval wordt gelet, en
aan welke regels betrokkene zich heeft te houden.
3. Na uitreiking van de beschikking voorziet de gezaghebber in bijstand van de betrokkene door een raadsman, tenzij de betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
1. De gezaghebber kan een persoon die gevaar oplevert voor de verspreiding van een infectieziekte behorend tot groep A, B1 of B2 het verbod opleggen om beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden te verrichten, die een ernstig risico inhouden voor de verspreiding van die infectieziekte.
2. Voordat de maatregel wordt genomen, hoort de gezaghebber de werkgever van de betrokkene, tenzij betrokkene hiertegen bezwaar maakt.
3. De gezaghebber heft de maatregel op als het gevaar is geweken of op minder ingrijpende wijze kan worden afgewend.
1. De gezaghebber stelt de officier van justitie terstond op de hoogte van de beschikking tot opneming ter isolatie, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de beschikking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 26, derde lid, en van de beschikking een persoon te onderwerpen aan de maatregel van quarantaine, bedoeld in artikel 30.
2. Zo spoedig mogelijk nadat de beschikking is gegeven, maar in elk geval niet later dan de volgende dag, zendt de gezaghebber de officier van justitie een afschrift van de beschikking.
3. Ingeval van een beschikking tot opneming ter isolatie als bedoeld in artikel 26, eerste lid, en van een beschikking tot het onderzoek als bedoeld in artikel 26, derde lid, is de rechtbank van de plaats waar de aangewezen instelling is gelegen bevoegd. Ingeval van een beschikking een persoon te onderwerpen aan de maatregel van quarantaine, bedoeld in artikel 30, is de rechtbank van de verblijfplaats van betrokkene bevoegd.
1. Indien de officier van justitie van oordeel is dat aan de voorwaarden voor de opneming ter isolatie, bedoeld in artikel 26, eerste lid, het onderzoek, bedoeld in artikel 26, derde lid, of de maatregel van quarantaine, bedoeld in artikel 30, is voldaan, doet hij uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst van de beschikking een verzoek tot een machtiging tot voortzetting van de isolatie, de quarantaine of tot het onderzoek.
2. De officier van justitie deelt aan de betrokkene, de gezaghebber en in voorkomend geval de instelling, schriftelijk mede dat hij het verzoek heeft gedaan of dat hij heeft besloten om geen verzoek te doen.
3. Het besluit geen verzoek te doen neemt de officier van justitie niet dan nadat hij het advies van de Inspectie heeft ingewonnen.
4. Met het besluit geen verzoek te doen, vervalt de beschikking tot opneming ter isolatie, bedoeld in artikel 26, eerste lid, de beschikking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 26, derde lid, of de beschikking een persoon te onderwerpen aan de maatregel van quarantaine, bedoeld in artikel 30, van rechtswege.
1. Voordat op het verzoek van de officier van justitie wordt besloten, hoort de rechter degene ten aanzien van wie de maatregel is gevorderd.
2. De rechter hoort de betrokkene op zijn verblijfplaats.
3. De rechter kan zich laten voorlichten, getuigen en deskundigen oproepen en onderzoek door deskundigen bevelen.
4. De rechter stelt de raadsman in de gelegenheid zijn zienswijze kenbaar te maken.
5. De rechter beslist binnen drie dagen, te rekenen vanaf de dag na die van het instellen van de vordering.
6. Tegen de beschikking staat geen voorziening open.
1. De ter isolatie opgenomen persoon of de in quarantaine geplaatste persoon kan de rechter verzoeken de maatregel op te heffen.
2. Artikel 35, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De rechter kan het verzoek zonder toepassing van artikel 36 afwijzen, indien geen nieuwe feiten of omstandigheden worden aangevoerd.
1. Degene ten aanzien van wie een beschikking tot opneming ter isolatie als bedoeld in artikel 26, eerste lid, tot onderzoek als bedoeld in artikel 26, tweede of derde lid, of tot onderwerping aan een maatregel van quarantaine als bedoeld in artikel 30 is genomen, kan de rechter bij een zelfstandig verzoek bij een verweerschrift als bedoeld in artikel 429h, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, of bij een desbetreffend verzoekschrift ter gelegenheid van het verhoor van de betrokkene, dan wel, indien de officier van justitie geen verzoek als bedoeld in artikel 34, eerste lid, doet, bij een afzonderlijk verzoekschrift, verzoeken een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe te kennen op de grond dat de beschikking van de gezaghebber onrechtmatig was.
2. Indien het verzoek wordt ingediend bij verzoekschrift ter gelegenheid van het verhoor van betrokkene is artikel 429h, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES van overeenkomstige toepassing.
1. Indien degene ten aanzien van wie een beschikking is genomen tot opneming ter isolatie als bedoeld in artikel 26, eerste lid, tot onderzoek als bedoeld in artikel 26, tweede of derde lid, of tot onderwerping aan een maatregel van quarantaine als bedoeld in artikel 30, nadeel heeft geleden doordat de rechter of de officier van justitie een van de bepalingen uit deze paragraaf niet in acht heeft genomen, kent de rechter deze op diens verzoek een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe ten laste van de Staat.
2. Het verzoek kan worden ingediend als een zelfstandig verzoek bij het verweerschrift als bedoeld in artikel 429h, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, of bij een desbetreffend verzoekschrift ter gelegenheid van het verhoor van betrokkene, dan wel bij een afzonderlijk verzoekschrift, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop betrokkene redelijkerwijs bekend kon zijn met de schending van het voorschrift waarop zijn verzoek betrekking heeft.
3. Indien het verzoek wordt ingediend bij verzoekschrift ter gelegenheid van het verhoor van betrokkene is artikel 429h, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES van overeenkomstige toepassing.
1. Indien er een gegrond vermoeden bestaat van een besmetting kan de gezaghebber gebouwen, vervoermiddelen en goederen controleren op de aanwezigheid van een besmetting, zonodig door het nemen van monsters.
2. In het geval van een besmetting kan de gezaghebber:
a. voorschriften van technisch-hygiënische aard geven,
b. gebouwen, vervoermiddelen of goederen ontsmetten, met inbegrip van de vernietiging van vectoren.
3. In het geval van een besmetting waarbij ernstig gevaar dreigt voor de volksgezondheid, kan de gezaghebber:
a. gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan sluiten,
b. een verbod uitvaardigen tot het gebruik maken of betreden van vervoermiddelen,
c. goederen vernietigen.
4. Ingeval er een gegrond vermoeden bestaat van besmetting van goederen kan de gezaghebber het brengen op het grondgebied van het openbaar lichaam van deze goederen verbieden, dan wel verbieden indien niet wordt voldaan aan bij beschikking op te leggen voorschriften.
5. De gezaghebber heft de maatregel op als het gevaar is geweken.
1. Indien een lijk, bedoeld in de Begrafeniswet BES, is besmet met een infectueus of giftig agens of een infectueuze of giftige stof, of een gegrond vermoeden daarvoor bestaat, waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan, kan de gezaghebber maatregelen treffen om dit gevaar af te wenden.
2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit het afnemen van bloed of andere vloeistoffen, het isoleren en het verbranden van het stoffelijk overschot.
1. De eisen van deze paragraaf zijn van toepassing op de havens van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2. De eisen van deze paragraaf zijn van toepassing op de volgende luchthavens:
a. Bonaire: Flamingo Airport Bonaire;
b. Sint Eustatius: F.D. Roosevelt Airport;
c. Saba: Juancho E. Yrausquin Airport.
1. Een haven of luchthaven beschikt over een plan voor noodsituaties op het gebied van de infectieziektebestrijding, met inbegrip van de benoeming van een coördinator.
2. In het plan, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste aangegeven hoe:
a. toegang wordt verleend aan medisch-diagnostische faciliteiten op een zodanige wijze dat zieke reizigers onverwijld en adequaat kunnen worden onderzocht, alsmede hoe personeel hiertoe wordt ingezet,
b. in de bescherming tegen infectie van verzorgend en begeleidend personeel wordt voorzien,
c. in de quarantaine van mogelijk geïnfecteerde reizigers wordt voorzien,
d. apparatuur en personeel worden ingezet voor het vervoer van zieke reizigers naar een passende medische faciliteit,
e. de voorlichting aan personeel, reizigers en overig publiek plaatsvindt,
f. wordt voorzien in de bestrijding van een besmetting, waaronder vectorbestrijding, in de haven of luchthaven en van schepen en luchtvaartuigen,
g. over het onder a tot en met f gestelde wordt samengewerkt met bij de infectieziektebestrijding, alsmede bij de rampenbestrijding, betrokken personen en organisaties.
3. Bij algemene maatregelen kunnen worden gesteld over welke verdere voorzieningen de havens of luchthavens beschikken, alsmede aan welke eisen deze voorzieningen voldoen. Deze voorzieningen en eisen kunnen per haven of luchthaven verschillen.
4. De exploitant van de haven of luchthaven draagt zorg voor de naleving van het bij het eerste lid en krachtens het derde lid bepaalde.
1. De gezagvoerder van een schip die een haven wil aandoen en wetenschap heeft of een ernstig vermoeden heeft dat er aan boord van zijn schip één of meer ziektegevallen zijn die wijzen op een ziekte van infectueuze aard die een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren, zorgt ervoor dat de verkeersleiding van de haven en de aan boord komende loods hiervan zo spoedig mogelijk doch voor aankomst op de hoogte worden gesteld.
2. De gezagvoerder van een luchtvaartuig die een luchthaven wil aandoen en wetenschap heeft of een ernstig vermoeden heeft dat er aan boord van zijn luchtvaartuig één of meer ziektegevallen zijn die wijzen op een ziekte van infectueuze aard die een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren, zorgt ervoor dat de luchtverkeersleiding van de luchthaven hiervan zo spoedig mogelijk doch voor aankomst op de hoogte wordt gesteld.
3. De verkeersleiding van de haven geeft een melding onverwijld door aan de exploitant van de haven. De luchtverkeersleiding van de luchthaven geeft een melding onverwijld door aan de exploitant van de luchthaven.
4. De exploitant van de haven of luchthaven geeft een melding onverwijld door aan de geneeskundige. De geneeskundige geeft een melding onverwijld door aan de gezaghebber en het RIVM.
1. Onverminderd artikel 45 verstrekt de gezagvoerder van een schip dat een internationale reis maakt op verzoek van de gezaghebber bij aankomst in de haven de maritieme gezondheidsverklaring, bedoeld in artikel 37 van de Internationale Gezondheidsregeling.
2. Onverminderd artikel 45 verstrekt de gezagvoerder van een luchtvaartuig dat een internationale reis maakt op verzoek van de gezaghebber bij aankomst in de luchthaven het gezondheidsgedeelte van de algemene verklaring voor luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 38 van de Internationale Gezondheidsregeling.
3. Indien de gezondheidsverklaring, bedoeld in het eerste of tweede lid, daartoe naar het oordeel van de gezaghebber aanleiding geeft, verstrekt de gezagvoerder op verzoek van de gezaghebber aanvullende gegevens over de gezondheidstoestand aan boord.
1. In geval van een melding als bedoeld in artikel 45 of indien anderszins blijkt van omstandigheden aan boord van een schip of luchtvaartuig dat een internationale reis maakt, die een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kunnen meebrengen, bepaalt de gezaghebber welke maatregelen met betrekking tot de toelating tot of de onttrekking aan het vrije verkeer moeten worden genomen als het schip of luchtvaartuig in de haven of luchthaven is aangekomen.
2. In geval van een directe dreiging van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A, kan de gezaghebber ten aanzien van een schip of luchtvaartuig dat een internationale reis maakt, bepalen welke maatregelen met betrekking tot de toelating tot of de onttrekking aan het vrije verkeer moeten worden genomen als het schip of luchtvaartuig in de haven of luchthaven is aangekomen.
3. In de situatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, draagt de gezagvoerder van het schip of luchtvaartuig ervoor zorg dat:
a. na aankomst niemand het schip of luchtvaartuig betreedt of verlaat en er geen vervoermiddelen of goederen worden geladen of gelost, tenzij de gezaghebber daartoe opdracht of toestemming geeft, en
b. op verzoek van de gezaghebber een overzicht wordt gegeven van de volgende gegevens van de passagiers, voor zover deze gegevens bekend zijn bij de gezagvoerder: naam, adres, geslacht, leeftijd en bestemming.
4. De gezaghebber past de maatregelen niet langer toe dan nodig is om het onderzoek uit te voeren om de ernst van het gevaar vast te stellen.
De gezaghebber kan de exploitant van een haven of luchthaven opdragen om:
a. voorlichting aan reizigers te geven over het nemen van maatregelen ter voorkoming van een infectie of van een besmetting van de bagage,
b. medewerking te verlenen aan door de gezaghebber te nemen maatregelen van onderzoek van vertrekkende of aankomende reizigers naar de aanwezigheid van een ziekte van infectueuze aard die een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren,
c. ter voorkoming van een besmetting voorschriften van technisch-hygiënische aard uit te voeren, indien er een gegrond risico is op een besmetting,
d. ter bestrijding van een besmetting gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan te sluiten.
De gezaghebber kan de vervoersexploitant opdragen om:
a. voorlichting aan passagiers te geven over het nemen van maatregelen ter voorkoming van een infectie of van een besmetting van de bagage,
b. ter voorkoming van een besmetting maatregelen van technisch-hygiënische aard uit te voeren voor een schip of luchtvaartuig en de hierin aanwezige goederen, indien er een gegrond risico is op een besmetting,
c. een schip of luchtvaartuig en de hierin aanwezige goederen te controleren op de aanwezigheid van een besmetting,
d. ter bestrijding van een besmetting een schip of luchtvaartuig en de hierin aanwezige goederen te ontsmetten, met inbegrip van de vernietiging van vectoren.
De gezaghebber is bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ter handhaving van hetgeen op grond van de artikelen 47, eerste en tweede lid, 48 en 49 is opgedragen, indien de omstandigheden onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maken.
1. Een certificaat van sanitaire controle van schepen of een certificaat tot vrijstelling van sanitaire controle van schepen als bedoeld in artikel 39 van de Internationale Gezondheidsregeling, wordt op verzoek van de gezagvoerder door de gezaghebber afgegeven indien het schip vrij is van besmetting.
2. Het onderzoek ter verkrijging van een certificaat als bedoeld in het eerste lid,wordt uitgevoerd conform bijlage 2 bij deze regeling.
3. De certificaten worden opgesteld volgens het in bijlage 3 van de Internationale Gezondheidsregeling opgenomen model.
4. Indien vanwege ongewone omstandigheden in de haven geen certificaat als bedoeld in het eerste lid kan worden afgegeven, en het schip is voorzien van een nog geldig certificaat van sanitaire controle van schepen of certificaat tot vrijstelling van sanitaire controle van schepen, kan de gezaghebber dit certificaat met één maand verlengen.
1. De geneeskundige verzorgt de inenting van personen of de toediening van profylaxe aan personen ter verkrijging van een internationaal geldig certificaat als bedoeld in artikel 36 van de Internationale Gezondheidsregeling.
2. Onverminderd het eerste lid, kan het bestuurscollege, op voordracht van de geneeskundige, andere personen aanwijzen die de inentingen of de toediening van profylaxe als bedoeld in het eerste lid mogen verzorgen.
3. De certificaten worden opgesteld volgens het in bijlage 6 van de Internationale Gezondheidsregeling opgenomen model, met dien verstande dat ze worden:
a. opgesteld in de Engelse taal,
b. ondertekend door geneeskundige of, indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, door de eindverantwoordelijk arts of de verpleegkundige, die de indicatiestelling voor de vaccinatie heeft verricht, onder verantwoordelijkheid van deze arts, en
c. worden voorzien van een stempel, waarvan de afdruk de naam en het adres van de betreffende gezondheidsdienst en de datum van vaccinatie weergeeft.
4. De inenting van personen tegen gele koorts geschiedt uitsluitend met een door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) goedgekeurde entstof.
1. De minister kan in overeenstemming met de Minister van Justitie een laboratorium aanwijzen voor het verrichten van onderzoek ten behoeve van de volksgezondheid en justitie.
2. De volgende instanties kunnen een beroep op de organisatie, bedoeld in het eerste lid,: de gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 11, het Staatstoezicht voor de Volksgezondheid, het RIVM en het openbaar ministerie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3. De aanwijzing wordt ingetrokken, indien de organisatie naar het gezamenlijk oordeel van de minister en de Minister van Justitie niet meer in staat blijkt te zijn het laboratoriumonderzoek naar behoren te vervullen dan wel een publiek belang dit vereist.
1. De organisatie, bedoeld in artikel 53, stelt jaarlijks vóór 1 juli een verslag op van zijn werkzaamheden, alsmede de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het afgelopen jaar. Het verslag wordt aan de minister gezonden.
2. De werknemers van de krachtens artikel 53 aangewezen rechtspersoon zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun bij het verrichten van hun werkzaamheden bekend is geworden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of uit de uitvoering van de krachtens deze wet opgelegde taak de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
De eilandsraad heft geen eigen bijdrage voor het verrichten van de bij of krachtens de artikelen 2, 4, 5 en 6 opgedragen taken, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
1. Het openbaar lichaam draagt de kosten van de maatregelen die krachtens hoofdstuk V van deze landsverordening worden genomen. Ook draagt het openbaar lichaam de kosten van de toegekende tegemoetkomingen aan hen, die inkomsten derven door de maatregelen, bedoeld in de artikelen 26, 30, 32 en 41.
2. In afwijking van het eerste lid draagt:
a. de exploitant van een haven of luchthaven de kosten van de maatregelen die door de gezaghebber krachtens artikel 48 zijn opgedragen,
b. de vervoersexploitant de kosten van de maatregelen die door de gezaghebber krachtens artikel 49 zijn opgedragen.
3. De in artikel 41, derde lid, onder c, bedoelde goederen worden voor vernietiging door de gezaghebber gewaardeerd. Het bestuurscollege keert aan de eigenaar als schadeloosstelling het bedrag uit waarop de goederen zijn gewaardeerd.
4. Het bestuurscollege is bevoegd de kosten verbonden aan de maatregelen, bedoeld in de artikelen 26, 30, 32 en 41 te verhalen op de persoon ten aanzien van wie een maatregel is getroffen, indien die persoon niet tot vrijwillige medewerking bereid is geweest. De artikelen 65 tot en met 66 zijn van overeenkomstige toepassing.
De kosten verband houdende met het bij of krachtens artikel 44 opgelegde voorzieningenniveau komen ten laste van de exploitant.
1. De kosten ter verkrijging van een certificaat als bedoeld in artikel 51 komen ten laste van de gezagvoerder van het desbetreffende schip.
2. De kosten van inenting van personen of de toediening van profylaxe aan personen ter verkrijging van een certificaat als bedoeld in artikel 52, komen ten laste van de belanghebbende.
3. De tarieven voor het verkrijgen van de certificaten, bedoeld in de artikelen 51 en 52, zijn kostendekkend.
1. Wat betreft het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid belast met het uitoefenen van de in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Gezondheidswet genoemde taken. Artikel 36, derde lid, van de Gezondheidswet is niet van toepassing. De artikelen 5.11 tot en met 5.20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbare gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid.
1. In het geval van een besmetting of infectie of bij een gegrond vermoeden daarvan, zijn binnen hun ambtsgebied de gezaghebber en de daartoe aangewezen ambtenaren van de gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 11, bevoegd, desgevraagd na het tonen van een legitimatiebewijs, elke plaats te betreden of te verlaten, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak op grond van deze wet nodig is. Zonodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.
2. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, wordt aan het optreden van de in het eerste lid genoemde personen, geen enkele beperking, van praktische of financiële aard, verbonden.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het optreden van de in de artikelen 59 en 60 genoemde personen in het kader van het toezicht of de opsporing.
Indien in deze wet de bevoegdheid is toegekend tot het toepassen van bestuursdwang zijn de bepalingen van deze paragraaf van toepassing.
Bestuursdwang omvat het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met de desbetreffende bepalingen van deze landsverordening is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
1. Een beslissing tot het toepassen van bestuursdwang wordt op schrift gesteld en geldt als een beschikking. De beschikking vermeldt welk voorschrift is overtreden.
2. De beschikking wordt bekendgemaakt aan de overtreder en andere belanghebbenden.
3. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreder en eventuele andere rechthebbenden de tenuitvoerlegging van bestuursdwang kunnen voorkomen door zelf de in de beschikking vermelde maatregelen te treffen. Geen termijn behoeft te worden gegund indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
4. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan wordt gezet, wordt zo spoedig mogelijk alsnog voor de opschriftstelling en bekendmaking gezorgd.
1. De overtreder is de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De beschikking vermeldt dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder plaatsvindt.
3. Indien de kosten echter geheel of gedeeltelijk niet ten laste van de overtreder zullen worden gebracht, wordt dat in de beschikking vermeld.
4. Onder de kosten worden begrepen de kosten verbonden aan de voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze kosten zijn gemaakt na het tijdstip waarop de termijn bedoeld in artikel 62, derde lid, is verstreken.
5. De kosten zijn ook verschuldigd indien de bestuursdwang door opheffing van de onrechtmatige situatie niet of niet volledig is uitgevoerd.
1. Bij dwangbevel kan van de overtreder de verschuldigde kosten, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, worden ingevorderd.
2. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.
3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het openbaar lichaam.
4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van het openbaar lichaam kan het gerecht in eerste aanleg de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.
1. Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft de arts die handelt in strijd met de artikelen 16, eerste, tweede of derde lid, 17, eerste, tweede of derde lid, 19, vierde lid, of 25.
2. Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft het hoofd van een laboratorium dat handelt in strijd met artikel 20, tweede of vijfde lid.
3. Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categoriewordt gestraft het hoofd van een instelling die handelt in strijd met artikel 21, eerste lid.
4. Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categrie wordt gestraft de gezagvoerder die handelt in strijd met artikel 45 eerste of tweede lid, of die weigert te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 46 en 47, derde lid, onder b.
5. Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft de exploitant van een haven of luchthaven die handelt in strijd met artikel 45, vierde lid.
6. Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 52.
7. De in het eerste tot en met zesde lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
1. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die zich onttrekt aan de krachtens de in de artikelen 32, eerste lid, of 41, tweede of derde lid, onder a of b, ten aanzien van hem genomen maatregelen, dan wel de in artikel 41, derde lid, onder c, bedoelde waren onttrekt aan een krachtens dat lid genomen maatregel.
2. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die het in artikel 42 bedoelde stoffelijk overschot onttrekt aan een krachtens dat artikel genomen maatregel.
3. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft het onbevoegd betreden van een voor isolatie of quarantaine aangewezen locatie.
4. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de exploitant van een haven of luchthaven die handelt in strijd met artikel 44, vierde lid, of met een krachtens artikel 48 gegeven opdracht.
5. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de vervoersexploitant die handelt in strijd met een krachtens artikel 49 gegeven opdracht.
6. De in het eerste tot en met vijfde lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
1. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die verwijtbaar de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 54, tweede lid, schendt.
2. Met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft degene die opzettelijk de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 54, tweede lid, schendt.
3. Geen vervolging wordt ingesteld anders dan op verzoek van degene te wiens aanzien de geheimhoudingsplicht is geschonden.
4. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding. Het in het tweede lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.
1. Met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met opdrachten die krachtens artikel 47, eerste of tweede lid, zijn gegeven.
2. Met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de gezagvoerder die handelt in strijd met artikel 47, derde lid, onder a.
3. Met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die zich onttrekt aan een op grond van de artikelen 26 of 30 ten aanzien van hem genomen maatregel.
4. De in het eerste, tweede en derde lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
Het vaccinatieprogramma omvat toediening van de volgende vaccins, afgeleverd door of vanwege het RIVM, aan personen in de leeftijd van:
0 maanden*: hepatitis B-vaccin;
2 maanden**: gecombineerd difterie-, kinkhoest-, tetanus-, poliomyelitis-vaccin gemengd met haemophilus influenza type b-vaccin; daarnaast geconjugeerd pneumokkenvaccin;
3 maanden**: gecombineerd difterie-, kinkhoest-, tetanus-, poliomyelitis-vaccin gemengd met haemophilus influenza type b-vaccin; daarnaast geconjugeerd pneumokkenvaccin;
4 maanden**: gecombineerd difterie-, kinkhoest-, tetanus-, poliomyelitis-vaccin gemengd met haemophilus influenza type b-vaccin; daarnaast geconjugeerd pneumokkenvaccin;
11 maanden**: gecombineerd difterie-, kinkhoest-, tetanus-, poliomyelitis-vaccin gemengd met haemophilus influenza type b-vaccin; daarnaast geconjugeerd pneumokkenvaccin;
14 maanden: gecombineerd bof-, mazelen-, rubella-vaccin; daarnaast geconjugeerd meningokokken C-vaccin;
4 jaar: gecombineerd difterie-, kinkhoest-, tetanus-, polio-vaccin;
9 jaar: gecombineerd difterie-, tetanus-, polio-vaccin; daarnaast gecombineerd bof-, mazelen-, rubella-vaccin;
12 jaar***: humaan papillomavirus-vaccin (+ twee vervolg vaccinaties, respectievelijk ongeveer 1 maand en 6 maanden na eerste vaccinatie).
* Alleen indien de moeder van de persoon geïnfecteerd is met met het hepatitis B-virus.
** Personen waarvan de moeder geïnfecteerd is met met het hepatitis B-virus, personen met het syndroom van Down, alsmede personen waarvan één van de ouders afkomstig is uit een land waar veel hepatitis B voorkomt, krijgen een gecombineerd difterie-, kinkhoest-, tetanus-, poliomyelitis-vaccin gemengd met haemophilus influenza type b-vaccin en hepatitis B-vaccin; daarnaast geconjugeerd pneumokkenvaccin
i. in de leeftijd van 0 – 1 maand, 2 – 15 maanden, 3 – 16 maanden, 4 – 17 maanden en 11 – 23 maanden, indien de moeder van de persoon HbsAg-positief is.
*** Alleen vrouwelijke personen.
In dit document staan de WHO-normen1 waaraan wordt getoetst opdat voor een schip een certificaat van sanitaire controle of een certificaat tot vrijstelling van sanitaire controle kan worden afgegeven.
Per WHO-norm worden controlepunten aangegeven waaruit kan blijken dat men aan deze norm voldoet. Deze controlepunten vormen de leidraad voor een inspectie ten behoeve van het verkrijgen van een certificaat.
In de WHO-normen zijn extra eisen opgenomen voor «grote schepen». Met «grote schepen» wordt door de WHO bedoeld «passagiersschepen».
De definitie van een passagiersschip is «een schip ingericht voor meer dan 12 opvarenden anders dan bemanningsleden». In dit programma van eisen zijn de extra normen voor deze passagiersschepen aangegeven via een kader om de tekst.
De keukenmedewerkers die zich bezig houden met het bereiden van voedsel, zijn op de hoogte van de reinigingsprocedures, de bewaarnormen van levensmiddelen en de bereidingswijzen. Als voorbeeld weten de betrokken keukenmedewerkers de minimum en maximum temperaturen voor het bewaren en bereiden van levensmiddelen en zijn ze in staat om zodanig te werken dat ze kruisbesmettingen voorkomen.
De keukenmedewerkers laten zien wanneer en op welke wijze de handen moeten worden gewassen en dat hun persoonlijke hygiëne aan de normen voldoet.
• Toon aan dat de keukenmedewerkers op de hoogte zijn van de afspraken/werkinstructies met betrekking tot onder andere persoonlijke hygiëne, reiniging, hygiënische werkwijze, temperatuur- en bewaarnormen.
• Zorg dat de keukenmedewerkers de handen wassen met water en vloeibare zeep en tenminste op de volgende momenten:
– bij aanvang van het werk en na iedere pauze;
– bij wisselen van werkzaamheden;
– na werken met rauwe producten;
– na toiletbezoek, neus snuiten en niezen;
– bij aanvang van het portioneren en de uitgifte.
De keukenmedewerkers zijn in het bezit van de benodigde opleidingscertificaten verkregen bij een relevante opleiding voor het behandelen en het bereiding van voedsel. Het kennisniveau wordt bijgehouden en indien bijscholing vereist is, zal deze worden gevolgd. Hiervan worden registraties bijgehouden.
• Toon aan dat er een opleiding- en bijscholingsplan is voor de keukenmedewerkers.
• Registreer per medewerker de gevolgde training, opleiding en bijscholing op het gebied van voedselveiligheid.
Voedsel zal worden verkregen van bronnen aan de wal die door de lokale overheid daarvoor als geschikt worden bevonden. De producten dienen schoon, onbeschadigd en vrij van bederf te zijn en mogen niet op andere manieren een gevaar voor de gezondheid van de bemanning en of passagiers vormen. Rauwe producten en ingrediënten worden niet geaccepteerd aan boord wanneer bekend is dat deze parasieten, ongewenste micro-organismen, pesticiden, veterinaire contaminanten bevatten of zijn bedorven. Ook worden producten niet geaccepteerd als deze vreemde substanties bevatten die niet tot een acceptabel niveau zijn terug te brengen door normaal te sorteren of te verwerken. Waar toepasbaar zullen specificaties voor ontvangst worden opgesteld en gebruikt. Er wordt gewerkt volgens het first in, first out (FIFO) principe zodat de voorraad rouleert door oude producten eerder te gebruiken dan de nieuwe voorraad.
• Leg vast aan welke eisen een product tijdens de ontvangst moet voldoen.
• Controleer bij aflevering op het schip of de producten schoon zijn, onbeschadigd, vrij van bederf zijn en de temperatuur voldoet aan de norm zoals in WHO norm 2.3.3. Controleer ook op de houdbaarheidsdatum of de «te gebruiken tot» termijn. Registreer de bevindingen in een logboek.
• Accepteer geen producten waarvan geconstateerd is dat zij niet voldoen aan de norm.
• Hanteer het first in, first out (FIFO) principe voor de opslag van producten.
• Controleer de binnenkomende leveringen van levensmiddelen op de aanwezigheid van plaagdieren. Registreer de bevindingen in een logboek.
Er worden registraties bijgehouden van de bewaartemperaturen.
Levensmiddelen worden betrokken van veilige bronnen en worden op de juiste wijze opgeslagen, bereid en geserveerd.
• Controleer één keer per week de temperatuur van de gekoelde en diepgevroren opslag. Registreer de bevindingen in een logboek.
• Dek voedsel af en voorzie producten van een houdbaarheidsdatum.
• Zorg dat de oppervlakten waar voedselbereiding plaatsvindt schoon zijn.
• Gebruik alleen materialen die glad en afwasbaar zijn.
• Houd koelverse en diepgevroren producten zo kort mogelijk (maximaal 30 minuten) buiten de koeling of vriezer.
• Verhit rauwe producten tot tenminste 75 °C in de kern of totdat deze gaar zijn. Uitzondering zijn hierbij de producten die geen interne besmetting hebben ondergaan zoals biefstuk. Deze producten moeten tot tenminste 45 °C worden verhit.
• Koel producten terug binnen vijf uur tot een temperatuur van ten hoogste 7 °C.
Levensmiddelen, verpakt of onverpakt, die uitgeserveerd worden in een buffet, een service-line of in een saladebar, dienen op een zodanige geschikte wijze te worden gepresenteerd dat er geen kans op besmetting van de medewerkers of de passagiers kan ontstaan.
Zelfbedieningsbuffetten en salade bars waar niet verpakte producten ter consumptie worden aangeboden, zijn voorzien van serveergereedschap en uitgiftemethoden die de besmetting van levensmiddelen en dranken voorkomen.
Levensmiddelen moeten tijdens opslag en transport worden beschermd tegen vervuiling door zeewater, lenswater, afvalwater, hydraulische vloeistoffen en brandstof.
In een buffet of serveerruimte moeten warme levensmiddelen warm worden gehouden en koude producten gekoeld worden uitgegeven.
• Zorg dat het buffet, een service-line en/of saladebar is voorzien van ademschotten.
• Dek producten waar mogelijk af.
• Leg tangen, vorken of andere materialen bij het gerecht zodat de producten hiermee kunnen worden gepakt of opgeschept.
• Sla producten op in afgesloten ruimten die beschermd zijn tegen verontreinigen van buitenaf.
• Bewaar en serveer warme producten op een producttemperatuur van minimaal 60°C.
• Bewaar en serveer koude gerechten op een producttemperatuur van ten hoogste 7 °C.
Er is minimaal één plaats toegewezen als handenwasgelegenheid en deze plek is uitgerust met wegwerphanddoeken/handblowers, een zeepdispenser en een afvalbak.
• Voorzie de kombuis/keuken van een handenwasgelegenheid. Dit houdt in een plaats waar de handen kunnen worden gewassen.
• Voorzie de handenwasgelegenheid van een zeepdispenser, handdoekjes voor eenmalig gebruik met een afvalbak of een handblower.
De kombuis/keuken en andere ruimten waar levensmiddelen worden voorbereid en verwerkt, zijn uitgerust met een gemakkelijk te bereiken wasbak die is aangewezen als handenwasgelegenheid. Deze handenwasgelegenheid is uitgerust met wegwerphanddoeken, zeep en een afvalbak.
De handenwasgelegenheid is alleen en te allen tijde voor dit doel te gebruiken.
• Voorzie de kombuis/keuken en andere ruimten waar levensmiddelen worden bereid en bewerkt van een handenwasgelegenheid die altijd beschikbaar is.
• Zorg dat de handenwasgelegenheid is voorzien van een zeepdispenser, handdoekjes voor eenmalig gebruik met een afvalbak of een handblower.
• Geef bij de handenwasgelegenheid aan dat deze handenwasgelegenheid alleen bestemd voor het wassen van de handen.
• Plaats de handenwasgelegenheid op een makkelijk te bereiken plek.
Er is een schoonmaakschema aanwezig en er wordt periodiek onderhoud gepleegd. Dit geldt voor de inrichting, de installatie, de apparatuur en het materiaal dat wordt gebruikt voor de voedselbereiding.
Alle gebruiksmiddelen zoals potten, pannen en materialen die in contact komen met voedsel, zijn voldoende schoon, gereinigd en zo nodig gedesinfecteerd.
Er blijven geen voedselresten achter die plaagdieren aantrekken.
• Beschik over en werk volgens een schoonmaakprocedure met een bijbehorend schoonmaakschema.
• Reinig de kombuis/keuken na afloop van de werkzaamheden en zorg dat er geen voedselresten achterblijven.
• Beschik over een afvinklijst en vink hierop af wanneer de periodieke schoonmaak van het desbetreffende onderdeel is uitgevoerd.
• Beschik over en gebruik een onderhoudsplan voor de kombuis/keuken.
• Zorg dat de materialen schoon zijn.
• Dek producten af en verpak producten zodanig dat plaagdieren niet worden aangetrokken.
• Zorg voor en werk volgens een procedure voor de opslag en verwerking van afval.
• Leeg afvalbakken tijdig zodat deze niet overvol zijn.
Er zijn geschreven schoonmaakschema’s en onderhoudsrichtlijnen voor elke kritieke ruimte in de kombuis/keuken die bij kan dragen aan de besmetting van levensmiddelen aan boord.
• Noteer per ruimte welke onderdelen met welke frequentie gereinigd en gedesinfecteerd moeten worden en op welke wijze. Leg dit vast in een schoonmaakschema.
• Noteer per ruimten welke onderdelen met welke frequentie vervangen moeten worden en/of een onderhoudsbeurt moeten ondergaan. Leg dit vast in een onderhoudsschema.
De kombuis/keuken is zo ingericht dat plaagdieren zich niet kunnen verschuilen.
Alle ruimten waarin de bereiding van voedsel plaatsvindt, zijn gemaakt van ondoordringbaar materiaal met een glad oppervlak dat goed gereinigd kan worden en geen gelegenheid biedt voor plaagdieren om een schuilplek te vormen.
• Zorg dat de inrichting van de kombuis/keuken en de opstelling van de apparatuur zodanig is, dat een goede reiniging mogelijk is en dat plaagdieren zich niet kunnen nestelen.
• Zorg dat de vloer van de kombuis/keuken van ondoordringbaar, makkelijk te reinigen en niet absorberend materiaal is.
Alle oppervlakken, materialen en inrichtingen zijn geschikt voor hun doel. Dit betekent dat ze niet vochtdoorlatend zijn, gemakkelijk kunnen worden gereinigd, goed af zijn te sluiten en beschermen tegen het binnendringen van plaagdieren.
• Zorg dat de oppervlakken en materialen in goede staat, glad en afwasbaar zijn. Voedselcontactplaatsen zijn naadloos en niet-toxisch*.
• Sluit en werk de kombuis/keuken zodanig af, dat de toegang voor plaagdieren is versperd.
De voedselbereidingruimte is alleen bestemd voor voedselbereidingswerkzaamheden.
• Voer in de kombuis/keuken alleen werkzaamheden uit die gerelateerd zijn aan voedselbereiding.
• Geef alleen geautoriseerd personeel toegang tot de voedselbereidingsruimte.
Er is voldoende warm en koud water beschikbaar van drinkwaterkwaliteit. Dit is te allen tijde te gebruiken voor de bereiding van levensmiddelen.
• Voorzie de kombuis/keuken van koud en warm stromend drinkwater.
• Gebruik bij de bereiding en bewerking van voedsel alleen drinkwater.
Er zijn ventilatie- en afzuigvoorzieningen aanwezig. Deze moeten voldoende capaciteit hebben voor de aanwezige apparatuur en het aantal keukenmedewerkers.
• Zorg voor en gebruik een goedwerkende en onderhouden ventilatie- en afzuigvoorziening.
• Voorkom zichtbare condens.
Er is voldoende licht aanwezig.
• Zorg dat er in de kombuis/keuken zoveel licht aanwezig is, dat zowel de producten als de omgeving visueel beoordeeld kunnen worden op de aanwezigheid van vuil op of verontreinigingen in het voedsel.
De opslagruimten voor voedsel zijn gemaakt van een ondoordringbaar materiaal met een glad oppervlak wat goed gereinigd kan worden en geen gelegenheid biedt om een schuilplaats voor plaagdieren te vormen.
• Zorg dat de ruimte visueel schoon is en bouwtechnisch in een goede staat.
• Zorg dat de ruimten en materialen van glad en ondoordringbaar materiaal zijn.
Voedsel wordt bewaard op voldoende hoogte boven de vloer/dek (minimaal ongeveer 15 cm) en zodanig dat er geen water kan binnendringen en geen verontreiniging kan optreden.
Het aanwezige voedsel is veilig voor consumptie en zonder versnijding/ bijmengingen (met chemische of andere stoffen) en is verkregen van bronnen die voldoen aan de geldende wet- en regelgeving van de regio of het land van herkomst.
Het systeem van opslag voorkomt verontreiniging van voedsel met vreemde voorwerpen, stof, schadelijke dampen, ongewenste chemicaliën en voorkomt kruisbesmetting tussen levensmiddelen.
• Bewaar voedsel op een afstand van minimaal ongeveer 15 cm van de vloer.
• Zorg dat de houdbaarheidstermijn van de producten in de opslag (koelvers, diepvries en droge kruidenierswaren) niet overschreden wordt.
• Zorg dat de producten / verpakkingen niet beschadigd of verontreinigd zijn.
• Zorg dat de opslagruimte zodanig is dat er geen water kan binnendringen en geen verontreiniging kan optreden.
• Dek producten af en verpak producten zodanig dat er geen verontreiniging door vreemde voorwerpen, stof, schadelijke dampen of ongewenste chemicaliën kan optreden.
• Houd een duidelijke scheiding aan tussen de opslag van rauwe en bereide producten.
De koel- en vriesruimten zijn geschikt om de gekoelde en of bevroren producten op de voorgeschreven temperatuur te houden. Temperaturen worden gecontroleerd en hiervan worden registraties bijgehouden.
Chemische of giftige materialen worden gescheiden en veilig opgeslagen en zodanig dat deze niet in contact kunnen komen met levensmiddelen.
Levensmiddelen worden opgeslagen op een daarvoor bestemde veilige plaats en afgeschermd tegen mogelijke besmetting en verontreiniging.
Levensmiddelen worden opgeslagen in een schone, droge ruimte en worden niet blootgesteld aan water van buitenaf, stof of andere verontreinigingen op minimaal ongeveer 15 cm boven de vloer/dek.
• Voorzie elke koude opslagruimte (koelingen, vriezers, e.d.) van een thermometer.
• Zorg dat er minimaal één voedselthermometer aanwezig is waarmee de temperatuur van producten kan worden gecontroleerd.
• Bewaar gekoelde producten bij ten hoogste 4 °C.
• Bewaar diepvriesproducten bij minimaal – 12 °C.
• Controleer en registreer wekelijks de temperatuur van de opslagruimte.
• Registreer afwijkingen van de norm met de bijbehorende genomen actie in het logboek en controleer of de genomen maatregelen effectief zijn.
• Sla geen schoonmaakmaterialen of -middelen op in de opslagruimten voor voedsel.
• Sla producten op in een schone, droge ruimte.
• Voorzie producten van een houdbaarheidsdatum zodat de bewaartermijn kan worden bewaakt en wordt voorkomen dat producten bederven en andere producten besmetten.
Voedsel wordt niet voor een langere periode blootgesteld aan de omgevingstemperatuur. Voorbeelden van aanbevolen bewaartemperaturen van bederfelijke producten zijn:
Voedsel wordt zonodig warm bewaard met behulp van warmhoudapparatuur bij een temperatuur van tenminste 60 °C (145 °F) en wordt zolang als nodig op die temperatuur gehouden.
Bederfelijke producten en dranken worden normaal koud bewaard op een temperatuur die lager is dan 4 °C (40 °F) behalve tijdens de bereiding of voor het opdienen onmiddellijk na de bereiding. Wanneer voedsel voor een langere periode wordt bewaard, dan wordt aanbevolen om dit te doen bij een temperatuur van 4 °C (40 °F). Groenten en fruit worden bewaard in een koele ruimte. De ideale bewaartermperaturen zijn voor vlees en vis tussen de 0 °C en de 3 °C (32–37 °F), voor zuivel en zuivelproducten 4 °C (40 °F) en voor fruit en groenten tussen de 7 °C en de 10 °C (45–50 °F). Om praktische redenen mogen vanwege beperkte koelcapaciteit, vlees en vleesproducten, vis en visproducten, eieren en eiproducten, zuivel en zuivelproducten opgeslagen worden bij < 5 °C (41 °F) en groente en fruit bij < 10 °C (50 °F)
Diepvriesproducten worden bewaard bij een temperatuur lager dan –12 °C (10 °F).
• Bewaar warme gerechten op een producttemperatuur van minimaal 60 °C.
• Bewaar vlees en vleesproducten, vis en visproducten, eieren en eiproducten, zuivel en zuivelproducten op een producttemperatuur van ten hoogste 4 °C.
• Bewaar groenten en fruit (onbewerkt) in een koele ruimte op een producttemperatuur tussen de 7 en 10 °C.
• Bewaar diepvriesproducten op een producttemperatuur lager dan –12 °C.
• Bewaar gekoelde producten niet langer dan 30 minuten bij een producttemperatuur van 7 °C of hoger.
Het vrachtruim, en zeker die bestemd is voor de opslag van consumptiegoederen, zijn afgeschermd tegen het binnendringen van water, plaagdieren, vectoren of andere verontreiniging of besmetting. In geval van een lading van consumptiegoederen wordt toezicht gehouden op de lading op sporen van plaagdieren of een tekenen van verontreiniging of bederf.
• Scherm het vrachtruim af tegen weersomstandigheden, inslag van water en het binnendringen van vectoren en plaagdieren. Ook bij een open vrachtruim dient de lading tegen deze factoren beschermd te zijn.
• Controleer regelmatig en neem maatregelen indien er tekenen zijn van bederf, verontreiniging of de aanwezigheid van plaagdieren.
Het ruim dient normaliter leeg te zijn bij een inspectie. Aanwezig ballastwater en materiaal in het ruim is van dien aard of zodanig opgeslagen, dat een grondige inspectie niet wordt verhinderd.
• Zorg dat het ruim tijdens de inspectie zo veel mogelijk leeg is.
• Sla materiaal in het ruim zodanig op dat een grondige inspectie niet wordt verhinderd.
• Zorg dat het aanwezige ballastwater in een zodanige hoeveelheid is, dat een grondige inspectie niet wordt verhinderd.
De bemanningsverblijven moeten zijn ingericht overeenkomstig de geldende ILO-conventie. De bemanningsverblijven mogen geen schuilplaats bieden aan plaagdieren en de ruimten moeten schoon zijn en voldoende verlicht.
• Richt de bemanningsverblijven in volgens de eisen van de geldende ILO-conventie voor bemanningsverblijven C133-19703.
• Zorg dat de ruimten schoon zijn en goed onderhouden.
• Controleer regelmatig op de aanwezigheid van plaagdieren en neem maatregelen indien er tekenen zijn van plaagdieren.
• Zorg dat er in de bemanningsverblijven zoveel licht aanwezig is, dat de omgeving visueel beoordeeld kan worden op de aanwezigheid van vuil of plaagdieren.
Alle tanks, slangen, kleppen en apparatuur bedoeld voor het gebruik van drinkwater worden niet voor andere doeleinden gebruikt en zijn duidelijk gemarkeerd met de tekst «alleen bestemd voor drinkwater». Het coderen van de leidingen met een kleur is toegestaan.
• Gebruik drinkwatertanks, slangen, kleppen en apparatuur die voor drinkwater bedoeld zijn, niet voor andere doeleinden dan voor drinkwater.
• Voorzie drinkwaterleidingen van een markering die duidelijk herkenbaar is. Dit kan met een opschrift «drinkwater» (in de werktaal op het schip) en/of middels kleurcode.
De drinkwatertanks delen geen gemeenschappelijke wand met de romp van het schip of met tanks en leidingen die voor andere doeleinden dan drinkwater worden gebruikt.
Drinkwatertanks moeten geconstrueerd zijn met materialen die geen verontreiniging afgeven aan het water in de tank.
Drinkwatertanks zijn zo geplaatst in een ruimte in een schip dat er geen verontreiniging kan plaatsvinden door vuil, plaagdieren, excessieve opwarming of andere contaminanten.
De drinkwatertanks zijn toegankelijk voor inspectie, onderhoud en reiniging en moeten zijn uitgerust met een aparte aftapmogelijkheid.
• Zorg dat de drinkwatertank geen gemeenschappelijke wand heeft met tanks en leidingen die voor andere doeleinden dan drinkwater worden gebruikt.
• Voorkom kruisbesmetting van het drinkwater door verontreiniging van de tank.
• Gebruik voor de tank materialen die verontreiniging van het drinkwater niet mogelijk maken, zoals bijvoorbeeld roestvrij staal.
• Zorg dat de omgeving van de drinkwatertank schoon is en vrij van plaagdieren.
• Situeer de tank zodanig dat vervuiling door werkzaamheden of andere omgevingsfactoren niet mogelijk is. Leidingen anders dan drinkwaterleidingen, mogen niet door de tank lopen.
• Plaats de tank op een zodanige manier in een ruimte opdat de temperatuur van het water niet boven de 20 °C komt.
• Zorg dat er een inspectieluik is dat gebruikt kan worden voor inspectie, onderhoud en reiniging.
• Controleer op aanwezigheid van roest, vuil of besmettelijke materialen en verwijder dit indien dit geconstateerd wordt.
• Voorzie de tank van een aftappunt ten behoeve van de bemonstering van het water.
Drinkwater wordt opgeslagen in tanks die zodanig zijn geconstrueerd en gelokaliseerd dat deze zijn beschermd tegen vervuiling van buitenaf.
De behandeling van water aan boord gebeurt zodanig dat het ingenomen water voldoet aan de eisen voor drinkwater overeenkomstig de Guidelines for drinking-water quality 2004 (WHO 2004)4 of enige relevante lokale wetgeving. Wanneer het water gechloreerd wordt, moet de contacttijd voldoende lang zijn en moet er een meetbare hoeveelheid vrij chloor overblijven in de te vullen tank.
Er wordt voorkomen dat drinkwater, dat via leidingen uit de tanks naar de technische installaties gaat, terug kan stromen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van onder andere terugslagkleppen.
Drinkwatertanks delen geen gemeenschappelijke wand met de romp of met andere opslagtanks (anders dan drinkwatertanks).
Er lopen geen leidingen door de drinkwateropslag die bedoeld zijn voor andere producten dan drinkwater.
• Toon aan dat het drinkwater zuiver is en niet vervuild.
• Toon aan dat de controles van het drinkwater wordt geregistreerd in een hiervoor bestemd logboek.
• Controleer en registreer na het innemen van water de hoeveelheid vrij chloor in het drinkwater. Neem corrigerende maatregelen indien er niet aan de norm wordt voldaan en controleer of de genomen maatregelen effectief zijn.
• Noteer datum, tijdstip en locatie van inname van het drinkwater in een logboek.
• Toon met behulp van de installatietekeningen aan dat er geen water terug kan stromen vanuit andere technische systemen naar het drinkwatersysteem. Dit kan middels het plaatsen van terugslagkleppen op relevante plaatsen of een ander dergelijk systeem dat de terugstroom van water voorkomt.
• Controleer minimaal één keer per zes maanden de aanwezige terugslagkleppen op een juiste werking. Leg deze controle schriftelijk vast.
Drinkwatersystemen zijn uitgerust met een chloreer-/halogenatiesysteem of andere mogelijkheden om adequaat microbiële verontreiniging te verwijderen of af te doden en verontreiniging te verwijderen.
Bij de inname van drinkwater moeten testrapporten van de drinkwaterkwaliteit opgevraagd worden bij de havenautoriteit. De waterkwaliteit aan boord moet regelmatig bemonsterd worden. Wanneer de kwaliteit van het ingenomen water niet door de autoriteiten kan worden gegarandeerd, volstaat het gebruik van een eigen test-kit aan boord van het schip mits deze voldoet aan de Standaardmethodes voor het Onderzoek van Water.
Drinkwatersystemen zijn uitgerust met een systeem dat de terugstroom van water voorkomt.
• Zorg dat er een systeem aanwezig is dat het drinkwater zuivert en microbiële verontreinigingen verwijdert.
• Toon middels een kwaliteitsrapport aan dat het drinkwater bij inname en tijdens opslag aan boord van voldoende kwaliteit is.
• Leg in een procedure vast dat de eigen watercontroles worden uitgevoerd volgens de Standaardmethodes voor het Onderzoek van Water5.
• Leg de uitkomsten van de eigen watercontroles vast in een logboek.
• Controleer visueel of het water vervuild is en neem maatregelen indien er vervuiling aanwezig is. Controleer vervolgens of de genomen maatregelen effectief zijn geweest.
• Voorkom terugstroming vanuit andere technische systemen naar het drinkwatersysteem door het plaatsen van terugslagkleppen of andere dergelijke systemen die de terugstroom van water verhinderen.
De drinkwaterkwaliteit van een bron aan land wordt beoordeeld voor het wordt ingenomen. Hierbij wordt minimaal de registraties van de kwaliteitscontrole gecontroleerd. De haven en de lokale autoriteiten onderzoeken of het drinkwater voldoet aan de minimale veiligheidseisen. Onderzoek van de drinkwaterkwaliteit maakt deel uit van de drinkwaterbehandeling routine aan boord van het schip.
Schepen die aan boord het water zuiveren met behulp van verdampers of een omgekeerde osmose installatie, gebruiken deze niet in vervuilde gebieden, in havens of als ze voor anker liggen.
Schepen nemen geen drinkwater aan uit voertuigen of schepen die voor meerdere doeleinden gebruikt worden dan als het vervoer van water alleen. Voor de inname van drinkwater wordt gebruik gemaakt van leveranciers die door de lokale autoriteiten daarvoor zijn aangewezen. De watermanagement procedures aan boord van een leverend schip verzekeren dat de ontvangst, verwerking, opslag en aflevering onder zulke sanitaire voorwaarden gebeuren, dat de veiligheid van het drinkwater kan worden gegarandeerd.
(Vul)slangen die gebruikt worden voor het transport van drinkwater zijn zodanig ontworpen dat deze niet voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt.
• Leg in een procedure vast op welke wijze de kwaliteit wordt gewaarborgd bij de ontvangst van het water aan boord.
• Leg controles van het water vast in een logboek. Toon aan dat er corrigerende maatregelen zijn genomen indien het water niet voldeed aan de norm.
• Toon aan dat het innemen van water ten behoeve van zuivering aan boord alleen in schone gebieden* plaatsvindt en niet in havens of als het schip voor anker ligt.
• Toon aan op welke wijze de veiligheid van het drinkwater wordt gegarandeerd.
• Zorg dat de koppeling van de (vul)slang zodanig is dat de (vul)slangen alleen voor drinkwater kunnen worden gebruikt. Aansluiten van andere slangen mag niet mogelijk zijn.
• Codeer de (vul)slangen die bestemd zijn voor drinkwater.
De riolering is solide, lekdicht en geïsoleerd van andere systemen om kruisbesmetting te voorkomen. De tanks dienen voldoende capaciteit te hebben om te voorkomen dat deze over kunnen lopen. Installaties voor de behandeling van het afvalwater, dienen regelmatig gecontroleerd te worden. Er mag niet geloosd worden in gebieden waar dit niet is toegestaan (havens) en er mag geen afvalwater als lenswater in het ruim terecht kunnen komen.
• Zorg dat de riolering goed geconstrueerd en onderhouden, solide, lekdicht en geïsoleerd is van andere systemen.
• Zorg dat de capaciteit van de riolering toereikend is.
• Voorkom lekkages en het overlopen van de opslag.
• Leg vast in welke gebieden er geloosd mag worden.
• Voer de controle op de werking van de installatie voor de behandeling van het afvalwater uit volgens instructies van de fabrikant.
Schepen vervoeren per jaar miljoenen tonnen ballastwater over de wereld. Ballastwater is essentieel om bij onbeladen schepen de schroef onder water te houden en tevens voldoende stabiliteit en dus de veiligheid te waarborgen. Het innemen, transporteren en weer lozen van ballastwater leidt tot het (ongewenst) vermengen van water uit verschillende regio’s van de wereld. Behalve een veilige vaart van het schip zorgt het lozen van ballastwater op een andere plaats dan waar het verkregen is voor milieu- en economische problemen:
Ballastwater bevat micro-organismen en pathogenen (kiemen) die, indien zij in een andere dan de eigen habitat worden geloosd, veel schade aanrichten in een ander ecosysteem dan waar zij thuishoren. Via pathogene micro-organismen in ballastwater kunnen infectieziekten verspreid worden.
De afsluiters van de ballastwatertanks in de haven zijn in de «off» stand ter voorkoming van onbedoelde lozing. De verantwoordelijke havenautoriteit kan toestemming verlenen tot een lozing van ballastwater nadat er een risico inventarisatie is gemaakt en er gewerkt wordt overeenkomstig de eisen van de IHR en de International Convention on Control and Management of Ship Ballast Water and Sediments7.
• Plaats de ballastwaterkleppen in de «off» stand.
• Voorkom een onbedoelde of onbevoegde lozing van ballastwater.
• Loos alleen ballastwater met toestemming van de havenautoriteit.
• Werk volgens de eisen van de IHR en de International Convention on Control and Management of Ship Ballast Water and Sediments (momenteel nog niet van kracht).
• Toon het formulier IMO 868-20* en de toepasselijke scheepsregistraties.
De opslagruimten voor vast afval en voedselafval zijn ontoegankelijk voor plaagdieren.
• Zorg dat de afvalopslagruimten/afvalcontainers voldoende zijn afgesloten voor plaagdieren.
Er is een beschermde opslagmogelijkheid voor infectieus medisch afval.
• Sla medisch afval op in een in een aparte afgesloten afvalbak.
• Zorg dat er geen kruisbesmetting mogelijk is.
Het (medisch) afval wordt opgeslagen in ruimten die alleen voor dat doel zijn aangewezen, ingericht en duidelijk gemarkeerd.
• Sla afval op in speciaal hiervoor aangewezen containers en in de ruimten die alleen voor dit doel zijn aangewezen.
• Zorg dat deze afvalruimten/voorzieningen afgesloten zijn en de toegang voor plaagdieren is verhinderd.
• Markeer de afvalruimte/voorziening middels tekst of kleur zodat voor iedereen duidelijk is dat dit de afvalruimte/voorziening betreft.
• Zorg dat er een scheiding is tussen de afvalruimte voor algemeen afval en medisch afval. Geef duidelijk aan welke ruimte voor welk afval is bestemd.
Vast afval, voedselresten en medisch afval worden verwijderd overeenkomstig de geldende internationale en nationale regelgeving en verordeningen.
• Verwijder medisch afval van boord volgens geldende nationale wet- en regelgeving*.
• Toon door middel van registraties en contracten met afvalverwerkingsbedrijven dat het afval veilig en legaal is verwijderd.
De eisen betreffende het bewaren en het verwijderen van het afval van boord zijn schriftelijk vastgelegd in de bedrijfsregels en procedures welke zijn opgenomen in een afvalbeheersplan. Dit afvalbeheersplan is afgestemd op de lokale regelgeving en protocollen voor de verwerking van afval die van kracht zijn in de te bezoeken havens.
Voor de verwijdering van het afval worden contracten afgesloten met voor dit doel door de havenautoriteit goedgekeurde bedrijven of agenturen.
• Toon aan dat er een afvalbeheersplan is.
• Leg in het afvalbeheersplan vast op welke wijze het afval wordt opgeslagen en verwijderd en werk volgens dit plan.
• Zorg dat dit afvalbeheersplan te allen tijde inzichtelijk is.
In stilstaand water kunnen zich larven ophouden. Dergelijk stilstaand water mag niet aanwezig zijn aan boord. De ruimten in en rond de reddingsboten, de spuigaten, de goten, de gangboorden en de luchtzuiveringsinstallatie moeten geïnspecteerd worden op stilstaand water wanneer deze niet in gebruik zijn.
• Controleer regelmatig de ruimten in en rond de reddingsboten, de spuigaten, de goten, de gangboorden en de luchtzuiveringsinstallatie op stilstaand water.
• Verwijder stilstaand water indien aanwezig.
De machinekamer, de motorafdekking en isolatiemateriaal zijn vrij van plaagdieren.
• Controleer regelmatig de machinekamer, motorafdekking en zichtbaar isolatiemateriaal en neem maatregelen indien er tekenen zijn van de aanwezigheid van plaagdieren.
Ruimten die bedoeld zijn voor het onderzoek en de behandeling van zieke bemanningsleden zijn gescheiden van andere bemanningsactiviteiten. De ruimten zijn goed verlicht, schoon en bieden privacy. De onderzoek/behandelruimte is goed onderhouden en uitgerust met een drinkwatervoorziening en handenwasgelegenheid. Er worden registraties bijgehouden van medische handelingen. Medisch (scherp) afval wordt veilig ontdaan. Wanneer er geen gekwalificeerd medisch personeel (artsen en verpleegkundigen) aan boord is, zijn er gebruikshandleidingen van medische voorzieningen aanwezig en zijn er ook procedures aanwezig om extern medisch advies aan te vragen wanneer zich een medisch urgent probleem en/of een ziekte uitbraak voordoet aan boord.
• Zorg dat er een aparte ruimte aanwezig is waar zieke bemanningsleden kunnen worden onderzocht en/of behandeld. Dit kan een tijdelijk aangewezen ruimte zijn.
• Voorzie de ruimte van voldoende verlichting.
• Zorg dat de ruimte schoon is.
• Bied voldoende privacy.
• Onderhoud de apparatuur en werkmaterialen zodanig dat deze glad en afwasbaar zijn. Hierdoor is een goede reiniging mogelijk.
• Onderhoud het instrumentarium periodiek en leg dit vast in een logboek. Reinig en indien nodig desinfecteer het instrumentarium na gebruik.
• Zorg dat er een handenwasgelegenheid met vloeibare zeep en handdoeken voor eenmalig gebruik en een drinkwatervoorziening aangewezen is.
• Registreer de medische handelingen die worden uitgevoerd.
• Zorg dat de handleidingen van de medische apparatuur aanwezig zijn.
• Zorg dat er een procedure is waarin staat vermeld op welke wijze extern medisch advies kan worden gevraagd.
• Sla scherpe voorwerpen op in een goedgekeurde (bijv. UN gekeurd) naaldcontainer.
• Sla medisch afval op in een aparte afgesloten afvalbak.
De medische voorzieningen en apparatuur aan boord dienen in een goede staat te verkeren en worden onder hygiënische omstandigheden bewaard. Het onderhoud vindt plaats zoals is voorgeschreven door de fabrikant.
In de behandelruimte zijn voldoende geschikte handenwasgelegenheden aanwezig.
• Zorg dat de apparatuur schoon is, geen gebreken vertoont, niet roestig is of beschadigd is.
• Toon aan dat er een onderhoudsplan is voor de medische apparatuur en installaties.
• Reinig en desinfecteer de apparatuur volgens aanwijzingen van de fabrikant.
• Voorzie de medische ruimte van voldoende handenwasgelegenheden met een zeepdispenser, handdoekjes voor eenmalig gebruik met een afvalbak of een handblower.
Bevoegd en bekwaam medische personeel (artsen/verpleegkundigen) of andere bemanningsleden die aangewezen zijn voor deze werkzaamheden zijn getraind in het verlenen van eerste hulp.
• Toon aan dat het medisch personeel getraind is in het verlenen van eerste hulp.
Medicatie wordt alleen aan passagiers of de bemanning verstrekt door getraind en bevoegd en bekwaam personeel. Er worden registraties bijgehouden van het gebruik van medicijnen.
• Laat alleen medicatie verstrekken door bevoegd en bekwaam personeel.
• Registreer op een inventarisatielijst welke medicatie is verstrekt.
• Zorg dat de houdbaarheidstermijn van de medicijnen niet overschreden wordt.
• Sla medicatie op volgens voorschrift van de fabrikant.
Ziekte onder de bemanningsleden wordt geregistreerd.
• Registreer ziekte van bemanningsleden.
Er wordt een gestructureerd, leesbaar en actueel logboek bijgehouden en dit is te raadplegen en te gebruiken in de behandelruimten. In het logboek wordt bijgehouden welke ziekte bij wie (passagiers/bemanning) is geconstateerd en behandeld en welke medicatie is verstrekt. Registraties in het logboek bevatten minimaal: 1) datum eerste bezoek aan de medische dienst/afdeling, naam, leeftijd, geslacht van de patiënt; 2) of het een passagier of bemanningslid betreft; 3) de functie van het bemanningslid; 4) hutnummer; 5) datum en tijd aanvang ziekte; 6) symptomen van de ziekte; 7) notities van eventueel afgenomen monsters of andere eventueel ondernomen acties, wanneer dit van toepassing is.
Het medisch logboek is in te zien tijdens inspecties.
• Zorg dat het medisch personeel op de hoogte is van en toegang heeft tot het medisch logboek.
• Noteer in een logboek welke ziekte er bij welke personen zijn behandeld en welke medicatie is gegeven.
• Zorg dat het logboek te allen tijde inzichtelijk is tijdens een inspectie.
• Hanteer in het logboek een taal die voor iedereen leesbaar is. Dit houdt in tenminste in een internationale taal.
• Houd het logboek up to date.
• Noteer in het logboek minimaal
1) datum eerste bezoek aan de medische dienst/afdeling, naam, leeftijd, geslacht van de patiënt;
2) of het een passagier of bemanningslid betreft;
3) de functie van het bemanningslid;
4) hutnummer;
5) datum en tijd aanvang ziekte;
6) symptomen van de ziekte;
7) notities van eventueel afgenomen monsters of andere eventueel ondernomen acties wanneer van toepassing.
De keukenmedewerkers vertonen geen symptomen van besmettelijke ziekten zoals geelzucht, braken, diarree, misselijkheid, koorts, zichtbare infectieuze huidaandoeningen of zweren of uitvloed uit neus, ogen of oren.
• Leg vast hoe te handelen wanneer een keukenmedewerker symptomen heeft van besmettelijke ziekte of andere medisch urgent probleem.
• Toon aan dat de medewerkers op de hoogte zijn van de geldende afspraken.
• Zorg dat medewerkers die symptomen van geelzucht, braken, diarree, misselijkheid, koorts, zichtbare infectieuze huidaandoeningen of zweren of uitvloed uit neus, ogen of oren hebben, niet werken in de kombuis/keuken.
De persoonlijke medische informatie betreffende de gezondheid van passagiers, bemanningsleden en anderen wordt vertrouwelijk behandeld overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving.
• Behandel de persoonlijke medische informatie vertrouwelijk.
• Toon aan dat er afspraken zijn over het behandelen van vertrouwelijke persoonsgegevens.
• Zorg dat de medewerkers van de medische dienst/afdeling op de hoogte zijn van de afspraken over het behandelen van vertrouwelijke persoonsgegevens.
Zwembaden en sauna’s voldoen aan de eisen die zijn omschreven in de WHO richtlijnen over Safe Recreational Water Environments, Vol 2 Swimming pools, Spas and similar Recreational Water Environments – WHO 200410.
• Voldoe aan de eisen die zijn omschreven in de WHO richtlijnen over Safe Recreational Water Environments, Vol 2 Swimming pools, Spas and similar Recreational Water Environments – WHO 2004.
• Stel een risicoanalyse op waarin is omschreven:
– Het type zwembad;
– De omgeving;
– Het gedrag van de gasten;
– Personele verantwoordelijkheid;
– Helderheid van het water;
– Mogelijke (micro)biologische gevaren;
– Mogelijke chemische gevaren;
– Mogelijke fysieke en fysische gevaren.
• Stel aan de hand van de risicoanalyse een beheersplan op waarin staat omschreven hoe de risico’s worden beheerst. Hierin moet tenminste zijn opgenomen:
– Periodieke controle waterkwaliteit;
– Reiniging en desinfectie;
– Onderhoudsplan;
– Veiligheidsplan.
Zwembaden en spa’s worden gevuld met zeewater of drinkwater waarbij de aanvoerleiding een luchtslot of terugslagklep heeft of een vergelijkbaar systeem om terugstroom te voorkomen.
Het zwemwater in zwembaden en whirlpools dient voor gebruik eerst een desinfectieproces te ondergaan zodat microbiële verontreiniging wordt verwijderd of geïnactiveerd. Dit kan chemisch (chloor) of fysisch (U.V./ filtratie) gebeuren. Desinfectie is niet nodig indien het zwembad of de whirlpool voorzien is van een zodanig goed functionerende doorstroomvoorziening met zeewater, dat er geen reëel risico op besmetting van gebruikers is.
Er worden geschreven of elektronische registraties bijgehouden van het onderhoud, het desinfectieproces en het gebruik van de zwembaden en spa’s. Dit gebeurt volgens aanwijzing van de fabrikant.
• Plaats een terugstroombeveiliging in de aanvoerleiding van het zwembad of spa. Dit kan door middel van een luchtslot, terugslagklep of een vergelijkbaar systeem.
• Desinfecteer het zeewater voordat dit wordt gebruikt als zwembadwater. Dit kan chemisch (chloor) of fysisch (U.V./ filtratie) gebeuren. Desinfectie is niet nodig indien het zwembad of de whirlpool voorzien is van een zodanig goed functionerende doorstroomvoorziening met zeewater, dat bij de dagelijkse controles geen verontreiniging wordt aangetoond.
• Controleer het water dagelijks op verontreinigingen (microbiologisch, fysisch en chemisch). Registreer de gevonden waarden in een logboek. Neem corrigerende maatregelen indien niet wordt voldaan aan de norm en controleer of de genomen maatregelen effectief zijn.
• Voer onderhoud aan het zwembad uit volgens aanwijzing van de fabrikant. Registreer de onderhoudswerkzaamheden in het logboek.
Er moeten (hygiëne)regels gesteld zijn en hygiënemaatregelen genomen zijn met betrekking tot eventuele dieren aan boord en hun ontlasting en overig afval.
• Stel duidelijke (hygiëne)regels op met betrekking tot de aanwezigheid van dieren aan boord. Informeer de eigenaren van de aanwezige dieren over de aan boord geldende (hygiëne)regels.
• Geef middels een schriftelijke instructie voor de medewerkers aan, welke gedeelten van het schip wel en niet toegankelijk zijn voor (huis)dieren.
• Zorg dat de dieren niet zonder toestemming van het land van aankomst van boord gaan. De eigenaar dient zorg te dragen dat alle lokaal vereiste bescheiden toonbaar zijn.
Op passagiersschepen dient overwogen te worden om een procedure te hebben waarin de te nemen maatregelen beschreven staan in geval van een incident met fecesvervuiling.
• Stel zonodig een procedure op waarin staat vermeld hoe te handelen bij een incident met fecesvervuiling.
• Zorg dat alle bemanningsleden op de hoogte zijn van deze procedure.
Er moeten maatregelen van kracht zijn (overeenkomstig de IHR 2005) om de passagiersverblijven op alle praktische uitvoerbare manieren permanent vrij te houden van bronnen van besmetting of verontreiniging. Dit gebeurt door vectoren en plaagdieren te weren en mogelijke broed- of schuilplaatsen voor vectoren en plaagdieren te voorkomen.
• Zorg dat er een Integrated Pest Management (IPM) plan aanwezig is waarin staat omschreven op welke wijze de aanwezigheid van plaagdieren wordt verhinderd en/of voorkomen en welke locaties volgens welke frequentie worden gecontroleerd op de aanwezigheid (van mogelijke broed- of schuilplaatsen) van plaagdieren.
Ballastwater is water wat wordt ingenomen om het schip de juiste stabiliteit en trim te geven voor een veilige vaart. Ballastwater is vaak troebel water en bevat meestal allerlei micro-organismen. Er dient van uit gegaan te worden dat ballastwater ook ziekmakende micro-organismen bevat.
Persoon die deel uit maakt van de bemanning.
Brutotonnage. De inhoud van een schip in gewichtstonnen.
Medewerkers die toestemming hebben gekregen tot een bepaalde taak of ruimte. Bijvoorbeeld: keukenmedewerkers zijn geautoriseerd om de kombuis/keuken te betreden tijdens werkzaamheden met voeding.
HACCP staat voor Hazard Analysis Critical Control Points. Een HACCP-systeem is een voedselveiligheidssysteem waarin de risico’s op besmetting van het voedsel middels normen en controles tot een minimum worden gebracht.
International Labour Organisation (internationale arbeidsorganisatie van de VN).
IPM is gebaseerd op de internationale principes van het Integrated Pest Management. Het heeft als doel het duurzaam voorkomen van plaagdieren in productieprocessen, (groot)keukens, horeca en overige ruimten waar voedsel verbruikt en/of genuttigd wordt. IPM is gericht op een grondige inspectie van de omgeving, het uitvoeren van een maximaal maatregelenpakket om plaagdieren te weren en eventueel toepassing van alternatieve bestrijdingsmethodes. Chemische bestrijdingsmiddelen worden alleen als laatste hulpmiddel en zeer beperkt ingezet.
De kookplaats op een schip.
Water dat door lekkage of uit de ketels in het ruim is gelopen.
Luchtsluis; dubbele luchtdichte sluis. Een luchtslot werkt hetzelfde als een schutsluis in een kanaal.
Medisch afval kan worden verdeeld in twee categorieën: risicohoudend en niet-risicohoudend medisch afval. Voorbeelden van risicohoudend afval zijn al het afval met bloed, alle scherpe voorwerpen (naalden, mesjes, etc.) en anatomisch afval. Deze categorie dient verplicht te worden opgehaald door een gespecialiseerd en erkend bedrijf. Voorbeelden van niet-risicohoudend medisch afval: verbanden (ook in geval van geringe bevuiling met bloed e.d.), disposables, onderleggers, spuiten zonder naald en sondes. Dit afval mag tezamen met gewoon huishoudelijk afval worden verpakt in de gewone huisvuilzak en verwijderd worden.
Een plan waarin is omschreven welke onderdelen van de kombuis/keuken op welk moment worden nagekeken en/of worden vervangen.
Alle aanwezige personen op een schip.
Een schip ingericht voor meer dan 12 opvarenden anders dan bemanningsleden.
Dieren die voor overlast kunnen zorgen zoals insecten of knaagdieren. De meest voorkomende plaagdieren zijn ratten, muizen, kakkerlakken, duiven, bedwantsen, wespen, muggen/muskieten en andere stekende insecten.
Vectoren zijn dieren die op zichzelf geen plaagdier hoeven te zijn, maar wel (andere) plaagdieren of ziekmakende micro-organismen bij zich kunnen dragen en over kunnen brengen.
Plaatsen in de keuken die in aanraking komen met voedsel. Voorbeelden van voedselcontactplaatsen zijn werkbanken en keukenapparatuur.
Een vrachtschip is een schip dat uitsluitend bedoeld is voor het vervoer van goederen. Vrachtschepen zijn te verdelen in schepen voor rivieren en binnenwateren en schepen voor de zeevaart.
De Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization, WHO) is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties gevestigd in Genève met als doel wereldwijde aspecten van de gezondheidszorg in kaart te brengen, activiteiten op het gebied van de gezondheidszorg te coördineren en de gezondheid van de wereldbevolking te bevorderen.
WHO Interim technical advice for inspection and issuance of ship sanitation certificates, August 2007.http://www.who.int/csr/ihr/travel/TechnAdvSSC.pdf
Toxische contactplaatsen voor voedsel zijn oppervlakken of materialen waarbij een chemische laag (zoals verf) aanwezig is.
ILO-conventie voor bemanningsverblijven C133-1970 http://www.ilo.org/ilolex/cgi-lex/convde.pl?C133
Guidelines for drinking-water quality 2004 (WHO 2004) http://www.who.int/water_sanitation_health/dwq/gdwq3rev/en/
Standaardmethodes voor het Onderzoek van Water http://www.who.int/water_sanitation_health/dwq/gdwq2v1/en/index2.html
Onder schone gebieden wordt verstaan minimaal 12 zeemijl van land. In de praktijk houdt men tevens rekening met de waterdiepte en neemt men pas water in bij gebieden met een bodemdiepte van tenminste 200 meter.
International Convention on Control and Management of Ship Ballast Water and Sediments http://www.imo.org/Conventions/mainframe.asp?topic_id=867
Het Ballastwatervedrag is nog niet werking getreden. Hierdoor is het momenteel nog niet mogelijk om dit formulier te tonen.
De nationale wet- en regelgeving op het gebied van afval zijn:
– Besluit voorkoming verontreiniging schepen http://www.milieuom.nl/beslinwerkringtreding.pdf
– Marpol 73/78: http://www.imo.org/Conventions/contents.asp?doc_id=678&topic_id=258
– Wet Milieubeheer (Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=WET%20MILIEUBEHEER
– WIP richtlijnen Infectieus afval http://www.wip.nl
Safe Recreational Water Environments, Vol 2 Swimming pools, Spas and similar Recreational Water Environments WHO 2004 http://www.who.int/water_sanitation_health/bathing/bathing2/en/
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-645.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.