Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 601 | Beschikking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 601 | Beschikking |
De Minister van Justitie,
Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Besluit:
de tekst van de Wet ongevallenverzekering BES in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.
’s-Gravenhage, 22 september 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de eerste oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
de Minister van Arbeid en Sociale Zaken;
de Sociale Verzekeringsbank;
iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande een of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te lande gevestigd, een of meer werknemers, die eveneens hier te lande gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland;
een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve:
voor wat degene betreft, die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht: indien hij zelf door de bank als werkgever is aangemerkt;
ouders en inwonende kinderen van de werkgever tenzij van een normaal dienstverband tegen het gebruikelijke loon sprake is;
huispersoneel en thuiswerkers, met uitzondering van hen, die arbeiden met bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen als gevaarlijk aangewezen stoffen;
de kapitein en schepelingen op Nederlands-Antilliaanse zeeschepen;
degene, die in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam en aan de voor hem geldende rechtspositieregelingen aanspraak op tegemoetkoming bij ongeval kan ontlenen. Indien de in aangenomen werk arbeidende persoon, die niet zelf door de bank als werkgever is aangemerkt, zich bij het verrichten van zijn arbeid door anderen laat bijstaan, worden ook die anderen beschouwd als werknemer van de werkgever, van wie het werk is aangenomen. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen personen, die ingevolge het voorgaande niet de hoedanigheid van werknemer hebben, als werknemer worden aangemerkt, eventueel onder nader te stellen voorwaarden;
de geneeskundige die op aanwijzing of met goedvinden van de bank de werknemer onderzoekt of behandelt;
de geneeskundige die als zodanig door de bank is aangewezen;
een ongeval dat de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen, alsook de bij landsbesluit houdende algemene maatregelen aan te wijzen ziekten en lichamelijke letsels, in betrekkelijk korte tijd ontstaan, mits voldaan is aan de daarbij gestelde voorwaarden;
de toestand waarin de werknemer verkeert, die als gevolg van een ongeval gedurende een etmaal of langer niet in staat is om zijn normale arbeid te verrichten of deze arbeid zo lang niet mag verrichten hetzij om een medisch noodzakelijk onderzoek mogelijk te maken hetzij om te voorkomen dat zijn genezing wordt belemmerd;
elke uitkering in welke vorm ook welke de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsook ontvangsten van derden, welke van invloed zijn op de voorwaarden der arbeidsovereenkomst, behalve:
vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no. 24);
de sociale verzekeringspremies welke ten laste van de werkgever komen;
vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is;
vergoeding welke bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
bij een uurloon: de geldswaarde van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door 6;
bij een weekloon: de geldswaarde van het loon per week gedeeld door 6;
bij een maandloon: de geldswaarde van het loon per maand vermenigvuldigd met 3 en gedeeld door 78;
bij een uurloon: de geldswaarde van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door 5;
bij een weekloon: de geldswaarde van het loon per week gedeeld door 5;
bij een maandloon: de geldswaarde van het loon per maand vermenigvuldigd met 3 en gedeeld door 65;
minderjarige wettige en natuurlijke kinderen;
minderjarige onwettige kinderen ten aanzien van wie de mannelijke werknemer of gewezen werknemer bij rechterlijk vonnis is veroordeeld tot het voorzien in het levensonderhoud danwel bij authentieke akte de onderhoudsplicht heeft erkend, of die met hem in een gezinsverband samenwonen;
minderjarige aangehuwde en pleegkinderen behorende tot het gezinsverband van de werknemer of gewezen werknemer; en
kinderen, genoemd in de hieraan voorafgaande gedachtenstrepen, die meerderjarig zijn geworden en wier tijd geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding voorzover zij de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt;
de kinderen die door de werknemer of gewezen werknemer worden onderhouden en opgevoed als waren zij eigen kinderen.
1. Werkgever en werknemer stellen bij de aanvang van het dienstverband en telkens, wanneer het loon gewijzigd wordt, het dagloon vast met inachtneming van het daaromtrent in artikel 1 bepaalde.
2. Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit huisvesting, verstrekkingen in natura, onderricht of geldelijke uitkeringen waarvan de grootte niet bij voorbaat vaststaat zoals provisie, commissie, tantième, fooien, vergoeding voor aangenomen werk e.d., bepalen werkgever en werknemer ter vaststelling van het dagloon de gemiddelde geldswaarde daarvan.
3. Indien het aantal werkuren per week, in het geval een uurloon wordt betaald niet bij voorbaat vaststaat, bepalen werkgever en werknemer, ter vaststelling van het dagloon het te verwachten gemiddelde aantal werkuren per week.
4. De bank kan al dan niet op verzoek van werkgever of werknemer het dagloon vaststellen of het vastgestelde dagloon wijzigen. Zij brengt haar beslissing, welke in de plaats treedt van de beslissing van werkgever en werknemer, schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van de werkgever en de werknemer.
5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen regelen worden vastgesteld, welke bij de bepaling van de geldswaarde van het niet in geld genoten loon moeten worden in acht genomen.
1. De werknemer aan wie een ongeval is overkomen heeft krachtens de bepalingen van deze landsverordening en ongeacht het voortduren van het dienstverband tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit geneeskundige behandeling en verpleging, en uitkeringen in geld.
2. De nagelaten betrekkingen van de werknemer, die als gevolg van een ongeval is overleden, hebben krachtens de bepalingen van deze landsverordening tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit uitkeringen in geld.
1. De werknemer heeft recht op geneeskundige behandeling en verpleging zolang de gevolgen van het ongeval dit noodzakelijk maken.
2. De geneeskundige behandeling en verpleging omvat:
a. geneeskundig onderzoek en geneeskundige behandeling met inbegrip van specialistisch onderzoek en specialistische behandeling;
b. verpleging in een ziekeninrichting met inbegrip van verblijf ter observatie;
c. verstrekking van geneesmiddelen en verbandmiddelen;
d. verstrekking en vernieuwing van kunstmiddelen, welke kunnen bijdragen tot vermindering of opheffing van de arbeidsongeschiktheid of tot verbetering van de levensomstandigheden en welke voorkomen op een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgestelde lijst;
e. onderricht in het gebruik van kunstmiddelen als vorenbedoeld;
f. vervoer;
g. voortdurende hulp van derden
een en ander voor zover zulks in verband met de gevolgen van het ongeval noodzakelijk is, evenwel uitsluitend op het eiland waar de werknemer verblijft of voor zover aldaar niet te verkrijgen op een ander eiland van de Nederlandse Antillen. In het laatste geval kan aan de werknemer vergoeding worden toegekend terzake van loonderving en van reis- en verblijfkosten overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgestelde regelen.
3. Op schriftelijk verzoek van de werknemer kan de bank bepalen dat in plaats van geneeskundige behandeling en verpleging een vergoeding wordt verstrekt overeenkomstig de regelen daaromtrent bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
1. De werknemer, die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de bank.
2. Bij gehele arbeidsongeschiktheid bedraagt het ongevallengeld per dag:
a. gedurende de eerste 52 weken: 100% van het dagloon van de werknemer;
b. voor de verdere duur: 80% van het dagloon van de werknemer;
3. Indien het loon met terugwerkend kracht is verhoogd, wordt ter bepaling van het ongevallengeld met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.
4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het ongevallengeld per dag gedurende de in het tweede lid genoemde tijdvakken een in een evenredige verhouding tot het percentage van de arbeidsongeschiktheid staand deel van de in het tweede lid genoemde percentages van het dagloon.
5. De werknemer heeft geen recht op ongevallengeld over de zondagen, of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen, terwijl de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek geldt bovendien geen recht heeft op ongevallengeld over de vrije zaterdagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen.
6. Wanneer de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid van zijn werkgever loon ontvangt, wordt het ongevallengeld per dag verminderd met het bedrag, waarmede het ongevallengeld en het loon per dag tezamen het oorspronkelijke loon per dag overtreft.
7.
a. Van de nagelaten betrekkingen van de als gevolg van het hem overkomen ongeval overleden werknemer hebben, met ingang van de dag na die van het overlijden, recht op een uitkering in geld:
de echtgenote of echtgenoot met wie de overleden werknemer ten tijde van het ongeval gehuwd was, of van wie de overledene gescheiden was doch in wier levensonderhoud de overledene moest voorzien, met dien verstande dat de uitkering eindigt op de dag dat zij of hij opnieuw in het huwelijk treedt;
de kinderen van de werknemer in wier levensonderhoud de overledene geheel of gedeeltelijk moest voorzien of voorzag;
de ouders, indien de overledene kostwinner was, tot de dood van de langstlevende met dien verstande dat zij slechts dan recht hebben op uitkering, indien eerdergenoemde nagelaten betrekkingen hun volle uitkering hebben ontvangen en de maximum uitkering als bedoeld in onderdeel b nog niet is bereikt, terwijl het recht van de ouder van de overledene in ieder geval eindigt op de dag, waarop hij of zij opnieuw in het huwelijk treedt.
b. De uitkering van de echtgenote of echtgenoot bedraagt per dag dertig procent; aan een kind per dag vijftien procent, doch twintig procent indien het ouderloos is en aan de ouder of ouders ten hoogste dertig procent van het dagloon van de overleden werknemer, met dien verstande dat de uitkeringen aan alle nagelaten betrekkingen tezamen niet meer dan zestig procent van het dagloon bedragen. Indien de echtgenote of echtgenoot en de kinderen tezamen, eventueel de kinderen tezamen, recht zouden hebben op een hogere uitkering dan zestig procent van het dagloon, wordt de uitkering aan ieder evenredig verminderd.
c. De nagelaten betrekkingen hebben geen recht op uitkeringen over de zondagen, terwijl de nagelaten betrekkingen van de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek gold bovendien geen recht hebben op uitkeringen over de zaterdagen.
d. Een kind kan tegelijkertijd slechts op grond van één overlijden uitkering genieten.
8.
a. Het ongevallengeld waartoe de werknemer gerechtigd is, kan indien de arbeidsongeschiktheid langer dan 52 weken heeft bestaan en vermindering of verdere vermindering daarvan niet is te verwachten, worden omgezet in een uitkering ineens bedragende het ongevallengeld per dag, vermenigvuldigd met 1872, indien het dagloon gebaseerd is op een 6-daagse werkweek en met 1560 indien het dagloon gebaseerd is op een 5-daagse werkweek. In geval het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan 30% kan de omzetting al dan niet op verzoek van de werknemer plaats hebben; in geval het arbeidsongeschiktheidspercentage 30% of hoger is kan de omzetting slechts in buitengewone gevallen – ter beoordeling van de bank – plaats hebben, op verzoek van de werknemer.
b. Indien de werknemer geen Nederlander is en zich vestigt of heeft gevestigd in een plaats buiten de Nederlandse Antillen kan het ongevallengeld, waartoe hij gerechtigd is, op de onder a bedoelde wijze worden omgezet in een uitkering ineens.
c. Indien de werknemer, die als gevolg van het hem overkomen ongeval is overleden, geen Nederlander was en zijn nagelaten betrekkingen zich vestigen of zijn gevestigd in een plaats buiten de Nederlandse Antillen kan de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen recht hebben worden ongezet in een uitkering ineens, bedragende voor ieder van hen het totaal van de periodieke uitkeringen waartoe hij gerechtigd is, doch over ten hoogste zes jaren.
9. De nagelaten betrekkingen van een werknemer die als gevolg van een hem overkomen ongeval is overleden, hebben als tegemoetkoming in de begrafeniskosten recht op een uitkering ineens, bedragende f 1000,–.
10. De echtgenote, echtgenoot of ouder van de overledene, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, die een huwelijk aangaat, heeft recht op een uitkering ineens, bedragende het totaal van de periodieke uitkeringen waartoe zij of hij gerechtigd is, over twee jaren.
11. Wanneer het dagloon van de werknemer, voor wie een 6-daagse werkweek geldt, meer dan NAF 164,25 bedraagt en van de werknemer, voor wie een 5-daagse werkweek geldt, meer dan NAF 197,10 bedraagt, komt het meerdere niet in aanmerking voor berekening van de uitkeringen.
12. De overleden werknemer wordt als kostwinner in de zin van het zevende lid, onderdeel a aangemerkt voor zover hij of zij geheel of in overwegende mate in het levensonderhoud van zijn of haar ouders voorzag.
13. Tijdens het dienstverband is de werkgever in geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer verplicht een uitkering gelijk aan het ongevallengeld waarop de werknemer over de betreffende loontermijn tegenover de bank recht heeft, aan de werknemer uit te betalen op de dag waarop het loon moet worden uitbetaald of zou moeten worden uitbetaald indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn. De werkgever die een uitkering volgens het bepaalde in de voorgaande volzin heeft uitbetaald heeft, in plaats van de werknemer, tegenover de bank recht op het betreffende ongevallengeld en op uitbetaling daarvan uiterlijk zeven dagen na schriftelijke aanvrage bij de bank, in te dienen na afloop van de maand waarin de uitkering werd uitbetaald. Indien de werkgever de uitkering niet tijdig uitbetaalt, keert de bank het ongevallengeld aan de werknemer uit.
14. Voor het eerst per 1 januari 1977 en vervolgens per 1 januari van elk jaar, kan bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid, een toeslag worden verleend op de in artikel 5, tweede en vierde lid respectievelijk het zevende lid, onderdeel a, bedoelde ongevallengelden en uitkeringen indien deze zijn of worden toegekend terzake van een ongeval welke vóór de datum waarop de toeslag wordt verleend, heeft plaats gevonden.
15. De toeslag wordt berekend op basis van de stijging welke het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor de maand augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer voor de maand augustus van het voorafgaande jaar.
16. Ingeval het ongevallengeld, bedoeld in het tweede lid, aan de werknemer persoonlijk door de bank wordt uitbetaald, wordt de premie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no.15) door de bank op het ongevallengeld ingehouden.
16. De Bank is bevoegd om op grond van verdragen, convenanten en andersoortige overeenkomsten met uitvoerders van instellingen van sociale voorzieningen, het ongevallengeld van een werknemer, hetzij periodiek, hetzij middels een uitkering ineens verstrekt, te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van sociale voorzieningen.
17. De Bank is eveneens bevoegd om het ongevallengeld van een werknemer, hetzij periodiek, hetzij middels een uitkering ineens verstrekt, te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van de door de Bank uitgevoerde sociale verzekeringswetten.
18. De in het zestiende en zeventiende lid bedoelde vermindering kan ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het door de Bank verstrekte ongevallengeld. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ongevallengeld.
1. Zo spoedig mogelijk deelt de bank, mede aan de hand van de bevindingen en voorschriften van de behandelende geneeskundige, aan de rechthebbende schriftelijk mede welke tegemoetkoming zal worden verstrekt en eventueel dat en op welke gronden de bank zich niet of niet langer tot tegemoetkoming gehouden acht. De werknemer stelt de werkgever onverwijld van deze mededeling in kennis.
2. Zodra de behandelende geneeskundige bevindt dat de werknemer in verband met de gevolgen van het ongeval:
zich onder geneeskundige behandeling moet stellen;
zich niet of niet langer onder geneeskundige behandeling behoeft te stellen:
als bedlegerig patiënt behandeld moet worden;
niet of niet langer als bedlegerig patiënt behandeld behoeft te worden;
geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is;
niet of niet langer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is;
de voortdurende hulp van derden nodig heeft;
niet of niet langer de voortdurende hulp van derden nodig heeft;
kunstmiddelen behoeft of onderricht in het gebruik daarvan;
geeft hij van deze bevindingen en zijn daaruit volgende voorschriften kennis aan de bank.
1. De werknemer heeft geen recht op tegemoetkoming of verliest dit recht:
a. indien het ongeval te wijten is aan zijn opzet of grove schuld, dan wel aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen;
b. indien en zolang hij zich niet onder behandeling van de behandelende geneeskundige heeft gesteld;
c. indien hij zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd of de mate van zijn arbeidsongeschiktheid toeneemt;
d. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door de bank aangewezen, de behandelende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken of te behandelen dan wel diens voorschriften niet opvolgt of zich daarnaast aan andere geneeskundige behandeling onderwerpt;
e. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door de bank aangewezen, de controlerende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken;
f. indien hij de aanwijzingen van de controlerende geneeskundige ook wanneer deze afwijken van de voorschriften van de behandelende geneeskundige, niet opvolgt;
g. indien hij zonder toestemming van de bank het eiland verlaat, waar hem de tegemoetkoming wordt verstrekt.
2. De nagelaten betrekkingen van de werknemer, die als gevolg van een hem overkomen ongeval is overleden, hebben geen recht op tegemoetkoming indien er sprake is van een der gevallen als bedoeld onder a en c van het voorgaande lid, evenmin als diegene der nagelaten betrekkingen, die het de werknemer overkomen ongeval opzettelijk, door zijn grove schuld of onder de invloed van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen heeft veroorzaakt.
3. Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen tevens rechten ontlenen aan een buitenlandse soortgelijke wettelijke regeling worden de rechten, waarop krachtens deze landsverordening aanspraak bestaat dienovereenkomstig verminderd.
4. Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen tevens recht hebben op pensioen krachtens de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P .B. 1960, no. 83) of krachtens de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194)1 worden de uitkeringen, waarop krachtens deze landsverordening aanspraak bestaat, dienovereenkomstig verminderd met ingang van het tijdstip waarop twee jaren zijn verlopen na de dag van de melding van het ongeval bij de bank, onderscheidenlijk in geval de aanspraak op ongevallengeld bestaat op grond van dezelfde gebeurtenis als die op grond waarvan het weduwen-, weduwnaars- of wezenpensioen werd toegekend of verhoogd. In het laatste geval komt slechts het bedrag waarmede het weduwen- of weduwnaarspensioen werd verhoogd voor vermindering in aanmerking.
1. De werkgever is terzake van de kosten aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden aan de bank een premie verschuldigd.
2. De premie wordt berekend naar een percentage van het dagloon van de werknemer. Het percentage wordt vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
3. Als regel wordt het percentage telkens voor een periode van twee jaren vastgesteld en wel zodanig dat het totaal van de over de eerstvolgende periode te ontvangen premies voldoende zal zijn om daaruit de te verwachten uitgaven van het ongevallenfonds, bedoeld in het negende lid, over die periode te voldoen, alsmede om een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te bepalen reserve te vormen en in stand te houden.
4. Wanneer het dagloon van de werknemer voor wie een 6-daagse werkweek geldt meer dan NAF. 164,25 en van de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek geldt meer dan NAF. 197,10 bedraagt, is over het meerdere geen premie verschuldigd.
5. De bedragen, genoemd in het vierde lid en in artikel 5, elfde lid, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden aangepast aan de ontwikkeling van de prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie. De aanpassing heeft plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging welke het prijsindexcijfer voor de maand augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van, het prijsindexcijfer voor de maand augustus, van het voorafgaande jaar.
6. Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt voor de berekening van de premie met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.
7. De premie wordt ten behoeve van de bank van de werkgever geheven door middel van afdracht op aangifte.
8. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen de werkgevers naar de werkzaamheden, welke zij doen verrichten, in gevarenklassen worden ingedeeld. Daarbij kan worden bepaald, dat en op welke wijze de premie met het oog op de gevarenklasse of -klassen, waarin de werkgaver is ingedeeld, wordt verhoogd.
9. De premie wordt gestort in een door de bank beheerd ongevallenfonds. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de belegging van de gelden van het ongevallenfonds. Het bepaalde in de artikelen 3, leden 2, 3, 4 en 5, 4, 21, lid 1, 21a, 21b, 21c en 21d van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie, met dien verstande dat in plaats van «inhoudingsplichtige» telkens gelezen wordt «werkgever(s)» en dat de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank in de plaats treedt van de Inspecteur der Belasting.
10. Ten laste van het ongevallenfonds komen de door de bank verstrekte tegemoetkomingen, bedoeld in deze landsverordening, alsmede alle andere kosten verbonden aan de uitvoering van deze landsverordening.
1. De werkgever is verplicht de premie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, binnen vijftien dagen na het einde van de maand waarop deze betrekking heeft, op aangifte af te dragen. Indien de werkgever het loon van de werknemer over een tijdvak van langer dan een maand uitbetaalt, is de werkgever verplicht de premie binnen vijftien dagen na het einde van dat tijdvak, op aangifte af te dragen.
2. De werkgever is niet gerechtigd de af te dragen premie te compenseren met vorderingen op de bank.
3. De aangifte wordt gelijktijdig met de afdracht gedaan bij de bank in het eilandgebied waar de werkgever gevestigd is. Indien de werkgever niet binnen de Nederlandse Antillen gevestigd is, geschieden vorenbedoelde aangifte en afdracht bij de bank in het eilandgebied waar de betrokken werknemers hun werkzaamheden verrichten.
4. De bank kan onder door haar te stellen voorwaarden uitstel van het doen van aangifte verlenen.
5. De bank kan van de werkgever die de premie over een tijdvak van langer dan een maand moet afdragen, vorderen dat hij binnen vijftien dagen na het einde van elke maand een gedeelte van de af te dragen premie bij wijze van voorlopige betaling afdraagt.
6. Ook in gevallen dat geen premie behoeft te worden afgedragen, moet de aangifte op de in het eerste, derde tot en met het vijfde lid aangegeven wijze gedaan worden.
1. De bank verstrekt de werkgever het benodigde aantal aangifteformulieren, hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve. De werkgever is, in het geval hij deze formulieren niet van de bank heeft ontvangen, verplicht om de bank te verzoeken deze te verstrekken.
2. De werkgever is gehouden het aangifteformulier duidelijk, volledig, stellig en zonder voorbehoud naar waarheid in te vullen of te doen invullen en te ondertekenen.
3. De werkgever draagt af onafhankelijk van het feit of en tot welk bedrag andere werkgevers van de werknemer afdragen, behoudens een andersluidende beslissing van de bank. Indien er onverschuldigd is betaald, zal de onverschuldigd betaalde premie op verzoek naar verhouding van de betaalde premie worden gerestitueerd aan de rechthebbenden. De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde premie verjaart door verloop van drie jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie is afgedragen.
4. Een werkgever die de Nederlandse Antillen wenst te verlaten, is verplicht terstond aangifte en afdracht te doen over het lopende kalenderjaar:
1. Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven termijn is afgedragen, kan de te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, nageheven worden, zolang niet sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premieschuld is ontstaan, vijf jaren zijn verstreken.
2. Ten aanzien van eenzelfde tijdvak kunnen meerdere aanslagen worden opgelegd.
1. Indien de werkgever niet binnen de voorgeschreven termijn aangifte en afdracht doet, danwel het aangifteformulier onjuist of onvolledig invult, wordt het bedrag van de premie verhoogd met ten hoogste 100%. Deze verhoging wordt als premie beschouwd.
2. De verhoging als bedoeld in het eerste lid kan buiten toepassing blijven, indien de in gebreke geblevene uit eigen beweging schriftelijk mededeling heeft gedaan, dat ten onrechte geen of te weinig premie is afgedragen en daarbij tevens de nodige inlichtingen verstrekt.
1. De werkgever is gehouden een loonadministratie te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de premie is berekend.
2. De loonadministratie moet gedurende vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft, worden bewaard.
1. Hoofdelijk aansprakelijk is:
a. voor de premie en de administratieve boete verschuldigd respectievelijk af te dragen door een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde werkgever: de leider van zijn vaste inrichting binnen de Nederlandse Antillen, zijn binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger danwel degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden;
b. voor de premie en de administratieve boete verschuldigd respectievelijk af te dragen door een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersoon: ieder van de bestuurders;
c. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door twee of meer werkgevers: ieder van de werkgevers.
2. De heffing van de premie ingevolge het eerste lid geschiedt door middel van een aanslag.
1. De werkgever, diens vaste vertegenwoordiger of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden is desgevraagd gehouden aan de bank of aan de door deze aangewezen personen en deskundigen inzage te verlenen of afschrift te verstrekken van de boeken, bescheiden en geschriften, welke door de bank voor de vaststelling van de premie van belang worden geacht.
2. Degene die inzage van de boeken, bescheiden en geschriften, bedoeld in het eerste lid, is gevraagd, wordt geacht die in zijn bezit te hebben, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt.
3. Bij een weigering om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, kan een werkgever, diens vaste vertegenwoordiger of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden, zich niet met vrucht beroepen op de omstandigheid dat hij uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is, zelfs al mocht deze hem bij enig wettelijk voorschrift zijn opgelegd.
Het is een ieder verboden hetgeen hem bij de uitvoering van deze landsverordening of in verband daarmede, nopens inkomen, opbrengst, uitdelingen, medische gegevens en in het algemeen nopens de zaken of werkzaamheden van een ander, blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van deze landsverordening.
1. Invordering van de premie, de administratieve boete en al hetgeen de bank verder uit hoofde van deze landsverordening te vorderen heeft, heeft plaats volgens de regelen, welke van toepassing zijn op de invordering van de directe belastingen, met dien verstande dat de bank in plaats van de Ontvanger met de invordering is belast.
2. De vordering wegens premie, met inbegrip van alle kosten, is bevoorrecht op alle goederen van de werkgever en gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die ter zake van de directe belastingen, die van de artikelen 287 en 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de daarbedoelde kosten zijn gemaakt na de voorlopige of definitieve aanslag.
3. Aanslagen zijn invorderbaar vijftien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.
4. Indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 8b, vierde lid, is de aanslag terstond invorderbaar.
1. In bijzondere gevallen kan de Minister, gehoord de bank, bepalen dat de werknemer en diens nagelaten betrekkingen in plaats van tegenover de bank tegenover de werkgever recht hebben op tegemoetkoming als bedoeld in deze landsverordening. In dat geval is de werkgever de premie als bedoeld in artikel 8 niet verschuldigd.
2. De Minister maakt van zijn in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheid slechts gebruik, indien:
a. de werkgever tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen garantie stelt volgens nader bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te stellen regelen;
b. de werkgever de beschikking heeft over een medische dienst, welke in staat is de werknemer geneeskundige behandeling en verpleging te verstrekken overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening.
3. De in het eerste lid bedoelde werkgever is verplicht om de bank op nader door haar vast te stellen wijze opgave te doen van de ongevallen, die in zijn bedrijf zijn voorgekomen en met betrekking tot de ongevallen aantekening te houden van plaats, tijd en eventueel oorzaak van het ongeval, de behandelende geneeskundige, eventuele getuigen, de vaststelling van de tegemoetkoming en de verstrekte uitkeringen in geld.
4. In de gevallen, waarin de Minister van zijn bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid gebruik heeft gemaakt, wordt voor de toepassing van de artikelen 1 onder «behandelend geneeskundige», 4 lid 3, 5 lid 1, 6 en 7 lid 1 onder d en g in plaats van «bank» gelezen «werkgever» en zijn de artikelen 5 lid 12 en 6 lid 1, tweede volzin, niet van toepassing.
5. De rechthebbende, die bezwaar heeft tegen de beslissing van de werkgever kan binnen drie weken na dagtekening daarvan een bezwaarschrift indienen bij de bank. Deze beslist op het bezwaarschrift en brengt haar beslissing, welke in de plaats treedt van de beslissing van de werkgever, schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van de werkgever en de rechthebbende.
6. De vordering van de arbeider [bedoeld zal zijn: werknemer] en diens nagelaten betrekkingen wegens de tegemoetkoming is bevoorrecht op alle goederen van de werkgever en gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die terzake van de directe belastingen, die van de artikelen 287 en 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de daar bedoelde kosten zijn gemaakt na het ontstaan van de vordering van de arbeider [bedoeld zal zijn: werknemer] of diens nagelaten betrekkingen.
7. De tegemoetkoming aan de in dit artikel bedoelde werknemer of aan diens nagelaten betrekkingen wordt zonder enig voorbehoud door de bank gewaarborgd.
8. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen regelen worden gesteld met inachtneming waarvan de in dit artikel bedoelde werkgever de verplichting tot het verstrekken van de in deze landsverordening bedoelde tegemoetkoming aan de bank kan overdragen.
1. De aanspraken krachtens deze landsverordening vervallen, indien het ongeval niet binnen een jaar na de dag, waarop het de werknemer is overkomen, bij de bank hetzij bij de eigen risicodrager is gemeld.
2. De termijnen van de uitkeringen in geld, welke met zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald.
3. Ieder beding, dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge de bepalingen van deze landsverordening uitsluit of vermindert, is nietig
4. Het is de werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze landsverordening voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer.
5. De werknemer, aan wie een ongeval is overkomen, doch die deswege niet arbeidsongeschikt is geworden, behoudt, indien hij ten behoeve van geneeskundige onderzoek of behandeling, noodzakelijk het verrichten van zijn arbeid onderbreekt, gedurende die tijd tegenover zijn werkgever recht op loon.
6. De werknemer, die de tegemoetkoming in ontvangst neemt, wordt daardoor niet geacht van het recht op het hem eventueel meer toekomende afstand te hebben gedaan.
7. Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen in verband met het ongeval, op grond waarvan een tegemoetkoming als bedoeld in deze landsverordening is toegekend, tegen de werkgever een rechtsvordering tot schadevergoeding heeft naar burgerlijk recht, wordt die vordering op grond van deze landsverordening niet verloren, doch de rechter houdt bij de vaststelling der schadevergoeding rekening met hetgeen krachtens deze landsverordening aan de werknemer of diens nagelaten betrekkingen is toegekend.
8. Hij, die gehouden is tot vergoeding der schade door de werknemer of diens nagelaten betrekkingen geleden, als gevolg van een ongeval, is voor de tegemoetkoming aan de werknemer of diens nagelaten betrekkingen toegekend krachtens deze landsverordening aansprakelijk jegens degene te wiens laste die tegemoetkoming komt. Van degene die als vorenbedoeld aansprakelijk is voor een periodieke uitkering krachtens deze landsverordening kan door degene te wiens laste die uitkering komt, een daarmede overeenkomende uitkering ineens worden gevorderd.
9. De tegemoetkoming is onvervreemdbaar, niet vatbaar voor verpanding of belening, evenmin voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag, behalve tot verhaal van het verschuldigde wegens levering van levensbehoeften, verstrekt aan degeen tegen wie het beslag gedaan wordt, en tot verhaal van onderhoud waartoe degene, die de uitkering geniet, ingevolge wettelijke regelingen is gehouden.
10. De aansprakelijkheid, volgende uit de bepalingen van deze landsverordening, van de niet hier te lande gevestigde werkgever wordt gedragen door zijn hier te lande gevestigde vertegenwoordiger.
1. De bank is belast met de uitvoering van deze landsverordening.
2. Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering uit eigen beweging of op verzoek aan de bank inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk. De door de bank verlangde inlichtingen moeten binnen een door de bank te stellen termijn worden verstrekt. Ook is een ieder verplicht de door de bank gegeven aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van deze landsverordening op te volgen.
3. Bij niet naleving van de in tweede lid opgelegde verplichtingen door de werknemer is de bank bevoegd de te verstrekken tegemoetkomingen en vergoedingen op te schorten.
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de directeur, de onder-directeur, alsmede het daartoe bij landsbesluit aangewezen overige administratieve personeel van de bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.
2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
a. alle inlichtingen te vragen;
b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.
e. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.
3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
4. Op het binnentreden in woningen of in tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.
5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.
6. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezichtsuitoefening op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
7. Artikel 12, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Op overtreding van artikel 11, vierde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, dertiende lid, eerste volzin, 6, eerste lid, tweede volzin, 8b, vierde lid, 8e, 8g, eerste lid, 8h, 9, derde lid, 12, tweede lid, en krachtens artikel 13 wordt een boete geheven van ten hoogste vijfduizend gulden.
2. Onder het niet voldoen aan de verplichtingen van de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid, wordt mede verstaan het verstrekken van inlichtingen die onjuist zijn.
3. Indien een aanslag, welke werd opgelegd wegens het niet voldoen aan de verplichting van artikel 8a, zesde lid, in zijn geheel moet worden verminderd, wordt een boete geheven van honderd gulden.
4. Indien er sprake is van herhaling van eenzelfde overtreding binnen twee jaar wordt het maximum van de boetes, genoemd in het eerste en het derde lid, verdubbeld.
5. De boete wordt geheven middels aanslagen.
1. Overtreding van artikel 11, vierde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, dertiende lid, eerste volzin, 6, eerste lid, tweede volzin, 8b, vierde lid, 8e, 8g, eerste lid, 8h, 9, derde lid, 12, tweede lid en krachtens artikel 13 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
2. Het opzettelijk, mondeling of schriftelijk verstrekken of doen verstrekken van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid, die onjuist zijn alsmede het afleggen van een valse verklaring aan de bank, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
3. Het opzettelijk door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding bewegen van een werknemer om geen gebruik te maken van een hem volgens deze landsverordening toekomend recht wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
4. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen en de in het tweede en derde lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
Een administratieve boete vervalt, indien degene die haar heeft belopen, wegens het feit op grond waarvan boete is verschuldigd, onherroepelijk is veroordeeld, is vrijgesproken of is ontslagen van rechtsvervolging.
1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de directeur, de onder-directeur, het daartoe bij landsbesluit aangewezen overige administratieve personeel van de bank, alsmede de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Inspectie der Belastingen.
2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.
1. Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als «Landsverordening Ongevallenverzekering», treedt in werking op een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.
2. Op het tijdstip als bedoeld in het voorgaande lid vervalt de Ongevallenregeling 1936 (P.B. 1946, no. 103).
3. Aanspraken op tegemoetkoming krachtens de Ongevallenregeling 1936 opgrond van ongevallen, welke vóór de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening hebben plaats gehad, blijven nadien van kracht doch worden geacht te bestaan krachtens deze landsverordening. De tegemoetkomingen komen ten laste van degene, te wiens laste die tegemoetkomingen krachtens de Ongevallenregeling 1936 zouden zijn gekomen; zij worden verstrekt door de bank tenzij degene te wiens laste zij komen wederom eigen risicodrager is. Betreft de tegemoetkoming een periodieke uitkering welke de bank verstrekt, dan kan de bank een daarmede overeenkomende uitkering ineens vorderen van degene te wiens laste die uitkering komt.
4. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening bestaande verzekeringsovereenkomsten, gesloten ingevolge het bepaalde in artikel 10, lid 1 van de Ongevallenregeling 1936, eindigen op genoemd tijdstip.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-601.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.