Beschikking van de Minister van Justitie van 21 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Monumentenwet BES, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

de tekst van de Monumentenwet BES, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

’s-Gravenhage, 21 september 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de eerste oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

TEKST VAN DE MONUMENTENWET BES, ZOALS GEWIJZIGD BIJ DE AANPASSINGSWET OPENBARE LICHAMEN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

a. monumenten:

roerende en onroerende zaken, welke vóór tenminste vijftig jaar vervaardigd zijn en die van algemeen belang worden geacht wegens hun schoonheid, hun kunstwaarde, hun betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het land of hun volkskundige waarde, met inbegrip van archeologisch erfgoed;

b. stads- en dorpsgezichten:

groepen van onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten en pleinen, welke met een of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel;

c. monumenteneilandsverordening:

de verordening bedoeld in artikel 2;

d. beschermde monumenten:

monumenten welke zijn ingeschreven in de bij de monumenteneilandsverordening vastgestelde registers;

e. beschermde stads- en dorpsgezichten:

stads- en dorpsgezichten welke zijn ingeschreven in de bij de monumenteneilandsverordening vastgestelde registers.

f. archeologisch erfgoed:

bouwwerken, voorwerpen of resten die zelfstandig of gezamenlijk, en al dan niet in de context van de vindplaats, duiden op menselijke activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden, doch in elk geval langer dan vijftig jaar geleden.

Artikel 2

De eilandsraden stellen voor het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba een monumenteneilandsverordening vast, waarin voorzieningen worden getroffen tot het behoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten.

Artikel 3

De monumenteneilandsverordening regelt in ieder geval:

  • a. de wijze waarop monumenten en stads- en dorpsgezichten tot beschermde monumenten respectievelijk beschermde stads- en dorpsgezichten worden aangewezen;

  • b. de publicatie van de aanwijzing tot beschermd monument of beschermd stads- en dorpsgezicht;

  • c. het inschrijven van beschermde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten in daartoe bestemde openbare registers;

  • d. de wijze waarop de aanwijzing tot beschermd monument of beschermd stads- en dorpsgezichten ter kennis wordt gebracht aan degenen, die bekend zijn als eigenaar en beperkt gerechtigde daarvan en eveneens aan de bewaarder der openbare registers bedoeld in titel 1, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES ingeval het een onroerende zaak betreft.

Artikel 4

De bewaarder der openbare registers bedoeld in titel 1, afdeling 2, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES geeft van wijziging in de kadastrale tenaamstelling of kadastrale aanduiding van een beschermd onroerend monument binnen veertien dagen kennis aan de bewaarder van het betreffende register voor beschermde monumenten.

Artikel 5

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege of in strijd met bij zodanige vergunning vastgestelde voorwaarden een beschermd monument geheel of ten dele:

    • a. af te breken of te verplaatsen;

    • b. te vernielen of te beschadigen;

    • c. in enig opzicht te wijzigen;

    • d. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk verzocht. Het bestuurscollege beslist op het verzoek binnen zes maanden na de datum van ontvangst. Indien hij zijn beslissing niet binnen zes maanden ter kennis van de verzoeker heeft gebracht wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 3. Indien de vergunning is geweigerd of aan de vergunning voorwaarden zijn verbonden en de belanghebbende daardoor schade lijdt, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bestuurscollege hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 4. Het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing op monumenten vanaf het tijdstip, waarop de eigenaren en zakelijk gerechtigden daarvan in kennis zijn gesteld van een voornemen tot aanwijzing tot beschermd monument.

    Deze toepassing eindigt, zodra vaststaat, dat deze monumenten niet worden ingeschreven in het bij de monumenteneilandsverordening vastgestelde register, dan wel vanaf het tijdstip waarop een schriftelijk verzoek tot aanwijzing van een monument als beschermd monument door het bestuurscollege is ontvangen. De ontvangst van dit verzoek wordt onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de eigenaren en zakelijk gerechtigden daarvan.

Artikel 6

  • 1. Onverminderd het bepaalde in het vorige artikel zijn de eigenaren, beperkt gerechtigden of degenen, die ingevolge het Burgerlijk Wetboek BES tot onderhoud en herstel gehouden zijn, verplicht de werkzaamheden tot onderhoud en herstel van het beschermde monument naar goed beheer te verrichten of te doen verrichten.

  • 2. Indien de betrokken natuurlijke of rechtspersoon in verzuim is tijdig zelf de in het eerste lid van dit artikel bedoelde werkzaamheden te verrichten, kan het bestuurscollege die werkzaamheden voor rekening van betrokkenen doen verrichten. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, kan het bestuurscollege daartoe pas overgaan indien binnen een termijn van drie maanden volgend op een aan betrokkenen gedane aanmaning zodanige werkzaamheden niet worden aangevangen of niet regelmatig vanaf het aanvangen daarvan worden uitgevoerd.

  • 3. Bij de monumenteneilandsverordening worden regelen gegeven over de wijze waarop en de gevallen waarin aan betrokkenen een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en herstel kunnen worden toegekend.

Artikel 7

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege of in strijd met bij zodanige vergunning te stellen voorwaarden graafwerk te verrichten of te laten verrichten ter opsporing of ter onderzoeking van monumenten.

  • 2. Het bestuurscollege kan bepalen, dat een rechthebbende op een terrein moet dulden dat hierin graafwerk, als bedoeld in het eerste lid, wordt verricht. Voorzover een rechthebbende hierdoor schade lijdt, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bestuurscollege hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 3. Van vondsten bij opgravingen en graafwerk zijnde roerende monumenten, althans voorwerpen waarvan de vinder redelijkerwijze moet vermoeden dat zij als zodanig dienen te worden beschouwd, zal hetzij door de vinder hetzij door de uitvoerder der graafwerkzaamheden of diens plaatsvervanger binnen drie dagen kennis worden gegeven aan het bestuurscollege.

Artikel 8

  • 1. Roerende monumenten kunnen tijdelijk op aanwijzing van het bestuurscollege en zo nodig met behulp van de sterke arm naar een voor bewaring geschikte plaats worden overgebracht.

  • 2. De eigenaar van een beschermd roerend monument is op aanwijzing van het bestuurscollege verplicht tot het afstaan daarvan in bruikleen aan het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba ter openbare bezichtiging.

  • 3. Bij de monumenteneilandsverordening worden regelen gegeven over de schadevergoeding die kan worden toegekend indien een beschermd roerend monument in bruikleen aan het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba is overgedragen.

Artikel 9

Indien een beschermd monument eigendom is van een kerkgenootschap of van een godsdienstige gemeenschap en uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst neemt het bestuurscollege geen beslissing op grond van de artikelen 5, 7 of 8 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en zover het betreft een beslissing waarbij de wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in het geding zijn.

Artikel 10

  • 1. Het bestuurscollege kan, zo nodig met behulp van de sterke arm, doen beletten, dat wordt gehandeld in strijd met een verbod of een voorwaarde, als bedoeld in de artikelen 5 en 7. Hij kan op kosten van de overtreder ongedaan maken, hetgeen in strijd hiermede is verricht, en het beschermde monument voor zover nodig in zijn vroegere toestand doen terugbrengen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd geschiedt dit niet dan nadat de overtreder door of namens het bestuurscollege schriftelijk is gewaarschuwd.

  • 2. De gerechtigden tot een beschermd monument zijn verplicht de uitvoering van de werken te gedogen, welke het bestuurscollege daaraan of daarin nodig of wenselijk acht of waartoe het bestuurscollege ingevolge artikel 6, tweede lid, of het eerste lid van dit artikel opdracht heeft gegeven. De uitvoering van de werken wordt zo nodig mogelijk gemaakt met behulp van de sterke arm.

Artikel 11

  • 1. Het bestuurscollege kan bij dwangbevel de ingevolge deze wet voor rekening van een ander door het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba gedane uitgaven invorderen.

  • 2. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES kan worden tenuitvoergelegd. De betekening van het dwangbevel geschiedt op kosten van de schuldenaar.

  • 3. Binnen dertig dagen na de betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging.

Artikel 12

  • 1. Hij die een bepaling van deze wet overtreedt of handelt zonder of in strijd met een vergunning, een voorschrift of een voorwaarde als in deze wet bedoeld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. De feiten bij deze wet strafbaar gesteld worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 13

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe door het bestuurscollege aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatie-dragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Kerken en andere gebouwen, bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levens-beschouwelijke aard, betreden zij niet gedurende een godsdienstoefening of een bezinningssamenkomst.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

    De vorenbedoelde personen zijn bevoegd zich van bepaalde door hen aan te wijzen personen te doen vergezellen. In dit geval wordt hiervan in het procesverbaal melding gemaakt.

Artikel 14

[vervallen]

Artikel 15

Deze wet wordt aangehaald als: Monumentenwet BES.

Naar boven