Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 574 | Beschikking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 574 | Beschikking |
De Minister van Justitie,
Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Besluit:
de tekst van de Wet studiefinanciering BES, zoals gewijzigd bij de Aanpassingsregeling BES-wetten in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.
’s-Gravenhage, 21 september 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de eerste oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Deze wet en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften verstaan onder:
jongelieden van Nederlandse nationaliteit die:
a. geboren zijn in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, met dien verstande dat het kind, wiens ouders op het tijdstip der geboorte van dat kind de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba tijdelijk hadden verlaten, geacht wordt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba te zijn geboren, indien de afwezigheid der ouders korter dan een jaar heeft geduurd;
b. geboren zijn buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, doch wier vader of moeder in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba is geboren;
c. geboren zijn buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, doch wier vader of moeder tien jaren of langer woonplaats in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft gehad in de zin van het Burgerlijk Wetboek BES;
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
ouders, voogden en verzorgers;
meerderjarige personen, die, geen ouders of voogden zijnde, kinderen van anderen als eigen kinderen onderhouden en opvoeden, elk afzonderlijk geval door Onze Minister te beoordelen;
kinderen die door verzorgers als eigen kinderen worden onderhouden en opvoeden, elk afzonderlijk geval door Onze Minister te beoordelen;
studie of opleiding;
de ouderlijke bijdrage of de bijdrage van de meerderjarige student.
1. Overeenkomstige de bepalingen van deze wet kunnen aan jongelieden ten laste van ’s Rijks kas studietoelagen worden verleend, teneinde hen in de gelegenheid te stellen hetzij de Rechtshogeschool te Willemstad op Curaçao, hetzij de opleiding van Leraren bij het voorgezet onderwijs, uitgaande van het Departement van Onderwijs, hetzij het Hoger Technisch Onderwijs op Curaçao, hetzij elders een in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba dan wel op Curaçao of Sint Maarten, niet bestaande onderwijsinrichting te bezoeken of een opleiding te volgen, wanneer dit in het belang van de gemeenschap op Bonaire, Sint Eustatius of Saba is dan wel de kwaliteiten van gegadigden dit billijken.
2. Bij het verlenen van studietoelagen wordt mede rekening gehouden met de huidige en toekomstige behoeften aan werkkrachten voor ambten, beroepen of bedrijven.
1. Aan de jongelieden kunnen studietoelagen worden verleend:
a. voor het geval het minderjarigen betreft, indien hun ouders op het tijdstip van het toekennen van een studietoelage hun woonplaats hebben in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in de zin van het Burgerlijk Wetboek BES;
b. voor het geval het meerderjarigen betreft, indien zij de leeftijd van vijfentwintig jaar niet hebben overschreden op het tijdstip, dat het genot van de studietoelage aanvangt.
2. Op voorstel van de in artikel 7 bedoelde studietoelagencommissie kan Onze Minister afwijken van het bepaalde onder a van artikel 1 en ontheffing verlenen van de bepaling van het vorig lid.
1. De studietoelage wordt, behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, slechts verleend, indien de studie in Nederland wordt gevolgd.
2. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel geldt niet:
a. wanneer het betreft de studie aan de Rechtshogeschool te Willemstad op Curaçao;
b. wanneer het betreft de opleiding van leraren bij het voortgezet onderwijs;
c. wanneer het betreft het Hoger Technisch Onderwijs op Curaçao;
d. indien oorlog, oorlogsgevaar of ander buitengewone omstandigheden het niet mogelijk of niet raadzaam maken, de studie in Nederland te doen volgen.
3. Ook buiten de gevallen in het tweede lid, onder d van dit artikel bedoeld kan worden toegestaan de studie elders in het Koninkrijk of in het buitenland te volgen, indien de aard van de voorgenomen studie dit wenselijk of noodzakelijk maakt.
1. De studietoelage wordt bepaald op het bedrag van de kosten per jaar van eigen onderhoud en studie van de student.
2. De studietoelage kan niet meer dan USD 2240 per jaar bedragen, met dien verstande dat, indien uit andere hoofde dan overeenkomstig de bepalingen deze wet van studietoelage wordt genoten, een aanvullende studietoelage wordt genoten, een aanvullende studietoelage kan worden verleend tot een zodanig bedrag, dat het totaal het bedrag van vierduizend gulden per jaar niet te boven gaat. De bedragen, genoemd in de vorige zin, kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden verhoogd.
3. Bij het verlenen van studietoelage kunnen aan de student een tegemoetkoming van ten hoogste USD 224 in uitrustingskosten, alsmede de vergoeding van de reiskosten heen en terug naar het land waar de studie zal worden gevolgd, worden toegekend. Een student aan de Rechtshogeschool te Willemstad, of een student aan een opleiding van leraren bij het voortgezet onderwijs in een van de eilandgebieden van de voormalige Nederlandse Antillen, of een student in opleiding bij het Hoger Technisch Onderwijs op Curaçao afkomstig van een ander eilandgebied van de voormalige Nederlandse Antillen, komt in aanmerking voor vergoeding der reiskosten heen en terug.
4. Van de tegemoetkoming in uitrustingskosten kan ten hoogste een vierde aan de gegadigde worden uitgekeerd; het resterende bedrag wordt aan de in artikel 16 bedoelde gemachtigde ter beschikking gesteld.
5. Om voor de vergoeding van reiskosten in aanmerking te komen moet de student zich ten aanzien van de reis houden aan de aanwijzingen, door Onze Minister te geven.
1. De ouders der studenten zijn een bijdrage per jaar verschuldigd in de kosten van onderhoud en studie volgens regelen, bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen.
2. Indien een studietoelage is verleend aan een meerderjarige die eigen inkomsten heeft, beslist Onze Minister of, en zo ja welk bedrag, door de student zelf kan worden bijgedragen in de kosten van zijn onderhoud en studie.
Aan jongelieden, die op grond van deze wet in het genot zijn van een studietoelage kunnen volgens regelen bij algemene maatregel van bestuur te stellen, ten laste van ’s Rijks kas kas voor studiedoeleinden renteloze voorschotten worden verleend.
1. Onze Minister benoemt een studietoelagencommissie, bestaande uit ten minste vijf leden. De leden worden telkens voor vier jaren benoemd. De aftredende leden zijn aanstonds herbenoembaar.
2. Aan de studietoelagencommissie wordt door Onze Minister een secretaris toegevoegd.
3. Indien in een vergadering der studietoelagencommissie door een lid stemming wordt gevraagd inzake het al dan niet voordragen van een gegadigde voor een studietoelage aan Onze Minister, geschiedt dit schriftelijk.
1. Telkenjare wordt in de maand januari van Rijkswege kennis gegeven van de mogelijkheid tot het aanvragen van studietoelagen.
2. De aanvragen om een studietoelage worden ingediend bij Onze Minister.
3. Bij beschikking van Onze Minister worden nadere voorschriften gegeven omtrent de uitvoering van dit artikel en omtrent de bij het verzoekschrift over te leggen stukken.
Indien de vereiste stukken niet volledig zijn overgelegd, stelt de voorzitter van de studietoelagencommissie de aanvrager alsnog in de gelegenheid, des stukken binnen twee weken aan te vullen.
Indien de overgelegde stukken volledig zijn en de gegadigde voldoet aan het bepaalde in artikel 3:
a. wint de voorzitter van de studietoelagencommissie bij de hoofden van de onderwijsinrichtingen welke de gegadigde heeft bezocht, inlichtingen in omtrent diens aanleg, geschiktheid, ijver en gedrag;
b. gaat de voorzitter van de studietoelagencommissie na, welk bedrag nodig zal zijn om de kosten van onderhoud en studie te dekken;
c. verzoekt de voorzitter van de studietoelagencommissie Onze Minister de eigen bijdrage overeenkomstig de regelen bedoeld in artikel 6 te doen berekenen, zulks met inachtneming van het vastgestelde bedrag der kosten van onderhoud en studie.
1. De studietoelagencommissie beoordeelt:
a. of het al dan niet mogelijk is de voorgenomen studie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba dan wel Curaçao of Sint Maarten te volgen;
b. of de gekozen inrichting (inrichtingen) van onderwijs genoegzame waarborgen biedt (bieden) voor doeltreffend onderricht om het beoogde doel binnen redelijke tijd te bereiken;
c. of verwacht mag worden, dat de gegadigde de voorgenomen studie in de normale studie tijd met goed gevolg zal voleindigen.
2. Indien een studietoelage wordt gevraagd voor studie buiten Nederland op grond van het derde lid van artikel 4, dan beoordeelt de studietoelagencommissie of de aard van de voorgenomen studie het wenselijk of noodzakelijk maakt haar in het opgegeven land te volgen.
1. Zodra de studie toelagencommissie haar werkzaamheden als bedoeld in artikel 12 heeft beëindigd, deelt zij haar bevindingen schriftelijk aan Onze Minister mede onder vermelding of zij de gegadigde al dan niet voordraagt tot het verlenen van een studietoelage.
2. Indien de gegadigde in aanmerking komt voor een studietoelage, kent Onze Minister hem deze toelage bij beschikking toe. Indien de gegadigde niet in aanmerking komt voor een studietoelage, doet Onze Minister hiervan mededeling aan de aanvrager.
1. In de beschikking tot het verlenen van een studietoelage wordt het tijdstip waarop het genot van de studietoelage aanvangt bepaald; dit tijdstip zal niet vallen vόόr de dag waarop de gegadigde, indien hij meerderjarig is, of zo hij minderjarig is diens ouders, zich bij onderhandse akte hebben verbonden tot het nakomen van de in deze wet bepaalde en in de beschikking te noemen verplichtingen.
2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde onderhandse akte wordt geregistreerd.
3. In de beschikking worden tevens vermeld:
a. het bedrag per jaar waarop de studietoelage wordt bepaald, alsmede de termijn(en) waarin dit bedrag zal worden uitgekeerd;
b. de eventuele tegemoetkoming in uitrustingskosten;
c. de eventuele vergoeding van de reiskosten;
d. het bedrag per jaar van de eventuele eigen bijdrage;
e. de inrichting of inrichtingen van onderwijs waar de studie zal worden gevolgd; deze inrichting(en) kan (kunnen), zo daartoe aanleiding bestaat, in algemene zin worden aangeduid;
f. de in artikel 16 bedoelde gemachtigde, indien het een studie in het buitenland betreft;
g. eventueel de bijzondere voorwaarden, aan de toekenning van de studietoelage te verbinden.
4. Een studietoelage wordt verleend voor de duur of verdere duur van de voorgenomen studie.
1. Zodra de studietoelage is verleend, legt Onze Minister schriftelijk het bedrag der eigen bijdrage vast, met vermelding van de betalingstermijnen en de vervaldata.
2. Onze Minister kan dit bedrag zonodig door middel van een dwangschrift invorderen.
1. Voor iedere student die buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba studeert, wordt een gemachtigde aangewezen, woonachtig in het land waar de studie wordt gevolgd. Deze gemachtigde houdt namens Onze Minister toezicht op de vorderingen van de student en verleent deze de bijstand die hij behoeft.
2. De gemachtigde mag niet verbonden zijn aan de studieinrichting, welke de belanghebbende bezoekt.
3. De gemachtigde kan tevens als vertegenwoordiger der ouders optreden, indien deze dit verlangen.
4. De gemachtigde brengt regelmatig, in elk geval na het einde van elk schooljaar of cursusjaar, verslag uit aan Onze Minister omtrent de vorderingen, het bedrag en de ijver van de student en omtrent de uit diens studietoelage gedane ontvangsten en uitgaven.
5. Onze Minister zorgt dat de student of indien deze in het buitenland studeert diens studietoelage tijdig ter beschikking wordt gesteld van de gemachtigde, die zorg draagt, dat de kosten van onderhoud en studie van de student daaruit worden gekweten.
6. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven omtrent de uitvoering van dit artikel en omtrent de uitoefening van het toezicht en de afrekening der gedane ontvangsten en uitgaven.
1. Indien gedurende de studie belangrijke wijzigingen intreden in de financiële omstandigheden van de ouders of van de meerderjarige student, dan wordt de eigen bijdrage bij beschikking opnieuw vastgesteld.
2. Treden belangrijke wijzigingen op in de kosten van onderhoud en studie, dan wordt het bedrag van de studietoelage herzien.
1. Onze Minister trekt des studietoelage in;
a. indien de studieresultaten van de student onvoldoende zijn, behoudens het bepaalde in artikel 19;
b. indien de ijver van de student gering of zijn gedrag slecht blijkt te zijn;
c. indien de studie zonder geldige redenen wordt afgebroken.
2. Onze Minister stelt, indien de studietoelage wordt ingetrokken op grond van het onder a van het eerste lid van dit artikel bepaalde, vast, of de onvoldoende studieresultaten aan de schuld van de student te wijten zijn.
3. In de gevallen als voorzien onder b en c van het eerste lid van dit artikel zijn de ouders en de student, indien hij meerderjarig is, hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van hetgeen aan de student is uitbetaald aan studietoelage, uitrustings-en toezichtkosten, alsmede aan reiskosten, vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen.
4. Onze Minister legt het bedrag dat ingevolge het derde lid van dit artikel verschuldigd is vast. Het tweede lid van artikel 15 is hierbij van toepassing.
1. Onze Minister kan aan een student wiens studieresultaten onvoldoende zijn, eenmaal gelegenheid geven zijn studie gedurende ten hoogste een jaar voort te zetten.
2. Blijkt na verloop van de in het eerste lid van dit artikel gestelde termijn, dat de vorderingen intussen regelmatig zijn verlopen, dan blijft de studietoelage gehandhaafd.
3. Blijkt uit verloop van de in het eerste lid van dit artikel gestelde termijn, of eerder, dat de studieresultaten nog steeds onvoldoende zijn, dan trekt Onze Minister de studietoelage in. Het tweede lid van artikel 18 is hierbij van toepassing.
Indien bij de intrekking van de studietoelage op grond van onvoldoende studieresultaten is vastgesteld, dat deze aan de schuld van de student te wijten zijn, zijn de ouders en de student, indien hij meerderjarig is, hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de uitbetaalde studietoelage, uitrustings- en toezichtkosten alsmede aan reiskosten vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen. Het vierde lid van artikel 18 is hierbij van toepassing.
1. Indien Onze Minister dit binnen zes maanden na het voleindigen van de voorgenomen studie verlangt, is degene, die zijn studie heeft volbracht, hierna te noemen de afgestudeerde, verplicht:
a. zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek van een commissie van geneeskundigen, door Onze Minister aangewezen;
b. indien hij bij voormeld geneeskundig onderzoek wordt goedgekeurd en zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba danwel Curaçao of Sint Maarten bevindt, terstond naar de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba terug te keren;
c. indien hij bij voormeld geneeskundig onderzoek wordt goedgekeurd, onmiddellijk na zijn aankomst in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba:
– als hij is opgeleid voor het geven van onderwijs, in dienst te treden bij het openbaar of het gesubsidieerd bijzonder onderwijs,
– als hij niet is opgeleid voor het geven van onderwijs, in overheidsdienst te treden, wanneer hem een betrekking wordt aangeboden welke naar het oordeel van Onze Minister in verband met de door hem genoten opleiding redelijk moet worden geacht.
2. Aan de verplichtingen genoemd in het eerste lid van dit artikel zijn tevens onderworpen de studenten aan wie een aanvullende studietoelage als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 is verleend en de bezitters, van rijksstudietoelagen, aan wie een tegemoetkoming in de uitrustingskosten en/of een vergoeding van reiskosten heen en terug naar het Europese deel van Nederland overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 zijn verleend, alsmede degenen, aan wie op grond van een voordracht van Onze Minister een studiebeurs vanwege de Europese Economische Gemeenschap is verleend.
3. De verplichtingen van de afgestudeerde voortvloeiende uit het eerste lid sub c van dit artikel gelden voor de duur van vijf jaren, gerekend van de dag af waarop zijn dienstverband bij de overheid of bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs aanvangt.
4. Onze Minister kan aan een afgestudeerde op diens verzoek, of indien deze minderjarig is, op dat van diens ouders, toestemming verlenen voor een bepaalde tijd buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba te blijven vertoeven, teneinde hem in de gelegenheid te stellen buiten bezwaar van ’s Rijks kas zijn studiën voort te zetten of in de door hem verworven bekwaamheid praktijk op te doen of zich verder te ontwikkelen. In dit geval rusten op de afgestudeerde dezelfde verplichtingen als omschreven in het eerste lid van dit artikel en wel van de dag af dat de daartoe in dit lid gestelde termijn is verstreken.
1. Voldoet de afgestudeerde niet aan de op hem rustende verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 21 dan vindt terugvordering plaats van hetgeen aan hem uitbetaald aan studietoelage, uitrustings- en toezichtkosten, alsmede aan reiskosten, vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen.
2. In het geval voorzien in het eerste lid van dit artikel zijn de ouders en de afgestudeerde, indien hij meerderjarig is, hoofdelijk aansprakelijk voor deze terugbetaling.
3. Onze Minister legt het bedrag dat ingevolge de vorige leden van dit artikel verschuldigd is vast. Het tweede lid van artikel 15 is hierbij van toepassing.
Zodra de afgestudeerde binnen de termijn als gesteld in het derde lid van artikel 21, zijn werkzaamheden voorvloeiende uit een op hem rustende verplichting als bedoeld in het eerste lid van artikel 21 beëindigt zonder voorafgaande goedkeuring van Onze Minister, vindt terugvordering plaats van een zodanig gedeelte van het bedrag aan hem is uitbetaald aan studietoelage, uitrustings- en toezichtkosten alsmede aan reiskosten vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met eventuele eigen bijdragen, als wordt uitgedrukt door de breuk, waarvan de teller is het getal dat aanwijst het aantal dagen dat aan het tijdvak van vijf jaren ontbreekt, en de noemer het getal achttienhonderd. Het tweede en derde lid van artikel 22 zijn hierbij van toepassing.
Afgestudeerden kunnen aan de omstandigheid dat zij geheel of ten dele op overheidskosten hebben gestudeerd geen aanspraken op aanstelling in overheidsdienst of op plaatsing bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs ontlenen, evenmin kunnen zij ten aanzien van benoemingen in overheidsdienst of bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs meer aanspraken doen gelden dan jongelieden die zonder een studietoelage een gelijk of gelijkwaardige opleiding hebben genoten.
Aan jongelieden, die op grond van de Wet studiefinanciering 2000 een studietoelage ontvangen, kan een tegemoetkoming van ten hoogste USD 224 in uitrustingskosten, alsmede de vergoeding van de reiskosten heen en terug naar Nederland worden toegekend.
1. Aan jongelieden, die uit hoofde van de met hun reeds volbrachte studie behaalde resultaten geacht kunnen worden uitzonderlijke gaven te bezitten, welke de veronderstelling rechtvaardigen, dat zij zich bij voortgezette studie bijzonder verdienstelijk zullen maken voor de gemeenschap, kan, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 6, 17, 18 leden 3 en 4, 20, 21 en 22 deze wet, gedurende maximaal zeven jaren een studietoelage worden toegekend.
2. Bij beschikking van Onze Minister worden nadere voorschriften gegeven ter uitvoering van het eerste lid
Een overeenkomst met betrekking tot een studielening gesloten tussen een student en de Stichting Fundashon Finansiamentu di Estudio di Bonaire, geldt met ingang van het tijdstip van de Transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, als een overeenkomst tussen de desbetreffende student en het Rijk. De overeenkomst wordt van de kant van het Rijk uitgevoerd door Onze Minister.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-574.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.