Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 431 | Beschikking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 431 | Beschikking |
De Minister van Justitie,
Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Besluit:
de tekst van het Bezoldigingsbesluit dienstplichtigen BES, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
’s-Gravenhage, 21 september 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de eerste oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
In dit besluit wordt verstaan onder:
Onze Minister van Defensie:
de dienstplichtige als bedoeld in artikel 37, eerste lid onder d, van de Dienstplichtwet BES, die in werkelijke dienst is, tenzij uit enige bepaling in dit besluit anders blijkt;
de dienstplichtige als bedoeld in artikel 37, eerste lid onder e, van de Dienstplichtwet BES, die in werkelijke dienst is, tenzij uit enige bepaling in dit besluit anders blijkt.
Bij regeling van Onze Minister worden de bezoldigingsschalen en de pensioengrondslagen van de ongehuwde en de gehuwde dienstplichtigen vastgesteld, die behoren bij de onderscheiden leeftijden, klassen in de stand van matroos en rangen, die zij kunnen hebben.
1. De jaarlijkse en maandelijkse bezoldigingen van de dienstplichtigen, die voor eerste oefening of herhalingsoefening in werkelijke dienst zijn, worden naar hun leeftijd vastgesteld aan de hand van bij regeling van Onze Minister vast te stellen bezoldigingschalen.
2. De jaarlijkse en maandelijkse bezoldigingen alsmede de pensioengrondslagen van de vrijwillig nadienende dienstplichtigen worden naar de klasse in de stand van matroos, waarin zij zijn ingedeeld, dan wel naar de rang, die zij bekleden, vastgesteld aan de hand van bij regeling van Onze Minister vast te stellen bezoldigingschalen.
3. Als gehuwd worden beschouwd de dienstplichtigen, die gehuwd of gehuwd geweest zijn.
4. Verhoging van bezoldiging als gevolg van wijziging van de burgerlijke staat van de dienstplichtige gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin de wijziging heeft plaats gehad, tenzij de wijziging zich voordoet op de eerste dag van de maand, in welk geval de wijziging ingaat op de eerste dag van die maand.
5. Verhoging van de bezoldiging als gevolg van wijziging in de leeftijd gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de verjaardag valt, tenzij deze valt op de eerste dag van de maand, in welk geval de wijziging ingaat op de eerste dag van die maand.
6. De dienstplichtige ontvangt over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging.
1. De bezoldiging van een vrijwillig nadienende dienstplichtige wordt door Onze Minister bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en voldoende dienstijver periodiek verhoogd op de wijze als in de onderscheiden schalen van bezoldiging is aangegeven naar gelang van de voor de berekening van de bezoldiging geldende diensttijd in de eerste klasse in de stand van matroos dan wel in de rang.
2. Bij onthouding van periodieke verhoging als bedoeld in het eerste lid bepaalt Onze Minister om welke reden zulks zal geschieden.
1. Voor het geval, dat wegens onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid en/of onvoldoende dienstijver en periodieke bezoldigingsverhoging niet is toegekend, zullen verdere periodieke verhogingen zoveel later worden toegekend als deze onthouding heeft geduurd.
2. Indien de betrokkene daarna in meer dan voldoende mate bekwaamheid, geschiktheid en/of dienstijver betoont, kunnen de nadelen aan de in het vorige lid bedoelde onthouding verbonden, hetzij met terugwerkende kracht, hetzij voor de toekomst geheel of gedeeltelijk door Onze Minister ongedaan worden gemaakt.
Voor de berekening van de diensttijd, welke aanspraak geeft op periodieke bezoldigingsverhoging, geldt de tijd in werkelijke dienst doorgebracht.
Als diensttijd, geldig voor de toekenning van periodieke bezoldigingsverhoging, blijft buiten aanmerking:
a. de tijd, met verlof zonder behoud van militaire inkomsten doorgebracht;
b. de tijd, gedurende welke de vrijwillig nadienende dienstplichtige al maatregel van orde is verboden aan zijn functie verbonden werkzaamheden of andere werkzaamheden en/of diensten te verrichten, tenzij de uitslag van een terzake ingesteld onderzoek te zijnen gunste uitvalt.
1. Indien het een dienstplichtige dan wel een niet in werkelijke dienst zijnde dienstplichtige op grond van artikel 27, derde lid, van de Dienstplichtwet BES is vergund in werkelijke dienst te blijven onderscheidenlijk te komen met ingang van een andere dan de eerste dag van een kalendermaand, worden de voor periodieke bezoldigingsverhogingen gestelde tijdvakken van twee jaren geacht te beginnen op de eerste dag van de onmiddellijk daarop volgende kalandermaand.
2. Indien door onthouding van periodieke bezoldigingsverhogingen gedurende enige tijd of door toepassing van artikel 7 aanspraak op een periodieke bezoldigingsverhoging zou worden verkregen op een andere dan de eerste dag van een kalendermaand, gaat de periodieke verhoging in op de eerste dag van de onmiddellijk daarop volgende kalendermaand.
1. Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige wordt met ingang van de eerste dag, waarop hij als zodanig doorlopende werkelijke dienst verricht, een bezoldiging toegekend gelijk aan het laagst bedrag, dat voorkomt in de op hem van toepassing zijnde schaal.
2. Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is benoemd tot officier, wordt met ingang van de dag, waarop de benoeming is ingegaan, een bezoldiging toegekend gelijk aan het laagste bedrag, dat voorkomt in de op hem van toepassing zijn de schaal.
3. Ten behoeve van de toekenning van de (verdere) periodieke bezoldigingsverhogingen kan door Onze Minister een extra diensttijd worden toegekend.
4. Bij bevordering tot de eerste klasse in de stand van matroos, een rang dan wel een hogere rang wordt aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige met ingang van de dag, waarop de bevordering is ingegaan, de bezoldiging toegekend, die is gelegen onmiddellijk boven het bedrag, dat laatstelijk in onderscheidenlijk de tweede klasse in de stand van matroos, de eerste klasse in die stand, dan wel de lagere rang aan bezoldiging is genoten.
Indien een vooruitgang van bezoldiging wordt verkregen, gelijk aan of minder dan het bedrag van de eerstvolgende periodieke bezoldigingsverhoging in de eerste klasse in de stand van matroos dan wel de vorige rang, telt de voor die verhoging vervulde diensttijd mede voor de toekenning van de eerstvolgende verhoging in de nieuwe rang.
5. De uit hoofde van bevordering toegekend bezoldiging wordt voor de toekenning van verdere periodieke bezoldigingsverhogingen beschouwd als te zijn verkregen door een gewone periodieke verhoging, na de daarvoor gevorderde diensttijd.
6. Indien een benoeming tot officier of een bevordering is ingegaan op een andere dan de eerste dag van een kalendermaand, is artikel 8, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
7. Voor gevallen, waarin de voorgaande leden van dit artikel niet of niet naar billijkheid voorzien, kan door Onze Minister een bijzondere regeling worden getroffen.
Aan een vrijwillig nadienende dienstplichtige, die bij administratieve maatregel is teruggesteld, wordt met ingang van de dag, waarop die maatregel is ingegaan, een bezoldiging toegekend gelijk aan het hoogste bedrag, voorkomende in de alsdan op hem van toepassing zijnde schaal, dat niet hoger is dan het bedrag, dat laatstelijk v??r de toepassing van de bedoelde maatregel aan bezoldiging is genoten.
1. Boven en behalve de vastgestelde bezoldiging geniet de gehuwde dienstplichtige voor zijn ongehuwde wettige, gewettigde, geadopteerde en/of stiefkinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, laatstgenoemden voor zover zij ten laste van de dienstplichtige komen, een kindertoelage, welke wordt toegekend door of namens Onze Minister.
2. Het eerste lid is eveneens van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, die deel uitmaken van het gezin van de dienstplichtige, die hij geheel als eigen kinderen onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders of hun voogden kunnen worden onderhouden en opgevoed, elk afzonderlijk geval door Onze Minister te beoordelen.
3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op natuurlijke kinderen van de dienstplichtige, tenzij de moeder van deze kinderen is overleden en de dienstplichtige deze kinderen heeft erkend, dan wel de voogdij over deze kinderen uitoefent en bedoelde kinderen deel uitmaken van zijn gezin en geheel als eigen kinderen door hem worden onderhouden en opgevoed, elk afzonderlijk geval door Onze Minister te beoordelen.
4. Voor toepassing van dit artikel worden met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar gelijkgesteld:
a. kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, wier tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs;
b. kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, die naar het oordeel van Onze Minister ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt als gehuwd beschouwd de dienstplichtige, die gehuwd of gehuwd geweest is.
Op de dienstplichtige, bedoeld in artikel 11, zijn de voor de ambtenaar geldende regelen terzake van de kindertoelage, van overeenkomstige toepassing.
1. Aan de ongehuwde dienstplichtige, die enig kostwinner is, kan op zijn verzoek door Onze Minister, na een daartoe door deze ingesteld onderzoek, een kostwinnerstoelage worden toegekend.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als ongehuwd beschouwd de dienstplichtige, die niet gehuwd en niet gehuwd geweest is.
3. De dienstplichtige, aan wie een kostwinnerstoelage is toegekend, komt niet in aanmerking voor toekenning van een toelage herhalingsoefening als bedoeld in Hoofdstuk 6.
Op de dienstplichtige, bedoeld in artikel 13, zijn de voor de ambtenaar geldende regelen terzake van de kostwinnerstoelage, van overeenkomstige toepassing.
Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is tewerk gesteld in Aruba, kan door Onze Minister, indien daartoe naar diens oordeel aanleiding bestaat, terzake van die tewerkstelling een toelage buitenland worden toegekend, waarvan het bedrag door Onze Minister wordt vastgesteld.
1. Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is tewerk gesteld in Nederland, wordt terzake van die tewerkstelling een toelage buitenland toegekend ten bedrage van 15% van de bezoldiging, waarop hij op grond van de bepalingen, opgenomen in Hoofdstuk 2, aanspraak heeft.
2. Deze toelage kan door Onze Minister worden verhoogd, voor zover bijzondere omstandigheden daartoe naar zijn oordeel aanleiding geven.
Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is tewerk gesteld in een gebied buiten het Koninkrijk, wordt terzake van die tewerkstelling een toelage buitenland toegekend, waarvan het bedrag door Onze Minister wordt vastgesteld.
De toelage buitenland, die op grond van een der voorgaande artikelen van dit Hoofdstuk is toegekend, wordt aan de dienstplichtige uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.
1. De officier die is belast met de functie van adjudant van de Gouverneur van Aruba, De Gouverneur van Curaçao, de Gouverneur van Sint Maarten of van de Commandant der zeemacht in het Caraïbisch gebied heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten die hij in verband met het uitoefenen van zijn functie noodzakelijk moet maken ter zake van:
a. aanschaf en onderhoud kleding;
b. gebruik van eigen middelen van vervoer;
c. overige noodzakelijk te maken kosten ten behoeve van representatieve doeleinden.
2. Ter verkrijging van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, dient de officier een daartoe strekkend verzoek bij Onze Minister.
1. Aan de dienstplichtige, die voor herhalingsoefening in werkelijke dienst is, wordt op zijn verzoek door Onze Minister ter vergoeding van gederfde inkomsten een toelage herhalingsoefening toegekend, waarvan het bedrag gelijk is aan het verschil tussen de inkomsten, die hij zeker zou hebben genoten als zelfstandig ondernemer dan wel uit een dienstbetrekking, indien hij niet in werkelijke dienst zou zijn, en de bezoldiging, waarop hij ingevolge artikel 3, eerste lid van dit besluit aanspraak heeft, mits het bedrag van de bedoelde inkomsten groter is dan dat van de bezoldiging.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de dienstplichtige, op wie de Wet materieel ambtenarenrecht BES van toepassing is.
3. De dienstplichtige, aan wie een toelage herhalingsoefening is toegekend, komt niet in aanmerking voor toekenning van een kostwinnerstoelage als bedoeld in Hoofdstuk 4.
4. De toelage herhalingsoefening wordt aan de dienstplichtige uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.
1. De nadienende dienstplichtige heeft aanspraak op een gratificatie ter zake van een ambtsjubileum, wanneer hij een, naar het oordeel van Onze Minister eerlijke en trouwe, werkelijke dienst heeft volbracht van:
a. voor een officier: vijfentwintig jaren, te rekenen vanaf de datum van eerste benoeming tot officier;
b. voor een onderofficier: vierentwintig jaren, te rekenen vanaf de datum, met ingang waarvan hem op grond van artikel 27, derde lid, van de Dienstplichtwet BES werd vergund als vrijwillig nadienende dienstplichtige in werkelijke dienst te blijven.
2. De gratificatie bestaat uit het bedrag van de voor hem geldende bezoldiging per maand, verhoogd met eventuele kindertoelage en kostwinnerstoelage, die de vrijwillig nadienende dienstplichtige genoot op de dag waarop hij de op het ambtsjubileum betrekking hebbende diensttijd heeft volbracht.
3. De gratificatie wordt toegekend door Onze Minister.
Het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 16de januari 1964 ter uitvoering van artikel 16 lid 3 van de Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961, no. 223), de Regeling kostwinnersvergoeding dienstplichtigen (P.B. 1964, no. 4), met de desbetreffende wijziging, wordt hierbij ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-431.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.