Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2010, 383 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2010, 383 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 23 augustus 2010, nr. 5665345/10/6 gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de artikelen 6, zesde en zevende lid, 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, en onderdeel b, 11, derde lid, 12, vijfde lid, 13, vierde lid, 15, tweede lid, 17, zesde lid, 17a, derde lid, 18, eerste lid, 21, 22, tweede lid, 23, tweede lid, 31, eerste lid, 3232, vierde lid, 33, vijfde lid en 46, eerste lid, van de Wet politiegegevens;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 september 2010, nr. W03.10.0417/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 29 september 2010, nr. 5669519/10/6, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 4:3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c en 13 van de wet kunnen worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie met het oog op het verder verstrekken aan het openbaar ministerie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ten behoeve van de adviserende taak van laatstbedoeld openbaar ministerie in het kader van de uitvoering van de wetten, genoemd in artikel 6a:6, tweede lid, onderdelen a en b, en, door tussenkomst van dat openbaar ministerie in het kader van vorenbedoelde taak, verder worden verstrekt aan:
a. de Nederlandsche Bank ten behoeve van de uitoefening van de taken, genoemd in artikel 6a:6, tweede lid, onderdeel a.
b. de Autoriteit Financiële Markten ten behoeve van de uitoefening van de taken, genoemd in artikel 6a:6, tweede lid, onderdeel b.
2. Artikel 4:3, derde en vierde lid, is van toepassing.
B
Artikel 5:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «in een ander land» vervangen door «in een land binnen het Koninkrijk, in een ander land of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» en wordt «in Nederland» vervangen door «in het Europese deel van Nederland» en wordt «land» vervangen door: land dan wel het openbare lichaam.
2. In het tweede lid wordt «dat land» vervangen door: dat land of de openbare lichamen.
3. In het zevende lid wordt «van een ander land» vervangen door: «van een land binnen het Koninkrijk, van een ander land of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
4. In het achtste lid wordt «in het buitenland» vervangen door: in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land.
C
In artikel 6:6, eerste lid, onderdeel d, wordt «bij een meldpunt in het buitenland» vervangen door: op grond van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES of bij een meldpunt in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land.
D
Na paragraaf 6 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Dit besluit is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba met inachtneming van het in deze paragraaf bepaalde met dien verstande dat voor de toepassing of lezing van een aantal bepalingen in dit besluit artikel 36b onderscheidenlijk artikel 36c, eerste lid, van de wet in acht moet worden genomen.
1. Voor de toepassing van:
a. artikel 2:4, eerste lid, wordt in plaats van «de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een daartoe ingerichte eenheid die specifiek is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet» gelezen: de daartoe door de verantwoordelijke aangewezen ambtenaren van politie;
b. artikel 2:5, eerste lid, wordt in plaats van «de ambtenaren van politie die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet» gelezen: de daartoe door de verantwoordelijke aangewezen ambtenaren van politie;
c. artikel 2:5, tweede lid, wordt in plaats van «de ambtenaren van politie die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de wet» gelezen: de daartoe door de verantwoordelijke aangewezen ambtenaren van politie;
d. artikel 2:7, eerste lid, wordt in plaats van «artikel 14, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme» gelezen: artikel 3, eerste lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES;
e. artikel 2:8 wordt in plaats van «kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die met de uitvoering van deze taak is belast» gelezen: kunnen daartoe door de verantwoordelijke aangewezen ambtenaren van politie worden belast;
f. artikel 2:10, tweede lid, wordt in plaats van «het hoofd van de betreffende eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b of c, van de wet, dan wel het hoofd van een eenheid met een vergelijkbare taak of hun plaatsvervanger» gelezen: de ambtenaren van politie die daartoe door de verantwoordelijke zijn aangewezen.
g. artikel 2:13, eerste lid, onder d, wordt in plaats van «rijksrecherche» gelezen «recherche» en in plaats van «het College van procureurs-generaal» gelezen: de procureur-generaal;
h. artikel 2:13, eerste lid, onder f, wordt in plaats van «het College van procureurs-generaal» gelezen: de procureur-generaal;
i. artikel 2:13, tweede lid, wordt in plaats van «De terbeschikkingstelling van persoonsgegevens, die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, kan worden geweigerd» gelezen: Onverminderd artikel 6 van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES, kan de terbeschikkingstelling van persoonsgegevens, die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, worden geweigerd;
j. artikel 2:13, tweede lid, onderdeel c, wordt in plaats van «artikel 16, eerste lid, onderdeel c» gelezen «artikel 36d, eerste lid, onderdeel a» en in plaats van «artikel 3:1» gelezen: artikel 6a:3.;
k. artikel 4:1, eerste lid, onderdeel b, wordt in plaats van «artikel 1, onderdeel h, van de Luchtvaartwet» gelezen «artikel 1, eerste lid, onderdeel i van de Luchtvaartwet BES» en wordt in plaats van «Opiumwet» gelezen: Opiumwet 1960 BES;
l. artikel 4:6, onder c, wordt in plaats van «bedoeld in artikel 13 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme» gelezen: bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES;
m. artikel 4:7, eerste lid, onder b, wordt in plaats van «de burgemeester» telkens gelezen: de gezaghebber;
n. artikel 5:1, eerste lid, aanhef, wordt in plaats van «in een land binnen het Koninkrijk, in een ander land of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» gelezen «in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land' en wordt in plaats van «het Europese deel van Nederland» gelezen «de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» en wordt in plaats van «land dan wel het openbare lichaam» gelezen: land;
o. artikel 5:1, eerste lid, onder c, wordt in plaats van «artikel 1, onderdeel g, van de Politiewet 1993» gelezen: artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
p. artikel 5:1, tweede lid, wordt in plaats van «dat land of de openbare lichamen» gelezen: dat land.
q. artikel 5:1, derde lid, wordt in plaats van «het Korps landelijke politiediensten» gelezen «de officier van justitie» en vervalt de tweede zin;
r. artikel 5:1, zesde lid, wordt in plaats van «burgemeester» gelezen: gezaghebber.
s. artikel 5:1, zevende lid, wordt in plaats van «van een land binnen het Koninkrijk, van een ander land of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» gelezen: van een ander land.
t. artikel 5:1, achtste lid, wordt in plaats van «in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land» gelezen: in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land.
u. artikel 6:3, eerste lid, wordt in plaats van «€ 4,50» gelezen: USD 5;
v. artikel 6:4, vierde en vijfde lid, wordt telkens na «paragraaf 3» ingevoegd: en artikel 36d.
w. artikel 6:4, zesde lid, wordt in plaats van «artikel 16, eerste lid, onderdeel c,» gelezen: artikel 36d, eerste lid, onderdeel a,;
x. artikel 6:6, eerste lid, onderdeel d, wordt in plaats van «op grond van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES» gelezen: op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
2. De artikelen 2:3, derde lid, 2:4, tweede lid, 4:2, derde en vierde lid, 4:3, derde tot en met zesde lid, 4:3a, 4:4, tweede gedachtestreepje, 4:6, onderdeel d, 4:7, eerste lid, onderdeel b, 5:1, vierde lid, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5 en 6:1, eerste lid, onder b, en derde lid zijn niet van toepassing
In afwijking van artikel 3:1 zijn de misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3° juncto artikel 36c, eerste lid, onderdeel c, van de wet die gezien hun aard of samenhang met andere door de betrokkene begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren:
a. de misdrijven bedoeld in de artikelen 324, onderdelen 4° en 5°, en artikel 431 van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover de feiten een schade van ten minste USD 14 000 veroorzaakt hebben en betrokkene tevens een misdrijf als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, juncto artikel 36c, eerste lid, onderdeel c, van de wet heeft begaan;
b. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 246, 253, 256, 256a, 257, 258 en 286f van het Wetboek van Strafrecht BES;
c. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 183, 184, 377 en 379 van het Wetboek van Strafrecht BES en de artikelen 185 en 186 van het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de artikelen 187 en 188 van dat wetboek;
d. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 230, 231, 232, 236 en 237 van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover de feiten een schade van ten minste USD 28 000 veroorzaakt hebben;
e. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 196a en 203a van het Wetboek van Strafrecht BES;
f. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 3a, eerste lid en 4, eerste lid, onderdelen b, c en d, telkens onder A van de Opiumwet 1960 BES;
g. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 3 en 5 van de Vuurwapenwet BES, voor zover de feiten betrekking hebben op het voorhanden hebben van vuurwapens en explosieven.
In afwijking van artikel 3:2 zijn de categorieën van misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet, die door hun omvang of ernst of hun samenhang met andere misdrijven een ernstig gevaar voor de rechtsorde opleveren:
a. terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 84a van het Wetboek van Strafrecht BES;
b. mensenhandel als bedoeld in artikel 286f van het Wetboek van Strafrecht BES;
c. mensensmokkel als bedoeld in artikel 203a van het Wetboek van Strafrecht BES.
1. In afwijking van artikel 4:2, eerste lid, kunnen politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet en voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
a. het Waarborgfonds Motorverkeer, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES, voor zover het betreft gegevens omtrent de personalia en de verblijfplaats van benadeelden en zij deze gegevens behoeven voor de hulp aan benadeelden ten behoeve van het geldend maken van een recht op schadevergoeding, als bedoeld in artikel 17 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES;
b. degene die namens een reclasseringsinstelling reclasseringswerkzaamheden verricht ten behoeve van die werkzaamheden;
c. de voogdijraad ten behoeve van de uitvoering van één van de bij wet aan de voogdijraad opgedragen taken;
d. Onze Minister van Justitie ten behoeve van het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van vreemdelingen en de verdere verstrekking van die gegevens aan instanties die zijn betrokken bij de uitvoering van de Wet toelating en uitzetting BES, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit vreemdelingen, en aan andere instanties met een publieke taak belast, ten behoeve van registratie, identificatie en verificatie van vreemdelingen, hun documenten of hun verblijfsrechtelijke positie;
e. de Onderzoeksraad voor veiligheid, bedoeld in artikel 2, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, ten behoeve van de uitvoering van de in die wet opgedragen taken;
f. benadeelden van strafbare feiten, waaronder begrepen de personen die in verband met die feiten in hun rechten zijn getreden of ingevolge enige wettelijke bepaling terzake van die rechten een recht van verhaal hebben gekregen, voor zover zij deze gegevens behoeven om in rechte voor hun belangen op te kunnen komen;
g. de door Onze Minister van Justitie aangewezen organisatie, ten behoeve van de verzending van beschikkingen en transacties en de tenuitvoerlegging van ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen;
h. de Dienst Terugkeer en Vertrek, voor zover het betreft gegevens over vreemdelingen die zijn verkregen in het kader van de uitoefening van het toezicht, bedoeld in artikel 22a van de Wet toelating en uitzetting BES, of de opsporing van strafbare feiten, ten behoeve van de begeleiding van de terugkeer of het vertrek uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van vreemdelingen die geen toelating tot verblijf hebben;
2. Artikel 4:2, tweede lid, is van toepassing.
3. Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan de door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid respectievelijk Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen BES respectievelijk de hoofdstukken I en VIII van de Belastingwet BES ten behoeve van de inschatting van de veiligheidsrisico’s met betrekking tot de uitoefening van vorenbedoeld toezicht.
4. Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan de basisadministratie persoonsgegevens van een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES, met het oog op de signalering van veranderingen in de gegevens die in de basisadministraties zijn opgenomen.
1. In afwijking van artikel 4:3, eerste lid, kunnen politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c juncto artikel 36c, eerste lid, onder c, en 13 van de wet en voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
a. Onze Minister van Justitie, ten behoeve van:
– de uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de Gratiewet;
– de beoordeling van de benoeming, de herbenoeming of het ontslag van de leden van de commissies van toezicht bij de gestichten, bedoeld in artikel 41 van de Wet beginselen gevangeniswezen BES;
– het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES;
– de taakuitvoering van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
b. de directeuren van de gestichten, bedoeld in artikel 2 van de Wet beginselen gevangeniswezen BES en de functionarissen van de Dienst Justitiële inrichtingen van het Ministerie van Justitie, ten behoeve van:
1. het nemen van beslissingen over hetzij de aanstelling of het ontslag van personeel, hetzij de toelating tot het gesticht van personen die niet worden ingesloten in het gesticht, voor zover dat noodzakelijk is voor de orde of veiligheid in het gesticht respectievelijk de voorziening;
2. het nemen van beslissingen over het verlaten van het gesticht bij wijze van verlof;
3. het treffen van maatregelen met betrekking tot de voorkoming van strafbare feiten door of met betrekking tot gedetineerden, de handhaving van de orde en veiligheid in het justitiële gesticht, of de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
c. de commandant van de Koninklijke marechaussee, ten behoeve van de uitoefening van de controle, bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Luchtvaartwet BES;
d. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het verrichten van een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid ten aanzien van ambtenaren van politie van het politiekorps voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, personen die anderszins werkzaamheden verrichten voor een politiekorps alsmede buitengewone agenten van politie;
e. de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van het nemen van beslissingen omtrent de toelating, het verblijf of de ongewenstverklaring, als bedoeld in de Wet toelating en uitzetting BES, de Rijkswet op het Nederlanderschap of een verdrag dan wel een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 25 van de Wet toelating en uitzetting BES;
f. de Rijksvertegenwoordiger en de gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, ten behoeve van hun adviserende taak, bedoeld in het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau;
g. gedragsdeskundigen, voor zover het betreft auditieve of audiovisuele registraties van het verhoor van een persoon naar aanleiding van een ernstig strafbaar feit, voor het beoordelen van het verhoor en het opstellen van een deskundigenrapportage ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek, het gerechtelijk vooronderzoek of het onderzoek ter terechtzitting.
2. In afwijking van artikel 4:2, tweede lid, kunnen politiegegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie ten behoeve van de adviserende taak in het kader van de uitvoering van de hierna te noemen wetten en door tussenkomst van dat openbaar ministerie in het kader van vorenbedoelde taak, verder worden verstrekt aan:
a. de Nederlandsche Bank, ten behoeve van
– het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in de Regeling integriteit financiële markten BES, ter onderzoek of voldaan is aan de eisen of voorwaarden bedoeld in:
1°. de artikelen 4, eerste lid, onderdelen e, f en l, 9, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 4, eerste lid, onderdelen e en f, en 46, tweede lid, van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES;
2°. de artikelen 17, tweede lid, 55, onderdeel c, juncto artikel 17, tweede lid, en 81, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES;
3°. de artikelen 3, tweede lid, onderdeel a, 5, eerste lid, onderdeel f en 8, tweede lid, en 11, eerste lid, van de Wet toezicht trustwezen BES;
– het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit Pensioenwet BES, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon, als bedoeld in artikel 5a, vijfde lid, Pensioenwet BES.
b. de Autoriteit Financiële Markten, ten behoeve van het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in de Regeling integriteit financiële markten BES, ter onderzoek of voldaan is aan de eisen of voorwaarden bedoeld in:
1°. de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 11, onderdeel e, juncto artikel 4, eerste lid, onderdeel a, 15, eerste lid, onderdeel a en 22, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES;
2°. de artikelen 6, eerste lid, onderdeel f en 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES.
3. Aan de verdere verstrekking van de op grond van het tweede lid verstrekte politiegegevens kunnen door het openbaar ministerie nadere voorwaarden worden gesteld. Die voorwaarden kunnen onder meer betreffen het ter beschikking stellen of doorgeven van die gegevens of inlichtingen daarover aan derden.
4. De op grond van het tweede lid verstrekte gegevens worden door de in dat lid genoemde personen en instanties niet langer dan gedurende een termijn van twaalf maanden na datum van verkrijgen bewaard. Gegevens die door de leden van het openbaar ministerie verder zijn verstrekt, kunnen langer worden bewaard met bijzondere toestemming van het
5. Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan de Minister van Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de Wapenwet BES en de Vuurwapenwet BES. Deze gegevens kunnen tevens worden verstrekt aan een bestuursorgaan dat beslist naar aanleiding van een ingesteld administratief beroep.
1. Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c juncto artikel 36c, eerste lid, onder c, en 13 van de wet kunnen worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie met het oog op het verder verstrekken aan het openbaar ministerie in het Europese deel van Nederland ten behoeve van de adviserende taak van laatstbedoeld openbaar ministerie in het kader van de uitvoering van de wetten, genoemd in artikel 4:3, tweede lid, en, door tussenkomst van dat openbaar ministerie in het kader van vorenbedoelde taak, verder worden verstrekt aan:
a. de Nederlandsche Bank, ten behoeve van de uitoefening van de taken, genoemd in artikel 4:3, tweede lid, onderdeel a;
b. Onze Minister van Financiën ten behoeve van de uitoefening van de taken, genoemd in artikel 4:3, tweede lid, onderdeel b;
c. de Autoriteit Financiële Markten, ten behoeve van de taken, genoemd in artikel 4:3, tweede lid, onderdeel c.
2. Artikel 6a:6, derde en vierde lid, is van toepassing.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 6 oktober 2010
Beatrix
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
Uitgegeven de achtste oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De Wet politiegegevens is in de Aanpassingswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba II van toepassing verklaard in het Caribische deel van Nederland. In navolging hiervan wordt mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het onderhavige besluit het Besluit politiegegevens ook van toepassing verklaard met dien verstande dat de bepalingen zodanig zijn aangepast dat deze aansluiten bij de juridisch en feitelijke inrichting van de eilanden. De voorgestelde wijzigingen zijn om die reden met name technisch van aard.
Artikel 4:3a in onderdeel A, vloeit voort uit de wens om in het kader van het doen van betrouwbaarheidsonderzoeken van degenen die een belangrijke functie ambiëren of hebben in de financiële wereld van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en daartoe bij wettelijke regeling zijn aangewezen, ook de politiegegevens uit Nederland te betrekken. Het is immers niet denkbeeldig dat over deze personen meer politie-informatie in Nederland dan in de overzeese gebiedsdelen bekend is. De omgekeerde situatie kan zich ook voordoen. Dit is neergelegd in artikel 6a:7.
De wijzigingen van artikel 5:1 in onderdeel B verduidelijken de reikwijdte van deze bepaling. In navolging van artikel 17, derde lid, van de Wet politiegegevens, komt duidelijker naar voren dat de bepaling betrekking heeft op de verstrekking van Nederlandse politiegegevens aan een autoriteit in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba dan wel aan een autoriteit in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land. Indien artikel 5:1 moet worden gelezen met het oog op de verstrekking van politiegegevens van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan een autoriteit in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land moet artikel 6a:2, eerste lid, onderdelen m tot en met s, in acht worden genomen.
In onderdeel C is artikel 6:6 technisch aangepast.
Aan het Besluit politiegegevens wordt een aparte paragraaf toegevoegd waarin de toepasselijkheid van de overige paragrafen van dat besluit in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt geregeld (onderdeel D). In het besluit wordt vaak verwezen naar artikelen in de Wet politiegegevens die in die wet eveneens zijn aangepast met het oog op de van toepassing verklaring in voornoemde overzeese eilanden. Opdat deze artikelen in het Besluit politiegegevens worden gelezen met inachtneming van die aanpassingen bepaalt artikel 6a:1 dat de artikelen 36b en 36c, eerste lid, daarbij in acht moeten worden genomen. Dit betekent dat voor de toepasselijkheid in de openbare lichamen van de artikelen 2:2, eerste en tweede lid, 2:3 eerste en vierde lid, 2:5, eerste lid, 2:13, tweede lid, onderdeel a, 4:4, aanhef, 4:5, eerste en tweede lid, 4:6, aanhef, 4:7, zesde lid, 5:1, zesde lid, 6:4, tweede lid, onderdeel c en derde lid, waarin wordt verwezen naar artikel 10 van de wet rekenschap moet worden genomen van artikel 36c, eerste lid, onder c en d, van de Wet politiegegevens. Hetzelfde principe geldt voor de toepasselijkheid van artikel 4:7, zesde lid, waar wordt verwezen naar artikel 18, tweede lid. Laatstgenoemd artikel is aangepast in artikel 36c, eerste lid, onderdeel h, van de wet. Voor een juiste lezing van de artikelen 4:8 en 6:4, tweede lid, aanhef en derde lid dient kennis genomen te worden van artikel 36c, eerste lid, onderdelen e en i, respectievelijk onderdeel e van de wet.
In artikel 6a:2 worden de meeste technische omzettingsbepalingen weergegeven (onderdeel D). Daarbij is mede rekening gehouden met de kleinschaligheid van de eilanden en de daarop gebaseerde inrichting van de politie. De omvang van de politie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is niet zo groot dat er – evenals in Nederland – veel verschillende eenheden binnen het politieapparaat zijn. Dit heeft geleid tot de systematiek dat de verantwoordelijke de ambtenaren autoriseert voor het verwerken van bepaalde politiegegevens (zie de onderdelen a, b, c, e en f).
In artikel 6a:2, eerste lid, onderdeel t, is het bedrag genoemd in 6:3, eerste lid, dat moet worden betaald bij het doen van een verzoek om kennisneming van € 4,50 omgezet naar USD 5. Met deze bepaling wordt aangesloten bij eenzelfde soort regeling in artikel 31 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES.
In artikel 6a:2, tweede lid, zijn de bepalingen van het Besluit politiegegevens die uitsluitend betrekking kunnen hebben op een situatie in of met Nederland niet van toepassing verklaard op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Gelet op de omvang van de aanpassingen van de artikelen 3:1 en 3:2 met het oog op toepasselijkheid in de eilanden is ervoor gekozen deze opnieuw uit te schrijven in de artikelen 6a:3 en 6a:4. Dezelfde wijze van aanpassing is gekozen voor de artikelen 4:2 en 4:3. In deze artikelen zijn zoveel organisaties en wettelijke regelingen genoemd die in een andere vorm van toepassing zijn in Bonaire, Sint Eustatius en Saba dat deze afzonderlijk zijn neergelegd in de artikelen 6a:5 en 6a:6. Daarbij zijn bepalingen met betrekking tot organisaties en taken die geen gelijkwaardige tegenhanger op deze eilanden kennen, niet overgenomen.
Het College bescherming persoonsgegevens zag geen aanleiding tot het maken van opmerkingen bij het concept van het besluit.
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-383.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.