Besluit van 7 oktober 2010, houdende de aanpassing van het Besluit rechtspositie korps politie BES in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie van 7 juli 2010, nr. 2010-0000462001, CZW/WSG;

Gelet op de artikelen 41, eerste en tweede lid, en 46, eerste lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de artikelen 4, 21, tweede lid, en 22, tweede lid, van de Veiligheidswet BES;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juli 2010, nr. W04.10.0297/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie van 24 september 2010, nr. 2010-0000620497;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit rechtspositie korps politie BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In dit besluit wordt onderscheidenlijk worden:

1. de term «Landsverordening materieel ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159)», «Landsverordening materieel ambtenarenrecht» en «Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht» telkens vervangen door: Wet materieel ambtenarenrecht BES.

2. de term «De Minister» en «de minister» met uitzondering van de artikelen 1, onder b, 8, zesde lid, 26, tweede lid, 47, eerste lid, 83, tweede lid, telkens vervangen door: Onze Minister.

3. de term «de Gouverneur», met uitzondering van de artikelen 10, eerste lid, 116 en 117, telkens vervangen door: Onze Minister.

4. de term «dit landsbesluit» wordt telkens vervangen door: dit besluit.

5. de zinsnede «, de aspirant en de hulpagent die in opleiding is» wordt telkens vervangen door: en de aspirant.

6. de term «het Land» wordt telkens vervangen door: de staat.

7. de zinsnede «,anders dan de aspirant of de hulpagent die in opleiding is,» en «, anders dan de aspirant of hulpagent die in opleiding is,» wordt telkens vervangen door:, anders dan de aspirant,.

8. De termen «rangen» en «rang» worden telkens vervangen door «hoofdrangen» en «hoofdrang».

9. De term «het bevoegd gezag» en «Het bevoegd gezag», met uitzondering van artikel 1, onderdelen b en n, 5, tweede lid, onder a, en vierde lid, 9, derde lid, 68, derde lid, 76, vierde lid, 77, 87, eerste en tweede lid, 93, tweede lid, 96, 100, 105, tweede lid, wordt telkens vervangen door: Onze Minister.

10. De zinsnede «en/of» wordt vervangen door: of

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;.

2. Onderdeel b vervalt.

3. In onderdeel c wordt «de hulpagent die in opleiding is» vervangen door: de vrijwillige ambtenaar van politie aangesteld voor de uitoefening van de politietaak, de vrijwillige ambtenaar in opleiding.

4. In onderdeel e wordt «bedoeld in artikel 4, onder a, van de Politieregeling 1999» vervangen door «bedoeld in artikel 3, onder a, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba» en vervalt: en de hulpagent, die in opleiding is.

5. In onderdeel f wordt «bedoeld in artikel 4, onder b, van de Politieregeling 1999» vervangen door: bedoeld in artikel 3, onder b, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

6. Na onderdeel f worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

  • f1. vrijwillige ambtenaar van politie aangesteld voor de uitoefening van de politietaak: de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, onder c, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • f2. vrijwillige ambtenaar in opleiding: degene die door Onze Minister is benoemd tot vrijwillige ambtenaar in opleiding en die is toegelaten tot de opleiding tot vrijwillige ambtenaar van politie;

  • f3. vrijwillige ambtenaar van politie: de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar in opleiding;

7. Onderdeel i komt te luiden:

  • i. bezoldiging:

    • het loon van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspirant met inachtneming van de bepalingen van dit besluit aan de hand van een bezoldigingsschaal vastgesteld;

    • het loon van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het Bezoldigingsbesluit 1998 BES;

8. Onderdeel j komt te luiden:

  • j. bezoldigingsschaal: een als zodanig bij ministeriële regeling vastgestelde, van een volgnummer voorziene reeks van bedragen;.

9. In onderdeel l vervalt:, dan wel elders dan bij de landelijke dienst van politie, bedoeld in artikel 3 van de Politieregeling 1999, indien hij daar is geplaatst.

10. Onderdeel n komt te luiden:

  • n. werkgebied: het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;.

C

In dit besluit vervalt telkens «of een landelijke politiedienst, bedoeld in artikel 3 van de Politieregeling 1999, waar hij is geplaatst,», «of de landelijke dienst van politie, bedoeld in artikel 3 van de Politieregeling 1999, waar hij geplaatst is,», «of de landelijke dienst van politie, genoemd in artikel 3 van de Politieregeling 1999, waar hij geplaatst is,», «of de landelijke dienst van politie, waar de ambtenaar van politie geplaatst is,» en «of de landelijke dienst van politie bedoeld in artikel 3 van de Politieregeling 1999».

D

In artikel 2 wordt na « Wet materieel ambtenarenrecht BES» (nieuw) ingevoegd «, met uitzondering van artikel 6A,» wordt «voornoemde landsverordening» vervangen door «die wet» en wordt de dubbele punt aan het einde van de volzin vervangen door een punt.

E

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de ambtenaar, bedoeld in artikel 5, eerste lid, eerste volzin, geldende de volgende hoofdrangen:

    • a. hoofdcommissaris;

    • b. commissaris;

    • c. hoofdinspecteur;

    • d. inspecteur;

    • e. hoofdagent;

    • f. brigadier;

    • g. agent;

    • h. aspirant.

2. In het derde lid vervalt onderdeel a.

3. In het derde lid, onderdeel c, wordt na «bezoldigingsschaal 5» ingevoegd: en 6.

4. In het derde lid, onderdeel d, vervalt: 6 en.

5. In het derde lid, onderdeel h, wordt voor «commissaris» ingevoegd «hoofdcommissaris en» en wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door een punt.

F

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Voor de vrijwillige ambtenaar van politie gelden de volgende hoofdrangen:

  • a. aspirant voor degene die is aangesteld als vrijwillige ambtenaar in opleiding;

  • b. agent voor de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 74h, eerste en tweede lid;

  • c. agent, brigadier, hoofdagent, inspecteur, hoofdinspecteur of commissaris, voor de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 74i.

G

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «Aanstelling» ingevoegd: van de ambtenaar van politie.

2. In het tweede lid wordt na «Aanstelling» ingevoegd: van de ambtenaar van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie,.

3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Aanstelling van de vrijwillige ambtenaar van politie in tijdelijke dienst geschiedt voor bepaalde tijd.

H

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, tweede volzin luidt: De aanstelling van de vrijwillige ambtenaar in opleiding geschiedt in tijdelijke dienst voor de tijd dat de opleiding tot vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak wordt gevolgd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Na het voltooien van de basisopleiding onderscheidenlijk de opleiding van de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak vindt aanstelling in tijdelijke dienst plaats als ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak onderscheidenlijk als vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak voor een proeftijd van zes maanden, zonodig in bijzondere gevallen op verzoek van betrokkene met zes maanden te verlengen en zonodig ambtshalve te verlengen met het deel van de proeftijd dat hij niet in actieve dienst was.

3. Het derde en vierde lid vervallen.

4. In het vijfde lid vervalt:, onder b.

I

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

  • 1. Voor een aanstelling als aspirant komt uitsluitend in aanmerking degene die:

    • a. de Nederlandse nationaliteit bezit;

    • b. voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig en psychologisch onderzoek;

    • c. ten minste de leeftijd van 17 jaar heeft;

    • d. voldoet aan de eisen met betrekking tot het opleidingsniveau;

    • e. op het moment van zijn aanstelling in het bezit is van het rijbewijs B of dit binnen twee jaar na zijn aanstelling behaalt.

    • f. voldoet aan de bij het geschiktheidsonderzoek gestelde eisen.

  • 2. Voor een aanstelling als vrijwillige ambtenaar in opleiding aangesteld voor de uitvoering van de politietaak komt uitsluitend in aanmerking degene die voldoet aan het gestelde in het eerste lid, a tot en met d en f.

J

Na artikel 8 worden achttien artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

Voor een aanstelling als ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak komt uitsluitend in aanmerking degene die:

  • a. de Nederlandse nationaliteit bezit;

  • b. ten minste de leeftijd van 18 jaar heeft;

  • c. voldoet aan de eisen met betrekking tot het opleidingsniveau;

  • d. voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig en psychologisch onderzoek.

Artikel 8b

Voor de aanstelling als ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie komt in aanmerking degene die:

  • a. de Nederlandse nationaliteit bezit;

  • b. ten minste de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;

  • c. voldoet aan de gestelde eisen met betrekking tot het opleidingsniveau;

  • d. voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig onderzoek;

  • e. voldoet aan de eisen betreffende het psychologisch onderzoek, indien daaraan naar het oordeel van Onze Minister behoefte bestaat;

  • f. voldoet aan de overige door Onze Minister te stellen eisen die specifiek gerelateerd zijn aan de te vervullen functie binnen het politiekorps.

Artikel 8c

Teneinde vast te stellen of de persoon, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, aanhef, en tweede lid, 8a en 8b in voldoende mate geschikt en bekwaam is voor de vervulling van de functie, kan Onze Minister de gegevens die door de betrokkene desgevraagd zijn verstrekt, verifiëren en zo nodig aanvullen.

Artikel 8d

  • 1. Voor toelating tot de onderwijstrajecten op kwalificatieniveau VSBO/MBO komt in aanmerking degene die in het bezit is van:

    • a. een LBO-diploma;

    • b. een MAVO-diploma;

    • c. een VSBO-diploma praktisch basisgerichte leerweg;

    • d. een VSBO-diploma theoretisch kadergerichte leerweg;

    • e. een VSBO-diploma, praktisch kadergerichte leerweg, of

    • f. een getuigschrift van een onderwijsinstelling waaruit blijkt dat de eerste drie jaren van een HAVO of VWO-opleiding met goed gevolg zijn afgelegd.

  • 2. Voor toelating tot een onderwijstraject op kwalificatieniveau HBO komt in aanmerking degene die in het bezit is van:

    • a. een HAVO-diploma, of

    • b. een diploma politiemedewerker op het kwalificatieniveau VSBO/MBO.

  • 3. Voor toelating tot een onderwijstraject op kwalificatieniveau WO komt in aanmerking degene die in het bezit is van:

    • a. een VWO-diploma;

    • b. een bewijsstuk dat op grond van een voor Nederland, Curaçao of Sint Maarten in werking getreden internationale overeenkomst toelating geeft tot het universitaire onderwijs, of

    • c. in het bezit is van een diploma politiekundige bachelor op het kwalificatieniveau HBO).

  • 4. Met een diploma, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, wordt voor de toepassing van deze leden gelijkgesteld een diploma vergezeld met een verklaring van de daartoe bevoegde autoriteit waarin staat dat het wordt gelijkgesteld met een diploma, genoemd in deze leden. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een getuigschrift, bedoeld in het eerste lid, onder f.

Artikel 8e

  • 1. Kandidaten die niet voldoen aan de in artikel 8d gestelde eisen, kunnen een door Onze Minister goedgekeurde toelatingstoets afleggen.

  • 2. Indien de toets met goed gevolg wordt afgelegd, komt de kandidaat alsnog in aanmerking voor toelating tot één van de initiële opleidingen.

Artikel 8f

  • 1. De kandidaat-aspirant en de kandidaat-vrijwillige ambtenaar in opleiding wordt onderworpen aan een geschiktheidsonderzoek, bestaande uit achtereenvolgens:

    • a. een taalvaardigheidsonderzoek;

    • b. een cognitief capaciteitenonderzoek;

    • c. een psychologisch onderzoek;

    • d. een fysiek motorisch onderzoek.

  • 2. De onderzoeken, bedoeld in het eerste lid, worden afgenomen door een door Onze Minister aangewezen instantie belast met de werving en selectie van politie met inachtneming van de bij regeling van Onze Minister te bepalen regels.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek, genoemd in het eerste lid.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde instantie rapporteert aan Onze Minister naar aanleiding van de uitkomsten.

  • 5. De kosten van het geschiktheidsonderzoek worden gedragen door Onze Minister.

  • 6. Het taalvaardigheidsonderzoek wordt niet afgenomen bij de betrokkene die, indien tot aanstelling zou worden overgegaan, de initiële opleiding gaat volgen op het kwalificatieniveau 5 of 6, bedoeld in artikel 8d.

Artikel 8g

  • 1. De uitkomst van het geschiktheidsonderzoek, bedoeld in artikel 8f, eerste lid, wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk na het voltooien van het geschiktheidsonderzoek schriftelijk meegedeeld.

  • 2. De betrokkene kan een gesprek aanvragen met de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het desbetreffende onderzoek is afgenomen. Binnen twee weken na deze aanvraag vindt dit gesprek plaats.

  • 3. De betrokkene van wie de uitslag van het fysiek motorisch onderzoek onvoldoende is, kan binnen twee weken nadat hem deze uitslag is meegedeeldeen tweede fysieke motorisch onderzoek aanvragen. Binnen drie maanden na deze aanvraag vindt het tweede fysieke motorisch onderzoek plaats.

  • 4. De kosten van het gesprek, bedoeld in het tweede lid, en van het tweede onderzoek, bedoeld in het derde lid, komen ten laste van Onze Minister.

Artikel 8h

Niet tot aanstelling bij een politiekorps kan worden overgegaan indien:

  • a. de betrokkene die aan het taalvaardigheidsonderzoek is onderworpen de bij regeling van Onze Minister te bepalen minimumnorm niet heeft behaald;

  • b. de betrokkene niet het bij regeling van Onze minister te bepalen minimale vereiste niveau op een of meer van de stabiele persoonlijkheidseigenschappen heeft behaald;

  • c. de betrokkene voor het fysiek motorisch onderzoek niet voldoet aan de bij regeling van Onze Minister te bepalen minimale vereisten; of

  • d. de betrokkene niet voldoet aan de bij regeling van Onze Minister gestelde eisen met betrekking tot de onderdelen van de onderzoeken waar sprake is van een open normering.

Artikel 8i

  • 1. Nadat alle overige beoordelingen van de geschiktheid van de betrokkene hebben plaatsgevonden en Onze Minister op grond daarvan voornemens is de betrokkene aan te stellen, wordt de betrokkene onderworpen aan een geneeskundig onderzoek.

  • 2. Het geneeskundig onderzoek kan steeds worden verricht voorafgaand aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8l of artikel 8o.

  • 3. Het geneeskundig onderzoek geschiedt door een door Onze Minister aangewezen geneeskundige, niet zijnde de behandelend arts van de betrokkene, met inachtneming van de nader bij regeling van Onze minister te bepalen richtlijnen.

  • 4. De uitslag van het geneeskundig onderzoek wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk medegedeeld.

  • 5. De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van Onze Minister.

Artikel 8j

  • 1. Indien aan het geneeskundig onderzoek voor de betrokkene een negatieve gevolgtrekking dan wel een positieve gevolgtrekking onder bepaalde bedenkingen wordt verbonden, heeft betrokkene recht op een herkeuring aan de hand van de richtlijnen, bedoeld in artikel 8i, derde lid. De betrokkene maakt zijn wens daartoe met redenen omkleed aan Onze Minister kenbaar binnen twee weken nadat de genoemde gevolgtrekking aan hem is meegedeeld.

  • 2. In geval van herkeuring wordt de door Onze Minister te nemen beslissing uitgesteld totdat de uitslag van de herkeuring aan Onze Minister is meegedeeld.

  • 3. De herkeuring geschiedt door een commissie van drie geneeskundigen.

  • 4. Onze Minister en de betrokkene wijzen elk een geneeskundige aan voor de commissie. Deze geneeskundigen wijzen een derde geneeskundige aan voor de commissie.

  • 5. De geneeskundige die het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 8i, eerste lid, heeft verricht en de behandelend arts van de betrokkene maken geen deel uit van de commissie.

  • 6. De kosten van de herkeuring komen ten laste van Onze Minister. Onze Minister kan van de betrokkene een redelijke bijdrage verlangen.

Artikel 8k

De ambtenaar die op grond van artikel 8, eerste lid, onder b, of tweede lid, artikel 8a, onder d, of artikel 8b, onder d, is onderworpen aan een geneeskundige keuring, wordt bij aanstelling in een andere functie opnieuw aan een geneeskundige keuring onderworpen, indien betrokkene voor het vervullen van die functie aan andere medische eisen dient te voldoen dan voor de tot dusverre vervulde functie.

Artikel 8l

  • 1. Aanstelling als ambtenaar van politie is slechts mogelijk, indien op grond van een ten aanzien van de betrokkene door Onze Minister ingesteld onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid geen bezwaar lijkt te bestaan tegen diens aanstelling.

  • 2. Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, omvat het inwinnen van justitiële documentatie en politiegegevens van betrokkene.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien het betreft:

    • a. een aanstelling in een functie waarin technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie worden uitgevoerd, en Onze Minister heeft bepaald dat voor de functie slechts een verklaring omtrent het gedrag is vereist;

    • b. een vertrouwensfunctie.

  • 4. Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid wordt ingesteld nadat Onze Minister de betrokkene overigens bekwaam en geschikt acht.

Artikel 8m

  • 1. Indien naar het oordeel van Onze Minister de aard van de functie of van de werkzaamheden hiertoe aanleiding geeft, kan ten aanzien van de ambtenaar in de volgende gevallen opnieuw een onderzoek als bedoeld in artikel 8l, eerste lid, worden uitgevoerd:

    • a. bij wijziging van werkzaamheden;

    • b. bij aanstelling in een andere functie;

    • c. bij de vervulling van een functie gedurende ten minste vijf dienstjaren; of

    • d. bij een redelijk vermoeden van ernstig plichtsverzuim dat de integriteit of de verantwoordelijkheid van de betrokkene raakt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het betreft een vertrouwensfunctie of een functie waarvan Onze Minister heeft bepaald dat slechts een verklaring omtrent het gedrag is vereist.

Artikel 8n

  • 1. Onze Minister is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van het onderzoek, bedoeld in artikel 8l, eerste lid.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 8l en 8m. Deze nadere regels bevatten in ieder geval waarborgen omtrent een voldoende bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene.

Artikel 8o

  • 1. Aanstelling, plaatsing, of detachering in een vertrouwensfunctie, is slechts mogelijk, indien ten aanzien van de betrokkene op basis van een veiligheidsonderzoek door Onze Minister een verklaring is afgegeven dat uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de vertrouwensfunctie.

  • 2. Onze Minister belast de betrokkene eerst met de vervulling van een vertrouwensfunctie, nadat ten aanzien van die betrokkene een verklaring als bedoeld in het eerste lid is afgegeven.

Artikel 8p

  • 1. Onze Minister meldt een ambtenaar die belast is met de vervulling van een functie die nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van het aanwijzingsbesluit aan bij het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aanmelding geschiedt slechts met schriftelijke instemming van de betrokken ambtenaar. Onze Minister licht de betrokkene in over de betekenis en de rechtsgevolgen van deze aanmelding.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde instemming is geweigerd of indien ten aanzien van de ambtenaar een verklaring als bedoeld in artikel 8o, eerste lid, is geweigerd, ontheft Onze Minister de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken, uit de functie.

Artikel 8q

  • 1. Onze Minister draagt er zorg voor dat na het verstrijken van een termijn van vijf jaar of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 8o, eerste lid of indien blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd veiligheidsonderzoek rechtvaardigen, opnieuw een veiligheidsonderzoek wordt ingesteld. Voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek is de instemming van de ambtenaar niet vereist.

  • 2. Indien een verklaring als bedoeld in het eerste lid is ingetrokken, ontheft Onze Minister de betrokken ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de intrekking van voornoemde verklaring, uit de vertrouwensfunctie.

Artikel 8r

De artikelen 8o, 8p en 8q zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar die door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie beschikbaar wordt gesteld aan een korps, met dien verstande dat in die artikelen onder «Onze Minister» wordt gelezen: Onze Minister in overeenstemming met de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

K

Na artikel 8r (nieuw) wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Kroonbenoemingen

Artikel 8s
  • 1. Bij koninklijk besluit worden benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen de plaatsvervangend korpschef van het politiekorps, alsmede de overige ambtenaren die behoren tot de leiding van het politiekorps en die een functie vervullen die ten minste wordt gewaardeerd overeenkomstig schaal 15.

  • 2. De voordracht van het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, gehoord de procureur-generaal.

L

Artikel 9 vervalt.

M

Na artikel 8s wordt het opschrift van een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3b. Beëdiging en akte van aanstelling

N

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. Voor de aanvaarding van zijn ambt legt de aspirant, de vrijwillige ambtenaar van politie en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak de volgende eed dan wel verklaring en belofte van zuivering af:

    «Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm dan ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in mijn betrekking te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat verklaar en beloof ik)!».

    Daarna wordt door de aspirant, de vrijwillige ambtenaar van politie en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak de volgende eed of belofte afgelegd:

    «Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan de Grondwet en aan de wetten van ons land.

    Ik zweer (beloof) dat ik de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften en verordeningen zal nakomen en handhaven, dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.

    Ik zweer (beloof) dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)!»

  • 2. Voor de aanvaarding van zijn ambt, legt de ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie de volgende eed dan wel verklaring en belofte van zuivering af:

    «Ik zweer (verklaar) dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm dan ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in mijn betrekking te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat verklaar en beloof ik)!»

    Daarna wordt door de ambtenaar de volgende eed of belofte afgelegd:

    «Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan de Grondwet en aan de wetten van ons land.

    Ik zweer (beloof) dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.

    Ik zweer (beloof) dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)!».

  • 3. De ambtenaar van politie legt de eden dan wel verklaringen en beloften af ten overstaan van Onze Minister of de door deze daartoe aangewezen persoon.

O

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «de ambtenaar van politie» ingevoegd: , met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie voor wat betreft onderdeel f,.

2. In het eerste lid, onder b, wordt «zoja» vervangen door: zo ja.

P

Na artikel 12 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3c. Opleidingen en opleidingseisen

Artikel 12a
  • 1. Bij regeling van Onze Minister, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister van Justitie, worden regels gesteld over de competentiegerichte eindtermen voor het onderwijs voor de ambtenaren van politie op de kwalificatieniveaus:

    • a. VSBO/MBO;

    • b. HBO, en

    • c. WO.

  • 2. Met inachtneming van de regels, bedoeld in het eerste lid, wijst Onze Minister, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister van Justitie, de initiële en postinitiële opleidingen voor de ambtenaren van politie aan.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de instantie die is belast met:

    • a. het ontwikkelen en de verzorging van de opleidingen, bedoeld in het tweede lid, en

    • b. het examineren van de studenten die opleidingen, bedoeld in het tweede lid, hebben gevolgd.

  • 4. In de regeling, bedoeld in het derde lid, kunnen regels worden gesteld over:

    • a. het ondersteunen van de werving en het uitvoeren van de selectie van de studenten voor de initiële opleidingen;

    • b. het overdragen van kennis aan de politie en het bijdragen aan de ontwikkeling van de uitoefening van de politietaak waarop het onderwijs is gericht, onder meer door het verrichten van onderzoek;

    • c. het ontwikkelen of het verzorgen van andere dan in het derde lid, onder a, bedoelde opleidingen van een door Onze Minister of Onze Minister van Justitie na overleg met Onze Minister wie het mede aangaat aan te wijzen categorie van personen, en

    • d. andere werkzaamheden die door de instantie kunnen worden uitgevoerd, mits die werkzaamheden:

      • samenhangen met de in het derde of vierde lid bedoelde taken;

      • niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en

      • tegen ten minste kostendekkende prijzen worden verricht.

Q

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

  • 1. Op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de aspirant en de vrijwillige ambtenaar van politie zijn van hoofdstuk IV van de Wet materieel ambtenarenrecht BES uitsluitend de artikelen 29, 31 en 32 van toepassing.

  • 2. De artikelen 14 tot en met 23a van dit besluit zijn niet van toepassing op de vrijwillige ambtenaar van politie.

R

In artikel 14, vierde, alsmede vijfde tot en met zevende lid wordt «, de aspirant of de hulpagent die in opleiding is,» onderscheidenlijk «, aspirant of de hulpagent die in opleiding is,» vervangen door: of de aspirant.

S

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «, de aspirant of de hulpagent die in opleiding is,» vervangen door: of de aspirant.

2. In het derde lid, wordt «als bijlage A bij dit landsbesluit gevoegd» vervangen door: bij ministeriële regeling vast te stellen.

3. Het vijfde lid vervalt.

T

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

  • 1. De ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspirant, die dienst verrichten tussen 20.00 uur en 06.00 uur ontvangen voor elk binnen dat tijdvak gewerkt vol uur een nachtdiensttoelage van USD 2,23.

  • 2. Een gewerkte tijd van dertig minuten of meer, doch korter dan een uur, wordt voor de toepassing van het eerste lid als een vol uur aangemerkt.

U

In artikel 19 wordt «Dit artikel» vervangen door «Artikel 18» en vervalt: en hulpagent die in opleiding is.

V

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

  • 1. Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid wordt opgedragen, wordt buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgesteld dienstrooster op een week- of zaterdag, wordt een vergoeding als bedoeld in de bijlage, onder I, toegekend voor elk door hem op werkdagen gewerkt vol uur.

  • 2. Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die uit hoofd van zijn functie onvermijdelijk arbeid wordt opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster op een zon-, feest of roostervrije dag, wordt een vergoeding als bedoeld in de bijlage, onder II, toegekend voor elk door hem gewerk vol uur.

  • 3. Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid wordt opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster in verband met buitengewone omstandigheden of calamiteiten, wordt een vergoeding als bedoeld in de bijlage, onder III, toegekend voor elk door hem gewerkt vol uur.

  • 4. Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijke arbeid wordt opgedragen ingevolge het op grond van artikel 26 vastgestelde dienstrooster op een feestdag, wordt een vergoeding als bedoeld in de bijlage, onder IV, toegekend voor elk door hem gewerkt vol uur.

  • 5. Voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid wordt een gewerkte tijd van dertig minuten of meer, doch korter dan een uur, als een vol uur aangemerkt.

  • 6. Aan de ambtenaar, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kan op zijn verzoek in plaats van een vergoeding in geld, wanneer het dienstbelang zulks toelaat, een vergoeding in vrije tijd worden toegekend, berekend naar de gemaakte overuren en bepaald op:

    • a. 150 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op weekdagen en zaterdagen, en

    • b. 200 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op zon- roostervrije en feestdagen dan wel in verband met buitengewone omstandigheden of calamiteiten.

  • 7. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die een functie bekleedt in de rang van inspecteur of hoger.

  • 8. Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die een functie bekleedt in de rang van inspecteur of hoger en die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijke arbeid wordt opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster, wordt een vergoeding in vrije tijd toegekend berekend naar de gemaakte uren en overuren en bepaald op:

    • a. 100 procent, indien het een dienstuitoefening betreft wegens verschuiving van dienst binnen twee maal 24 uur van de oorspronkelijk voorgeschreven dienst;

    • b. 100 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op week- en zaterdagen, en

    • c. 200 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op roostervrije- zon- en feestdagen of arbeid opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster in verband met buitengewone omstandigheden of calamiteiten.

  • 9. De vergoeding in vrije tijd als bedoeld in het achtste lid wordt genoten in dezelfde kalendermaand waarin de arbeid werd opgedragen dan wel in de daarop volgende kalendermaand.

  • 10. Indien geen vrije tijd als bedoeld in het achtste lid kan worden toegekend, ontvangt de ambtenaar een vergoeding overeenkomende met zijn uurloon voor arbeid opgedragen ingevolge het dienstrooster.

  • 11. Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op de aspirant.

W

Na artikel 23 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

Aan de ambtenaar van politie die uit hoofde van zijn functie opgedragen wordt zich buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster gedurende ten minste acht uren per dag ter beschikking van de politiedienst te houden in zijn woning of zijn plaats van tewerkstelling, dan wel voor de dienst bereikbaar te zijn gedurende ten minste acht uren per dag, wordt een vergoeding toegekend van USD 41,90 per dag.

Artikel 23b

De vrijwillige ambtenaar in opleiding en de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitoefening van de politietaak die in opdracht van Onze Minister een voor zijn functie relevante cursus volgt dan wel deelneemt aan een oefening of in opdracht van Onze Minister werkelijke dienst verricht, ontvangen een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding.

X

In artikel 24 wordt «De Beschikking functioneringsgesprekken (P.B. 1999, no. 75)» vervangen door «Het Besluit functioneringsgesprekken BES» en wordt na «ambtenaar van politie» ingevoegd:, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie,.

Y

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt: of een landelijke politiedienst, bedoeld in artikel 3 van de Politieregeling 1999, waar hij is geplaatst.

2. In het vijfde lid vervalt: of de landelijke politiedienst, bedoeld in artikel 3 van de Politieregeling 1999, waar hij is geplaatst.

3. In het zesde lid wordt «derde lid» vervangen door «eerste lid» en «vierde en vijfde lid» door: derde tot en met vijfde lid.

3. In het achtste lid vervalt: en de hulpagent die in opleiding is.

Z

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «ambtenaar van politie» ingevoegd «,met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitoefening van de politietaak», vervalt «, tenzij de minister anders heeft bepaald» en wordt na de punt een volzin ingevoegd, luidende: Voor de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak bepaalt Onze Minister de werktijden.

2. In het derde lid, onderdelen c en d, en het vierde lid wordt «tenminste» telkens vervangen door: ten minste.

3. In het zesde lid vervalt:, de Antillendag.

AA

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

Artikel 43 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is niet van toepassing op de ambtenaar van politie.

BB

In de artikelen 31, eerste lid, 33, vijfde lid, 36, eerste lid, en 86, eerste lid, wordt «de Nederlandse Antillen of een eilandgebied» telkens vervangen door: de staat of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

CC

Na het opschrift «§ 3 Overige ambtenaren van politie» wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 31a

In afwijking van artikel 1, onder c, wordt in deze paragraaf onder ambtenaar van politie verstaan: ambtenaar van politie, met uitzondering van de aspirant en de vrijwillige ambtenaar van politie.

DD

In artikel 32, eerste lid, vervalt:, niet zijnde een aspirant,.

EE

In de artikelen 39, zesde lid, 55, vierde lid, 57, vierde lid, en 87, eerste tot en met derde lid, wordt «uit ’s Lands kas» telkens vervangen door: ten laste van de staat.

FF

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43

  • 1. Tenzij anders is bepaald bij dit besluit of bij of krachtens de Wet materieel ambtenarenrecht BES, wordt de vrijstelling van dienst verleend met behoud van volle bezoldiging.

  • 2. In afwijking van artikel 1, onder c, wordt in dit hoofdstuk onder ambtenaar van politie verstaan: ambtenaar van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie.

GG

Artikel 46 vervalt.

HH

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «ambtenaar van politie» ingevoegd «,met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie,» en vervalt «van korte duur» en «en buitengewoon verlof van lange duur door de minister».

2. In het tweede lid wordt «de verlof verlenende instantie» vervangen door: Onze Minister.

II

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan de ambtenaar van politie die tot lid van een van de eilandsraden van de openbare lichamen is verkozen, wordt op zijn verzoek buitengewoon verlof, met behoud van vol inkomen, verleend voor het bijwonen van vergaderingen van de eilandsraad, alsmede het maken van reizen in of buiten de openbare lichamen in zijn hoedanigheid van lid van de eilandsraad.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaar die op non-actief is gesteld of tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt of functie in verband met het lidmaatschap van de eilandsraad van een openbaar lichaam.

3. In het derde lid vervalt: in de Nederlandse Antillen.

4. Het vierde lid vervalt.

JJ

In artikel 50, vijfde en zesde lid, wordt «de Centrale Commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken» vervangen door: de Sectorale Overlegcommissie BES.

KK

In de artikelen 52, onder j en 54, vierde lid, wordt «aanbehuwdkinderen» vervangen door: aangehuwde kinderen.

LL

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «ten behoeve van Nederland, Aruba» ingevoegd:, Curaçao, Sint Maarten.

2. In het tweede lid wordt «Nederland of Aruba» vervangen door: Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

MM

Na het opschrift van hoofdstuk VII Voorzieningen in verband met ziekte, ongeval, zwangerschap en bevalling wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 61a

In afwijking van artikel 1, onder c, wordt in dit hoofdstuk, paragrafen 1, 2 en 3 onder ambtenaar van politie verstaan: ambtenaar van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie.

NN

Artikel 62 komt te luiden:

Artikel 62

De artikelen 44, 45, 45B en 45C van de Wet materieel ambtenarenrecht BES zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.

OO

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «verblijf buiten de Nederlandse Antillen» vervangen door: verblijf buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister een ambtenaar van politie vrijstelling van dienst wegens ziekte of verlenging daarvan verlenen op grond van een schriftelijke verklaring van een geneeskundige in dienst van de overheid.

3. In het vierde lid wordt «buiten de Nederlandse Antillen» vervangen door «buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» en «de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen» vervangen door: Onze Minister.

PP

Na artikel 74 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4 Aanspraken bij ongeval voor de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak

Artikel 74a
  • 1. Onze Minister sluit ten behoeve van de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak een ongevallenverzekering af.

  • 2. De verzekering, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval de bepaling dat bij blijvende arbeidsongeschiktheid aanspraak op een uitkering ineens bestaat.

  • 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder «ongeval» en «arbeidsongeschiktheid» hetgeen daaronder wordt verstaan in de door Onze Minister ter zake gesloten ongevallenverzekering.

Artikel 74b
  • 1. De vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak wordt bij aanstelling in kennis gesteld van de bepalingen van de door Onze Minister te zijnen behoeve gesloten ongevallenverzekering.

  • 2. Van wijzigingen in de in het eerste lid bedoelde bepalingen wordt de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak voor de inwerkingtreding ervan in kennis gesteld.

Artikel 74c
  • 1. De vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die arbeidsongeschikt is, heeft, indien deze ongeschiktheid blijkens een geneeskundig onderzoek het gevolg is van een ongeval in verband met de vervulling van zijn functie, aanspraak op een uitkering overeenkomstig de bepalingen van de verzekering, bedoeld in artikel 74a, eerste lid.

  • 2. Hij heeft behoudens artikel 74e geen aanspraak op enige vergoeding ten laste van Onze Minister ter zake van een ongeval.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op de gewezen vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak tot het tijdstip, bedoeld in artikel 118, eerste lid, indien hij blijvend arbeidsongeschikt is.

Artikel 74d
  • 1. Indien een vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak ten gevolge van een ongeval in verband met de vervulling van zijn functie komt te overlijden, hebben zijn weduwe of weduwnaar aanspraak op een uitkering overeenkomstig de bepalingen van de ongevallenverzekering, bedoeld in artikel 74a, eerste lid.

  • 2. Artikel 14, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 74e

In geval van een ongeval, ontstaan ten gevolge van de vervulling van zijn functie, ontvangt de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak een vergoeding van de kosten van geneeskundige behandeling of verzorging die te zijnen laste blijven en die naar het oordeel van Onze Minister noodzakelijk zijn gemaakt.

Artikel 74f

Indien geen sprake is van een ongeval, maar wel van een ziekte die is ontstaan of verergerd ten gevolge van de vervulling van de functie, stelt Onze Minister ter zake een uitkering vast voor zover de verzekering, bedoeld in artikel 74a, eerste lid, daar niet in voorziet.

Artikel 74g

De artikelen 74d, 74e en 74f zijn van overeenkomstige toepassing op de gewezen vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, voor zover deze de leeftijd, bedoeld in artikel 118, eerste lid, nog niet heeft bereikt.

QQ

Na artikel 74g (nieuw) worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIIa Taken vrijwillige ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak

Artikel 74h
  • 1. De vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, wordt belast met een of meer van de volgende werkzaamheden:

    • a. het surveilleren, het treffen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde en het verlenen van hulp op openbare plaatsen;

    • b. het opsporen van overtredingen en misdrijven waarop als hoofdstraf maximaal een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie is gesteld;

    • c. het houden van toezicht op en het verzorgen van ingeslotenen; en

    • d. het verrichten van werkzaamheden op de meldkamer en de receptie van het politiebureau en van administratieve werkzaamheden.

  • 2. De vrijwillige ambtenaar kan tevens, met instemming van Onze Minister, worden ingezet bij specialistische werkzaamheden die niet behoren tot de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, voor zover hij beschikt over de daarvoor vereiste opleiding en ervaring. Tot specialistische werkzaamheden wordt in ieder geval gerekend assistentie bij opsporingsonderzoeken naar andere misdrijven dan die bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 3. Onder ingeslotene, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan degene die rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Onder ingeslotene wordt mede verstaan degene die ten behoeve van hulpverlening aan hem op het politiebureau is ondergebracht.

Artikel 74i

De vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak kan, na instemming van Onze Minister en voor zover hij beschikt over de daarvoor vereiste opleiding en ervaring, zelfstandig of onder begeleiding van een ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak met eenzelfde of hogere rang, werkzaamheden uitoefenen die verband houden met de volledige politietaak.

HOOFDSTUK VIIb Geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden

Artikel 74j

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder ambtenaar: de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

Artikel 74k
  • 1. Een ambtenaar beschikt in een bepaald kalenderjaar slechts over een geweldmiddel, indien hij in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd:

    • a. de bij regeling van Onze Minister samengestelde toets geweldsbeheersing;

    • b. de bij regeling van Onze Minister samengestelde toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden.

  • 2. Een ambtenaar beschikt in een bepaald kalenderhalfjaar slechts over een vuurwapen, indien hij in het daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar de bij regeling van Onze Minister samengestelde toets schietvaardigheid met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 3. Een ambtenaar die is belast met de uitoefening van specialistische of leidinggevende politietaken en daartoe een postinitiële opleiding heeft gevolgd, dient de in het eerste en tweede lid bedoelde toetsen tevens volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding met voldoende resultaat af te leggen. Indien voor de postinitiële opleiding niet een dergelijke toets is vastgesteld, dient de in de eerste volzin bedoelde ambtenaar de toetsen volgens de competentiegerichte eindtermen van de initiële opleiding met voldoende resultaat af te leggen.

  • 4. Indien een ambtenaar op de laatste dag van een kalenderjaar of kalenderhalfjaar de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde toetsen nog niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, wordt het geweldmiddel in het gebruik waarvan hij dientengevolge niet langer is geoefend, door Onze Minister ingenomen.

  • 5. De ambtenaar van wie een geweldmiddel op grond van het vierde lid is ingenomen, kan voor de resterende duur van het lopende kalenderjaar of kalenderhalfjaar wederom over het geweldmiddel beschikken vanaf het moment dat hij de toetsen die hij niet of niet met voldoende resultaat had afgelegd, alsnog met voldoende resultaat aflegt.

Artikel 74l

Onze Minister biedt de ambtenaar de gelegenheid tot het volgen van ten minste 32 uren training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen en toetsing.

Artikel 74m

De toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en de toets schietvaardigheid worden afgenomen door een door Onze Minister daartoe aangewezen toetser.

Artikel 74n

Indien een ambtenaar, op de laatste dag van de in artikel 74k bedoelde perioden, één van de in dat artikel bedoelde toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan Onze Minister.

Artikel 74o
  • 1. Onze Minister draagt zorg voor de registratie van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 74k bedoelde toetsen.

  • 2. In het jaarverslag voor het politiekorps wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken betrekkende de in artikel 74k bedoelde toetsen.

RR

In artikel 75 wordt na «met uitzondering van de artikelen» ingevoegd: 61a, 61b, .

SS

Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het, derde lid, wordt «de hulpagent die in opleiding is» vervangen door: de vrijwillige ambtenaar van politie.

2. In het vierde lid vervalt:, het bevoegd gezag dan wel het hoofd van dienst.

TT

In artikel 77 vervalt telkens: of het bevoegd gezag.

UU

In artikel 78, eerste lid, wordt «de hulpagent die in opleiding is» vervangen door: de vrijwillige ambtenaar van politie.

VV

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de aspirant « (nieuw) ingevoegd «en de vrijwillige ambtenaar van politie» en wordt «in het eilandgebied» vervangen door: in het openbaar lichaam.

2. In het tweede lid wordt «in het eilandgebied» vervangen door: in het openbaar lichaam.

3. In het derde lid wordt na «de aspirant» (nieuw) ingevoegd: en de vrijwillige ambtenaar van politie.

4. In het vierde lid wordt «de Nederlandse Antillen of het eilandgebied» vervangen door: of het openbaar lichaam.

5. In het vijfde wordt «en de hulpagent die in opleiding is, genieten» vervangen door «geniet» en wordt «van Landswege» vervangen door: van rijkswege.

6. In het zesde lid vervalt «en de hulpagent die in opleiding is,» en wordt «van Landswege» vervangen door: van rijkswege.

7. Na het zesde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 7. Onze Minister kan een dienstwoning die de staat in eigendom heeft of van derden huurt ten behoeve van de dienst, ter beschikking stellen aan een ambtenaar van politie tegen betaling van de huurprijs.

  • 8. De huurprijs, bedoeld in het zevende lid, wordt bepaald op 16 procent van het inkomen van de ambtenaar van politie met als maximumgrondslag voor de berekening hiervan de aanvangsbezoldiging van schaal 10 van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES respectievelijk van schaal 7 van de regeling, bedoeld in artikel 1, onder j, van dit besluit. Onder inkomen als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan de jaarlijkse of maandelijkse bezoldiging, verhoogd met een eventuele persoonlijke toelage, kostwinnerstoelage, kindertoelage en standplaatstoelage. In het geval van twee of meer bezoldigde betrekkingen, wordt de som van de inkomens verbonden aan deze betrekkingen als inkomen aangemerkt.

  • 9. De huurprijs, bedoeld in het zevende lid, wordt maandelijks voldaan door middel van inhouding daarvan op de bezoldiging van de ambtenaar van politie.

WW

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de aspirant» (nieuw) ingevoegd: en de vrijwillige ambtenaar van politie.

2. In het tweede lid, wordt «buiten het eilandgebied» vervangen door: buiten het openbaar lichaam.

3. Na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, die verplicht is om binnen het korps zijn functie of een andere functie dan waarin hij is geplaatst, te vervullen binnen een ander werkgebied, heeft aanspraak op een dienstwoning. Artikel 80, zevende, achtste en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over een toelage aan de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, die binnen een ander werkgebied zijn functie, dan wel een andere functie dan waarin hij geplaatst is, dient te vervullen.

XX

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de aspirant» (nieuw) ingevoegd «en de vrijwillige ambtenaar van politie», vervallen de dubbele punt, onderdeel a, de aanduiding «b.» alsmede «een korps dan wel», wordt «de desbetreffende korpschef» vervangen door «de desbetreffende korpsbeheerder» en vervalt de puntkomma aan het slot.

2. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bij koninklijk besluit is benoemd, is voor de detachering de instemming van Onze Minister vereist.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over een detacheringstoelage aan de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid.

YY

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de politiedienst» vervangen door: de politie.

2. Het tweede lid luidt:

  • 2. Plaatsing geschiedt door Onze Minister.

ZZ

Na het derde lid van artikel 85 wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het verbod, bedoeld in het eerste lid.

AAA

In artikel 87, eerste en tweede lid, vervalt telkens: of het bevoegd gezag.

BBB

In artikel 87, eerste lid wordt «in ’s Lands kas te storten» vervangen door: aan de staat af te dragen.

CCC

Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de aspirant» (nieuw) ingevoegd: en de vrijwillige ambtenaar in opleiding.

2. In het tweede lid wordt na «functiegerichte opleidingen» een komma ingevoegd.

DDD

In artikel 91, eerste lid, wordt na «de aspirant» (nieuw) ingevoegd: en de vrijwillige ambtenaar in opleiding.

EEE

In artikel 92, eerste lid, wordt «voor ’s Lands rekening» vervangen door: op kosten van het Rijk.

FFF

Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. In het vierde lid wordt «het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen» vervangen door: het Burgerlijk Wetboek BES.

GGG

In artikel 94, vierde lid, wordt «de Comptabiliteitslandsverordening (P.B. 1953, 4) en de Landsverordening Algemene Rekenkamer Nederlandse Antillen (P.B. 1956, nr. 35)» vervangen door «de Comptabiliteitswet 2001» en «bepalen» door: bepaalt.

HHH

Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: of het bevoegd gezag.

2. In het tweede lid vervalt:, het bevoegd gezag of het hoofd van dienst.

III

In artikel 97, eerste lid, wordt «de Landsverordening, houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten (P.B. 1921, nr. 66),» vervangen door: de Wet voor de volksgezondheid BES.

JJJ

Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «ambtenaar van politie» ingevoegd:, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie.

2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op de vrijwillige ambtenaar van politie, met dien verstande dat de beloningen zijn:

    • a. een tevredenheidsbetuiging of

    • b. een gratificatie van maximaal 150 procent van de per kalenderjaar krachtens artikel 23a vastgestelde vaste vergoeding.

KKK

In artikel 99, eerste lid, wordt na «ambtenaar van politie» ingevoegd:, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie,.

LLL

Artikel 100 vervalt.

MMM

Artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «ambtenaar van politie» ingevoegd:, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie.

2. In het tweede lid vervalt «en de hulpagent die in opleiding is,» en «respectievelijk de opleiding tot hulpagent».

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Onverminderd het zesde lid, worden de straffen, bedoeld in het eerste en tweede lid, opgelegd door Onze Minister.

4. Na het vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 6. Indien het een ambtenaar betreft die bij koninklijk besluit is benoemd, worden de straffen, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met f, opgelegd door Onze Minister en worden de straffen, bedoeld in het eerste lid, onder g tot en met i, opgelegd bij koninklijk besluit.

  • 7. Het eerste lid, onder a, h en i, zijn van overeenkomstige toepassing op de vrijwillige ambtenaar van politie.

NNN

In artikel 103, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

OOO

In artikel 104, eerste lid, wordt «de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, nr. 134)» vervangen door: de Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES.

PPP

In artikel 105 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.

QQQ

Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De ambtenaar is van politie» vervangen door: De ambtenaar van politie.

2. In het eerst en tweede lid wordt «de Krankzinnigenlandsverordening» vervangen door: de Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES.

RRR

Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, en derde lid vervalt: bij landsbesluit.

2. In het eerste lid, onder b, wordt na «wanneer hem» ingevoegd: door Onze Minister, dan wel door Ons, indien het betreft een ambtenaar die bij koninklijk besluit is benoemd,.

3. In het eerste lid, onder c, wordt na «Onze minister» (nieuw) ingevoegd:, dan wel naar Ons oordeel, indien het betreft een ambtenaar die bij koninklijk besluit is benoemd,.

4. In het tweede lid wordt vóór de eerste zin ingevoegd: Tenzij bij wet is bepaald dat schorsing bij koninklijk besluit geschiedt, geschiedt schorsing door Onze Minister.

SSS

In artikel 110, tweede lid, wordt «de Krankzinnigenlandsverordening» vervangen door «de Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES» en wordt na «Wetboek van Strafvordering» ingevoegd: BES.

TTT

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Tenzij bij wet is bepaald dat ontslag wordt gegeven bij koninklijk besluit, wordt ontslag gegeven door Onze Minister.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Ontslag wordt gegeven bij beschikking, die de datum van ingang van het ontslag dan wel een aanduiding van die dag bevat.

UUU

In artikel 112, vijfde lid, wordt «hulpagent die in opleiding is» vervangen door: de vrijwillige ambtenaar in opleiding.

VVV

Artikel 113 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «of de hulpagent» vervangen door «of de vrijwillige ambtenaar in opleiding» en «de opleiding tot hulpagent» telkens door: de opleiding tot vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

2. In het vierde lid wordt «of hulpagent» vervangen door «of de vrijwillige ambtenaar in opleiding» en «de opleiding tot hulpagent» door: de opleiding van de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

WWW

In artikel 114, eerste lid, wordt «de artikelen 5, leden 3 en 6, en 6, lid 1» vervangen door: artikelen 5, zesde lid, en 6, zesde lid.

XXX

In artikel 115, derde lid, onder e, wordt na «in dienst van de Nederlandse Antillen en een eilandgebied» vervangen door: in dienst van de voormalige Nederlandse Antillen, een voormalig eilandgebied, de staat en een openbaar lichaam.

YYY

Artikel 116 vervalt.

ZZZ

In artikel 117 vervalt: of de Staten te begeven.

AAAA

Artikel 118, vierde lid, vervalt.

BBBB

Na artikel 118 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 118a

  • 1. Aan een ambtenaar van politie kan eervol ontslag worden verleend, indien hij op grond van het bepaalde in artikel 5, derde lid, of artikel 10, tweede lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven.

  • 2. Indien een ontslag als bedoeld in het eerste lid door Onze Minister wordt verleend, is de medewerking vereist van Onze Minister van Justitie.

CCCC

In artikel 119 wordt «enige landsverordening» vervangen door: enige wet.

DDDD

In artikel 120, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, wordt na «de uitvoering van de politietaak» ingevoegd:, de vrijwillige ambtenaar van politie.

EEEE

Artikel 121 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de uitvoering van de politietaak» ingevoegd:, de vrijwillige ambtenaar van politie.

2. In het derde lid wordt «de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, no. 134)» vervangen door: de Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES.

FFFF

Artikel 122 komt te luiden:

Artikel 122

Dit besluit berust op de artikelen 41, eerste en tweede lid, en 46, eerste lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de artikelen 4, 21, tweede lid, en 22, tweede lid, van de Veiligheidswet BES en artikel 120a van de Wet materieel ambtenarenrecht BES.

GGGG

Artikel 123 komt te luiden:

Artikel 123

  • 1. Tot het tijdstip van inwerkingtreding van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 8i, derde lid, is voor de aanstelling als ambtenaar van politie en voor aanstelling in een andere functie niet van toepassing dat wordt voldaan aan de eisen betreffende het geneeskundig en psychologisch onderzoek, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, onder b, 8a, onder d, en 8b, onder d en e, onderscheidenlijk 8k.

  • 2. Tot het tijdstip van inwerkingtreding van de ministeriële regeling, bedoeld in de artikelen 8f, tweede lid, en 8h, onder a, b, c en d, is voor de aanstelling als aspirant en als vrijwillige ambtenaar in opleiding niet van de toepassing dat wordt voldaan aan de bij het geschiktheidsonderzoek gestelde eisen, bedoeld in artikel 8f, eerste lid, onder a, b, c of d.

  • 3. Tot het tijdstip van inwerkingtreding van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 8n, tweede lid, is voor de aanstelling als ambtenaar van politie niet van toepassing dat uit onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid geen bezwaar lijkt te bestaan tegen de aanstelling en is artikel 8m niet van toepassing.

  • 4. Tot het tijdstip van inwerkingtreding van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 74k, eerste lid, onder a en b, is voor de geoefendheid in het gebruik van een geweldmiddel niet vereist dat de toets geweldbeheersing en de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden met voldoende resultaat is afgelegd.

  • 5. Tot het tijdstip van inwerkingtreding van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 74k, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, is voor de geoefendheid in het gebruik van een vuurwapen niet vereist dat de toets schietvaardigheid met voldoende resultaat is afgelegd.

HHHH

Na artikel 123 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 123a

Op de personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Veiligheidswet BES worden aangesteld als ambtenaar van politie zijn de aanstellingseisen, genoemd in de artikelen 8, 8a en 8b, niet van toepassing.

Artikel 123b

  • 1. De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Veiligheidswet BES worden aangesteld als ambtenaar van politie en in de week voorafgaand aan dat tijdstip ten overstaan van de gezaghebber van het eilandgebied Bonaire, Sint Eustatius of Saba de eed dan wel verklaring en belofte van zuivering alsmede de daarop volgende eed of belofte, zoals geformuleerd in artikel 10, eerste en tweede lid, hebben afgelegd, worden geacht bij de aanvaarding van hun ambt de vereiste eed dan wel verklaring en belofte van zuivering alsmede de daarop volgende eed of belofte, bedoeld in artikel 10, eerste of tweede lid, te hebben afgelegd.

  • 2. De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Veiligheidswet BES worden aangesteld als ambtenaar van politie en in de week voorafgaand aan deze inwerkingtreding niet de in het eerste lid bedoelde de eed dan wel verklaring en belofte van zuivering alsmede de daarop volgende eed of belofte, zoals geformuleerd in artikel 10, eerste en tweede lid, hebben afgelegd, worden gedurende twee maanden na inwerkingtreding van dit besluit geacht bij de aanvaarding van hun ambt de vereiste eed dan wel verklaring en belofte van zuivering alsmede de daarop volgende eed of belofte, bedoeld in artikel 10, eerste of tweede lid, te hebben afgelegd.

  • 3. De ambtenaren van politie, bedoeld in het tweede lid, leggen de eed dan wel verklaring en belofte van zuivering alsmede de daarop volgende eed of belofte, bedoeld in artikel 10, eerste of tweede lid, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden na inwerkingtreding van dit besluit alsnog af.

IIII

Artikel 124 komt te luiden:

Artikel 124

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rechtspositie korps politie BES.

JJJJ

Bijlage A behorende bij artikel 15, derde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Veiligheidswet BES in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 7 oktober 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de achtste oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage behorende bij artikel 23, eerste tot en met vierde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES

  • I. De vergoeding per vol uur, bedoeld in artikel 23, eerste lid, is voor de:

    aspirant: USD 11,17

    agent: USD 15,08

    brigadier: USD 17,88

    hoofdagent: USD 21,23

  • II. De vergoeding per vol uur, bedoeld in artikel 23, tweede lid, is voor de:

    aspirant: USD 14,53

    agent: USD 19,55

    brigadier: USD 24.02

    hoofdagent: USD 28,49

  • III. De vergoeding per vol uur, bedoeld in artikel 23, derde lid, is voor de:

    aspirant: USD 18,44

    agent: USD 24,02

    brigadier: USD 30,17

    hoofdagent: USD 36,31

  • IV. De vergoeding per vol uur, bedoeld in artikel 23, vierde lid, is voor de:

    aspirant: USD 7,26

    agent: USD 9,50

    brigadier: USD 11,73

    hoofdagent: USD 14,53

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Mede namens de Minister van Justitie geef ik hierbij een toelichting op het besluit. Conform de Slotverklaring van de Miniconferentie van 10 en 11 oktober 2006 over de toekomstige staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zal bij aanvang van de nieuwe staatsrechtelijke positie van deze eilanden binnen het Nederlandse staatsbestel in beginsel de Nederlands-Antilliaanse regelgeving van kracht blijven. Hetgeen in het oorspronkelijke Besluit rechtspositie korps politie Nederlandse Antillen 2000 was geregeld, blijft dan ook in beginsel gelden voor de ambtenaren van politie. Het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 verkrijgt op grond van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba de status van algemene maatregel van bestuur (amvb) en de nieuwe citeertitel Besluit rechtspositie korps politie BES».

De wettelijke grondslag voor deze amvb is gelegen in de artikelen 41, eerste en tweede lid, en 46, eerste lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie) en de artikelen 4, 21, tweede lid, en 22, tweede lid, van de Veiligheidswet BES.

Artikelen 41, eerste en tweede lid, en 46, eerste lid, van de Rijkswet politie (kwaliteitscriteria, opleidings en traningsvereisten alsmede hoofdrangen)

In de Slotverklaring van het bestuurlijk overleg over de toekomstige staatkundige positie van Curaçao en Sint Maarten van 2 november 2006 zijn afspraken gemaakt over de inrichting, de organisatie, het gezag over en het beheer van de politie alsmede de samenwerking. De Rijkswet politie strekt tot uitvoering van deze afspraken. Deze rijkswet kent diverse bepalingen die de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland, voor zover het betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba, opdraagt een onderlinge regeling te treffen, die door elk van deze landen wordt vastgesteld in landelijke regelgeving. Voor wat betreft de rechtspositie van de ambtenaren van politie betreft het:

  • de Regeling hoofdrangenstelsel van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (artikel 46, eerste lid, van de Rijkswet politie) en

  • de Regeling kwaliteitscriteria en opleidings- en trainingsvereisten van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (artikel 41, eerste lid, van de Rijkswet politie).

Hetgeen in deze onderlinge regelingen, met uitzondering van de in laatst genoemde regeling opgenomen artikelen over de opleiding en keuring van politiehonden, is overeengekomen, is in het Besluit rechtspositie korps politie BES vastgesteld. In het aangepaste artikel 3, eerste lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES (zie onderdeel E) is een limitatieve opsomming opgenomen van de hoofdrangen. De kwaliteitscriteria en de aanstellings- en opleidingseisen zijn opgenomen in de artikelen 8 tot en 8f en 8h tot en met 8r (onderdelen I en J) en de artikelen 74j tot en met 74o (onderdeel OO).

Gelet op de aard van het onderwerp zijn de artikelen over de opleiding en keuring van politiehonden opgenomen in het Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES.

Artikel 4 van de Veiligheidswet BES (vrijwillige ambtenaren van politie)

De Rijkswet politie biedt de grondslag om in het politiekorps voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba vrijwillige ambtenaren van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak aan te stellen.

De vrijwillige ambtenaren maken als zodanig deel uit van de politie en dienen een herkenbare plaats in te nemen in de reguliere structuur. Het uitgangspunt is dat deze ambtenaren op een breed terrein ondersteunende taken kunnen verrichten. Belangrijk aspect hierbij is dat gebruik moet kunnen worden gemaakt van de specifieke deskundigheid van de vrijwilligers. Daarbij zullen de opleiding en de ervaring, de feitelijke inzet, de opgedragen taken en de gebleken geschiktheid bepalend zijn. Voor alle vrijwillige ambtenaren van politie geldt dat de basisopleiding voor vrijwillig ambtenaar van politie met goed gevolg moet zijn afgerond. Als deze opleiding is afgerond, kan de vrijwilliger worden ingezet op het niveau van agent (onderdeel F, nieuw artikel 3a) voor een beperkt aantal taken (nieuwe artikel 74h). Voor de vrijwilligers worden de rangen, die niet kunnen worden gerelateerd aan bezoldiging, gekoppeld aan de werkzaamheden waarvoor zij op grond van de taken, genoemd in het nieuwe hoofdstuk VIIa, worden ingezet.

De korpsbeheerder beziet per individuele vrijwilliger op welk eventueel hoger niveau de vrijwilliger kan worden ingezet (zie het nieuwe artikel 74j). Ook bij het functioneren in een rang boven die van agent, geldt dat de rang van de executieve vrijwillige politieambtenaar in gelijke relatie staat met de werkzaamheden die deze persoon uitvoert én dat de vrijwillige politieambtenaar op hetzelfde professionele niveau dient te functioneren als de reguliere ambtenaar.

De aard van het dienstverband van de vrijwillige ambtenaren van politie brengt mee dat deze ambtenaren voor wat betreft hun rechtspositie ten dele vergelijkbaar zijn met de (beroeps)ambtenaren van politie belast met de uitvoering van de politietaak die een volledig dan wel een parttime dienstverband hebben. Zo zijn de regels omtrent geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden (zie onderdeel OO; nieuwe hoofdstuk VIIb) ook op hen van toepassing.

Ten aanzien van bepaalde onderdelen van de rechtspositie is sprake van een onderscheid. De vrijwillige ambtenaren komen bijvoorbeeld niet in aanmerking voor de financiële aanspraken die voortvloeien uit functioneel leeftijdsontslag en voor een ambtsjubileumgratificatie (zie onderdeel III; artikel 99, eerste lid), wordt voor hen geen dienstrooster vastgesteld (zie onderdeel X, onder 1; artikel 26, tweede lid) en hebben zij geen recht op vakantie dan wel verlof (zie onderdeel AA; nieuwe artikel 31a). Waar de vergelijking met beroepsambtenaren van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak opgaat, worden vrijwillige ambtenaren van politie op dezelfde voet behandeld als hun beroepscollega’s en zijn de desbetreffende bepalingen uit dit besluit van toepassing. Hierbij is de systematiek van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie en het Besluit taken vrijwillige politie als uitgangspunt genomen.

Artikel 21, tweede lid, van de Veiligheidswet BES (regels over de rechtspositie van de ambtenaren van politie)

Voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba is ervoor gekozen niet de oorspronkelijke landsverordening politieregeling 1999 over te nemen, maar een nieuw wettelijk stelsel vast te stellen, deels in de Rijkswet politie en deels in de Veiligheidswet BES. Artikel 21, tweede lid, biedt de grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels over de rechtspositie van de ambtenaren van politie vast te stellen. Het betreft hier zowel de beroepsambtenaren van politie als de vrijwillige ambtenaren van politie.

Artikel 22, tweede en derde lid, van de Veiligheidswet BES (kroonbenoeming)

Met het nieuwe paragraaf 3a in hoofdstuk II wordt invulling gegeven aan artikel 22, tweede lid, van de Veiligheidswet BES.

Overige wijzigingen

Naast de wijzigingen die verband houden met voornoemde artikelen van de Rijkswet politie en de Veiligheidswet BES, zijn in het Besluit rechtspositie korps politie BES technische wijzigingen aangebracht. Het betreft bijvoorbeeld:

  • het schrappen van het begrip «bevoegd gezag».

  • Op grond van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het gezag dat bevoegd is tot het aanstellen, schorsingen, bevorderen en ontslag van ambtenaren die in dienst van de staat is aangesteld.

  • het schrappen van de rang van hulpagent.

  • Deze rang werd in de praktijk alleen op Curaçao gehanteerd.

  • een wijziging van de ambtseed- en belofte.

  • De ambtseed en -belofte is aangepast aan de in het Europese deel van Nederland vastgestelde ambtseed- en belofte (artikel 9 van het Besluit algemene rechtspositie politie).

  • de wijziging van de oorspronkelijke bedragen in Nederlands-Antilliaanse guldens door bedragen in dollars.

  • wijzigingen die voortvloeien uit de aanpassing van de Wet materieel ambtenarenrecht BES (zoals de onderdelen D, Y, DD en LL)

  • wijzigingen die voortvloeien uit het ontwerp-Besluit tot wijziging van het Besluit rechtspositie korps politie Nederlandse Antillen. De Raad van Minister van de Nederlandse Antillen heeft op 31 januari 2007 met dit ontwerpbesluit ingestemd. Het ontwerpbesluit is evenwel niet officieel vastgesteld en bekendgemaakt. Aangezien in de praktijk gevolg werd gegeven aan bepaalde onderdelen van het ontwerpbesluit, is besloten deze onderdelen in het Besluit rechtspositie korps politie BES op te nemen.

Financiële gevolgen

De uitgaven die voortvloeien uit dit aanpassingsbesluit worden bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, onder 10 (artikelen 33, tweede lid, en 89, eerste lid)

Aanwijzing 63 van de Aanwijzing voor de regelgeving schrijft voor dat het gebruik van «en/of» in wet- en regelgeving achterwege dient te blijven. Indien in een opsomming van gevallen «of» wordt gebruikt, is daaronder mede begrepen de situatie dat meer dan een van de genoemde gevallen zich tegelijk voordoen.

Onderdeel B, onder 7 en 8 (artikel 1, onderdelen i en j)

Net als in het Bezoldigingsbesluit 1998 BES (zie artikel 2.14, onderdeel B, onder 4, van het Tweede Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), wordt de bezoldigingsschaal vastgesteld bij ministeriële regeling.

Onderdeel E (artikel 3, eerste lid)

In het gewijzigde artikel 3 is hetgeen in de Regeling hoofdrangenstelsel van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen, vastgesteld. In het eerste lid wordt een opsomming gegeven van de hoofdrangen voor de politie: hoofdcommissaris, commissaris, hoofdinspecteur, inspecteur, hoofdagent, brigadier, agent en aspirant. Aangesloten wordt bij de opsomming van rangen zoals die was geregeld voor het Korps Politie Nederlandse Antillen op basis van artikel 3, eerste lid, van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000, onder toevoeging van de rang van hoofdcommissaris. Tegelijkertijd is de hoofdrang van hulpagent vervallen. Deze rang werd in de praktijk alleen op Curaçao gehanteerd.

Het hebben van een bepaalde rang zal herkenbaar zijn aan het dragen van een onderscheidingsteken. De aan de rangen verbonden onderscheidingstekens zijn vastgesteld in het Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES.

Onderdeel F (artikel 3a)

In het algemeen deel is ingegaan op de vrijwillige ambtenaren van politie. Voor wat betreft de rangen van de vrijwillige ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is zoveel mogelijk aangesloten bij artikel 2a van het Besluit rangen politie. Artikel 3a dient in samenhang te worden gezien met het nieuwe hoofdstuk VIIa «Taken vrijwillige ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» (zie onderdeel OO).

Onderdelen I, J, P en GGGG (artikelen 8 tot en met 8q. 12a en artikel 123)

De artikelen 8 tot en met 8q en 12a zijn afkomstig uit de Regeling kwaliteitscriteria en opleidings- en trainingsvereisten van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 8

De aanstellingseisen voor de aspirant sluiten aan bij de eisen die zijn gesteld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000. Wat betreft de aanstellingseisen voor de vrijwillige ambtenaar van politie in opleiding, is aangesloten bij de eisen die worden gesteld voor de aanstelling als aspirant (artikel 8, tweede lid).

Uit het begrip «uitsluitend» volgt dat sprake is van een limitatieve opsomming van eisen waaraan de kandidaat-aspirant en kandidaat-vrijwillige ambtenaar van politie dient te voldoen, wil hij in aanmerking komen voor een aanstelling. De eisen omtrent het opleidingsniveau, het geschiktheidsonderzoek, het geneeskundig onderzoek en het onderzoek naar onbesproken gedrag zijn in de volgende artikelen nader uitgewerkt. De eisen van de Nederlandse nationaliteit en geneeskundig onderzoek zijn in beginsel voor de aspirant, de vrijwillige ambtenaar in opleiding, de ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie hetzelfde.

Artikel 8a

Voor de aanstelling als executieve ambtenaar van politie en de vrijwillige ambtenaar van politie gelden dezelfde aanstellingseisen, omdat beiden kunnen worden belast met dezelfde politietaken. De aanstellingseisen sluiten aan bij de eisen die zijn gesteld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit rechtspositie korps politie Nederlandse Antillen 2000. Uit het begrip «uitsluitend» volgt dat de kandidaat dient te voldoen aan alle in dit artikel genoemde eisen, wil hij in aanmerking komen voor een aanstelling.

Artikel 8d

Dit artikel bepaalt de opleidingseisen die gelden voor toelating tot de op grond van artikel 12a, tweede lid, aangewezen initiële politieopleidingen. In de Nederlandse Antillen bestond een ontwerp van een landsverordening secundair beroepsonderwijs die een landelijke kwalificatiestructuur beschrijft. Daarin werden de verschillende kennisniveaus binnen het secundair beroepsonderwijs gehanteerd. Deze kennisniveaus zijn overigens in het verbetertraject van de politiekorpsen van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba ook bij de inventarisatie van de onderwijsbehoefte gebruikt om de toekomstige functies in het inrichtingsplan te koppelen aan kennisniveaus. Uiteraard vragen de verschillende competenties op de verschillende niveaus binnen de organisatie om verschillende opleidingseisen. Artikel 8d omschrijft de kennisniveaus voor de verschillende kwalificatieniveaus.

De basis voor de opleidingseisen is mede gevormd door het rapport van de subwerkgroep onderwijs uit het verbetertraject van de politiekorpsen. Daarnaast is voor de wijze van regelgeving aangesloten bij de Regeling aanstellingseisen politie 2002 zoals die geldt voor de Nederlandse politie.

Artikel 8e

Dit artikel bevat een hardheidsclausule ten aanzien van de opleidingseisen. Indien kandidaten niet aan de gestelde opleidingseisen voldoen zoals gesteld in artikel 8d, kunnen zij een aparte toelatingstoets afleggen. Het doel van een dergelijke toets is om het vereiste kennisniveau te toetsen. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien een kandidaat in het buitenland opleidingen heeft genoten of wel opleidingen heeft gevolgd, maar deze door bijzondere omstandigheden niet heeft kunnen voltooien.

Artikelen 8f, 8g en 8h

Middels richtlijnen is gekozen voor een open normering op enkele onderdelen van het geschiktheidsonderzoek. Op grond van de Regeling kwaliteitscriteria en opleidings- en trainingsvereisten zullen deze richtlijnen gelijkluidend zijn voor Curaçao en Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit houdt in dat voor het korps, op basis van de uitkomsten en scores op de verschillende onderdelen van het selectieonderzoek, wordt bepaald of en op welk niveau een kandidaat wordt aangesteld. Het is aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om te bepalen welke normering wordt aangelegd. Het beleid dat de minister daarbij hanteert, dient – om willekeur te voorkomen – voorafgaand aan het geschiktheidsonderzoek aan de kandidaat bekendgemaakt te worden opdat het de kandidaat vooraf duidelijk is aan welke eisen hij moet voldoen voordat tot aanstelling kan worden overgegaan.

Iedere kandidaat-aspirant en kanditaat-vrijwillige ambtenaar van politie wordt onderworpen aan een geschiktheidsonderzoek. In dat onderzoek zijn vier gebieden waarover wordt geadviseerd opgenomen als afzonderlijke onderdelen van het geschiktheidsonderzoek. De volgorde van de in artikel 8f genoemde onderzoeken is niet willekeurig. Aan de hand van het taalvaardigheidsonderzoek kan primair worden vastgesteld of een kandidaat testbaar is.

Indien de kandidaat een bepaalde minimumnorm niet behaalt, moet worden aangenomen dat hij in onvoldoende mate het Nederlands beheerst. Dat heeft tot gevolg dat een betrouwbare interpretatie van de gegevens uit het geschiktheidsonderzoek niet mogelijk is en het onderzoek moet worden beëindigd. In een dergelijk geval kan dan ook geen aanstelling volgen.

Afhankelijk van de vooropleiding van de kandidaat kan worden afgezien van een taalvaardigheidsonderzoek. De praktijk leert dat kandidaten met de voor deze niveaus vereiste vooropleiding voldoende taalvaardig zijn.

De meetresultaten die voortvloeien uit de onderzoeken moeten worden gezien als niet meer dan een objectieve aanvulling op de behaalde schoolresultaten die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zijnde het tot aanstelling bevoegde gezag, helpt bij de beoordeling van de geschiktheid van een kandidaat. Het is vervolgens deze minister die beoordeelt of de kandidaat op dit punt voldoet aan de gestelde eisen. Het spreekt voor zich dat aan de kandidaat voorafgaand aan het onderzoek kenbaar wordt gemaakt wat deze gestelde eisen zijn.

Uitgangspunt bij de psychologische advisering is de beoordeling van de psychologische geschiktheid voor de functie. Naast het meten van vaardigheden is het psychologisch onderzoek gericht op het vaststellen van de mate waarin stabiele persoonseigenschappen bij de kandidaat aanwezig zijn. Wat betreft de stabiele persoonlijkheidseigenschappen is er een bindende ondergrens. Kandidaten die het minimaal vereiste niveau op één van de eigenschappen niet halen kunnen dan ook niet worden aangesteld (artikel 8h).

Kandidaten kunnen naar aanleiding van de uitkomsten van het geschiktheidsonderzoek een gesprek aanvragen met de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het onderzoek heeft plaatsgevonden. Kandidaten kunnen een tweede fysiek motorisch onderzoek aanvragen. De beperking dat een aanvraag om een tweede onderzoek binnen twee weken dient plaats te vinden, is aangebracht om zeker te stellen dat een tweede onderzoek ook daadwerkelijk binnen de gestelde drie maanden kan plaatsvinden.

Artikelen 8i en 8j

Het geneeskundig onderzoek kan pas plaatsvinden als het gehele geschiktheidsonderzoek heeft plaatsgevonden en het voornemen bestaat om de kandidaat aan te stellen. Het geneeskundig onderzoek kan steeds worden verricht voorafgaande aan een met betrekking tot de kandidaat in te stellen onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid of veiligheidsonderzoek. Deze onderzoeken kunnen dermate ingrijpend zijn voor de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene en hun naaste omgeving, dat deze het sluitstuk behoren te zijn van de selectieprocedure. Daarmee kan worden voorkomen dat kandidaten, die op medische gronden niet in aanmerking komen voor een aanstelling onnodig een dergelijke inbreuk op hun privacy behoeven te dulden.

Betrokkene heeft het recht op een herkeuring. Om de onafhankelijkheid te waarborgen voorziet het artikel erin dat de geneeskundige die het eerste geneeskundig onderzoek heeft verricht en de behandelend arts van de betrokkene geen deel uitmaken van de commissie die de herkeuring verricht.

In het vijfde lid van artikel 8i is neergelegd dat de kosten van de medische herkeuring ten laste komen van de minister. Wel kan van de kandidaat een bijdrage in deze kosten worden verlangd.

Artikel 8k

Bij een aanstelling in een andere functie wordt de betrokkene niet opnieuw aan een geneeskundige keuring onderworpen, indien voor het vervullen van die andere functie niet aan andere medische eisen dient te worden voldaan dan voor de tot dusverre vervulde functie. Dit geldt voor de aspirant, de vrijwillige ambtenaar in opleiding en de ambtenaren, bedoeld in artikel 3, onder a en b, van de Rijkswet politie.

Artikel 8l

Dit artikel bevat de grondslag om een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid uit te voeren. De risico’s die door de politie bij de taakuitvoering met betrekking tot de integriteit of verantwoordelijkheid kunnen worden gelopen, maken een dergelijk onderzoek bij de aanstelling als ambtenaar van politie noodzakelijk.

Voor de ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie kan de minister ingevolge het derde lid bepalen dat een verklaring omtrent het gedrag voldoende is. Bij deze functies bestaat een grotere verscheidenheid aan risico’s die gelopen kunnen worden bij de uitvoering van de functie. Een lagere risicograad kan de minister doen besluiten om slechts een verklaring omtrent het gedrag te vereisen.

In het derde lid is verder bepaald dat het onderzoek niet geschiedt indien het een vertrouwensfunctie betreft. Ingevolge artikel 16a van de Wet veiligheidsonderzoeken is die wet mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Met het vierde lid wordt tot uitdrukking gebracht dat een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid wordt ingesteld nadat de minister de betrokkene overigens bekwaam en geschikt acht. Het voorkomen van onnodige inbreuken op de privacy van betrokkenen vereist deze volgorde van de onderzoeken. In mindere mate is dit het geval voor het vragen van een verklaring omtrent het gedrag. Deze mag dan ook al worden gevraagd tijdens de eerste fase van het selectie-onderzoek.

Artikel 8m

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan bepalen dat opnieuw een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid wordt verricht, indien naar zijn oordeel de aard van de functie of van de werkzaamheden hiertoe aanleiding geeft. Gelet op de verscheidenheid aan functies en werkzaamheden bij de politie en de gevoeligheid van taken, bevoegdheden en informatie, is het aan de verantwoordelijkheid van de minister overgelaten om te bepalen of bij overgang naar een andere functie of bij de toekenning van andere werkzaamheden de betrokkene opnieuw wordt onderworpen aan een antecedentenonderzoek.

De minister kan eveneens een nieuw onderzoek vereisen in het geval een ambtenaar langer dan vijf jaar eenzelfde functie vervult. De risico’s die de verwevenheid met eenzelfde werkterrein mee kunnen brengen, vergen dat een hernieuwd onderzoek mogelijk moet zijn.

Onderdeel d is opgenomen om ten behoeve van het disciplinaire onderzoek de minister een instrument te geven om concrete aanwijzingen ten aanzien van ernstig plichtsverzuim te kunnen bevestigen. In een dergelijk geval kan de integriteit en de verantwoordelijkheid van de betrokkene in het geding zijn. Er is sprake van plichtsverzuim bij overtreding van een voorschrift of bij het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar van politie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen (artikel 101, derde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES).

Uit een ingesteld onderzoek kunnen gegevens bekend worden die aanleiding zijn voor disciplinaire bestraffing. Het onderzoek als zodanig is echter geen ontslaggrond.

Artikel 8n

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid. Het onderzoek kan weliswaar gemandateerd worden binnen de organisatie, maar de minister blijft daarbij te allen tijde verantwoordelijk voor het onderzoek.

Op grond van het tweede lid stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een regeling met waarborgen voor het onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid vast. In deze regeling zal onder meer dienen te worden ingegaan op de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt, de inhoud van het onderzoek, de informatieplicht aan betrokkene en de opslag van de gegevens. Zo is een regeling denkbaar waarin wordt bepaald dat de gegevens van het onderzoek worden opgeslagen in een afzonderlijk register waarbij in een apart reglement is bepaald wie toegang heeft tot het register, dat verstrekking van gegevens uit het register niet mogelijk is, en dat een concreet aangeduide bewaartermijn wordt gehanteerd voor de gegevens.

Artikel 8o

De aard van de politiewerkzaamheden kan meebrengen dat het wenselijk is de functie als vertrouwensfunctie aan te wijzen. De mede op Bonaire, Sint Eustatius en Saba van toepassing zijnde Wet veiligheidsonderzoeken voorziet in een regeling met betrekking tot het doen van een veiligheidsonderzoek.

De betrokkene wordt eerst met de vervulling van een vertrouwensfunctie belast, nadat een verklaring dat uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de functie door de betrokkene.

Artikel 8p

In het verlengde van artikel 8o geeft artikel 8p regels over de situatie dat een functie als vertrouwensfunctie wordt aangewezen, nadat deze reeds vervuld is.

Aanmelding van de betrokkene bij de veiligheidsdienst geschiedt slechts met schriftelijke instemming van de betrokkene. Het veiligheidsonderzoek kan immers ingrijpend zijn voor de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene en hun naaste omgeving.

Indien de instemming van de betrokkene is geweigerd of indien een verklaring dat uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de functie door de betrokkene wordt geweigerd, ontheft de minister de betrokkene zo spoedig mogelijk uit de functie. Uitdrukkelijk zij erop gewezen dat de weigering van de instemming of de verklaring geen grond biedt voor ontslag.

Artikel 8q

Periodiek of indien blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd veiligheidsonderzoek rechtvaardigen, wordt opnieuw een veiligheidsonderzoek ingesteld. Anders dan bij artikel 8p is voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek de instemming van de ambtenaar niet vereist.

Indien een verklaring dat uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de vertrouwensfunctie door de betrokkene, is ingetrokken, ontheft de minister de betrokken ambtenaar zo spoedig mogelijk uit de vertrouwensfunctie. Uit een ingesteld onderzoek kunnen gegevens bekend worden die aanleiding zijn voor disciplinaire bestraffing.

Artikel 8r

Hoofdstuk 5 van de Rijkswet politie regelt de samenwerking tussen de politie van Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie. De politieambtenaren die door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie beschikbaar worden gesteld, zijn niet bij de gemeenschappelijke voorziening politie in dienst maar in één van de landen die de politieambtenaren beschikbaar heeft gesteld voor de gemeenschappelijke voorziening politie. De gemeenschappelijke voorziening politie oefent als zodanig geen politietaak uit.

De ambtenaren die aan de korpsen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van Curaçao en van Sint Maarten beschikbaar worden gesteld, voeren hun werkzaamheden uit in de korpsen. Artikel 29, vijfde lid, tweede volzin, van de Rijkswet politie bepaalt dat op hen de rechtspositieregels voor ambtenaren van politie van het land dat hen beschikbaar stelt van toepassing zijn.

Indien de ambtenaar die door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie een functie gaat bekleden die in het desbetreffende land als vertrouwensfunctie is aangemerkt, wordt hij eerst met de vervulling van die functie belast, nadat het veiligheidsonderzoek met positief resultaat is afgerond. De ambtenaar die door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie beschikbaar wordt gesteld aan het korps, verschilt hierin niet van een kandidaat.

Artikel 12a

Op grond van voornoemde onderlinge regeling worden de competentiegerichte eindtermen op de kwalificatieniveaus (a) VSBO/MBO, (b) HBO en (c) WO door de desbetreffende ministers van Nederland, Curaçao en Sint Maarten overeengekomen.

Hetgeen hierover wordt overeengekomen, zal voor de BES-eilanden bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Met inachtneming van deze competentiegerichte eindtermen worden vervolgens de initiële en postinitiële opleidingen aangewezen alsmede de instantie die wordt belast met het ontwikkelen en de verzorging van deze opleidingen, alsmede het examineren van de studenten deze opleidingen hebben gevolgd.

Het vierde lid van artikel 12a biedt de mogelijkheid aan deze instantie nog andere taken op te dragen.

Artikel 123

Artikel 123 houdt verband met punt 10 van de besluitenlijst van de politieke Stuurgroep Staatskundige Veranderingen van 7 september 2010. In de Regeling kwaliteitscriteria en opleidings- en trainingsvereisten is opgenomen dat de desbetreffende ministers van de landen gezamenlijk bepaalde minimumnormen, in het bijzonder bij het aanstellen van ambtenaren van politie, overeenkomen die vervolgens in nationale regelgeving worden vastgesteld. Op de transitiedatum zullen deze normen nog niet zijn overeengekomen. In voornoemde besluitenlijst staat vermeld dat, voor zover voor Curaçao en Sint Maarten dergelijke minimumeisen gelden, bekeken wordt of en zo ja, op welke wijze deze kunnen blijven gelden voor de BES-eilanden. Voor zover deze eisen er niet zijn, zijn op grond van de besluitenlijst de bepalingen die op grond van de onderlinge regeling zijn opgenomen in desbetreffende nationale regelgeving, niet van toepassing. Vast is komen te staan dat er op het tijdstip van de transitiedatum geen minimumeisen kunnen worden overgenomen die uitgevoerd kunnen worden.

Artikel 123 biedt de mogelijkheid deze minimumeisen gefaseerd in te voeren.

Onderdeel K (artikel 8s)

In artikel 8s wordt aangegeven welke functionarissen worden benoemd, geschorst en ontslagen bij koninklijk besluit. Alleen die ambtenaren hebben aanspraak op een benoeming bij koninklijk besluit die feitelijk een functie vervullen die wordt gewaardeerd op ten minste de in artikel 8s genoemde schaal.

Onderdelen L en BBBB (artikelen 9 en 118a)

Het oorspronkelijke artikel 9 had betrekking op de aanstelling, plaatsing of detachering in een functie die door de Antilliaanse Minister van Justitie was aangewezen als vertrouwensfunctie. Omdat de Wet veiligheidsonderzoeken mede van toepassing is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is het oorspronkelijke artikel 9 overbodig.

Op grond van het artikel 118a, eerste lid, kan een ambtenaar eervol ontslag worden verleend, indien hij op grond van het bepaalde in artikel 5, derde lid, of artikel 10, tweede lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven. In de genoemde artikelen van de Wet veiligheidsonderzoeken wordt (dwingend) bepaald dat de werkgever de betrokkene zo spoedig mogelijk uit de functie ontheft wanneer een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in die wet is geweigerd dan wel ingetrokken. Een dergelijke weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar is een beschikking in de zin van de Wet materieel ambtenarenrecht BES waartegen beroep openstaat.

Overigens, een definitief geworden weigering of intrekking hoeft niet automatisch tot ontslag te leiden. Zo zal moeten worden bezien of er alternatieven zijn – bijvoorbeeld plaatsing in een andere passende functie – waardoor ontslag kan worden vermeden.

Onderdeel N (artikel 10, eerste lid)

In artikel 10, eerste lid, is een nieuwe formulering van de ambtseed of de belofte van zuivering opgenomen. De ambtseed of belofte is gelijkluidend aan die van de Nederlandse ambtenaar van politie, opgenomen in artikel 9 van het Besluit algemene rechtspositie politie.

Onderdelen T, V en W (artikelen 16 en 23 en 23b)

De wijziging van deze artikelen is overgenomen uit de onderdelen D, E en G van het ontwerp van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot wijziging van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000, zoals dat door de Raad van Minister van de Nederlandse Antillen op 31 januari 2007 is geaccordeerd. Het toekennen van deze toelagen geschiedde veelal conform dit ontwerpbesluit.

Onderdelen Q en W (artikelen 13, tweede lid, en 23b)

De vrijwillige ambtenaren van politie zullen met name worden ingezet in geval van zogenoemde piekbelasting als aanvulling op de (beroeps)politieambtenaar.

De vrijwillige ambtenaren ontvangen dan ook geen bezoldiging, maar een vergoeding. Voor wat betreft artikel 23b is aangesloten bij de systematiek van artikel 43 van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie.

Onderdelen AA, FF, GG en MM (artikelen 28, 43, eerste lid, 46 en 61a)

Artikel 28 is opnieuw geformuleerd, rekening houdend met de wijziging van de Wet materieel ambtenarenrecht BES. De in artikel 28 bedoelde landsverordening Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren verkrijgt op grond van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba de status van een algemene maatregel van bestuur (Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES) met als grondslag artikel 43 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES. In aansluiting op de oorspronkelijke redactie van de artikelen 28, 43, eerste lid, en 46 zijn de hoofdstukken II en III van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES niet van toepassing op de ambtenaar van politie. Het nieuwe artikel 28, tweede lid, biedt de grondslag voor de toepasselijkheid van hoofdstuk IV «Vakantie-uitkering» van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES. Inhoudelijk brengt het tweede lid geen wijzigingen mee in de rechtspositie.

De aard van het dienstverband van de vrijwillige ambtenaren van politie brengt mee dat het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES niet van toepassing is op de vrijwillige ambtenaar in opleiding en de vrijwillige ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Voorts zijn hoofdstuk V en VI en paragrafen 1, 2 en 3 van hoofdstuk VII niet op deze ambtenaren van toepassing.

Onderdeel CC (artikel 31a)

Uit de bewoordingen van de artikelen in hoofdstuk IV, paragraaf 3, blijkt niet ondubbelzinnig dat zij alleen betrekking hebben op de ambtenaar van politie, niet zijnde de aspirant, terwijl dit uit de strekking van dit hoofdstuk wel volgt. Met het nieuwe artikel 31a wordt dit verduidelijkt.

Onderdeel NN (artikel 62)

In de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn in de Wet materieel ambtenarenrecht BES twee nieuwe artikelen (artikelen 45B en 45C) opgenomen. Net als de artikelen 44 en 45 zijn deze twee nieuwe artikelen op grond van het aangepaste artikel 62 van het Besluit rechtspositie korps politie BES niet van toepassing op de ambtenaren van politie.

Onderdeel PP (hoofdstuk VII, paragraaf 4 Aanspraken bij ongeval voor vrijwillige ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak)

In het algemeen deel van de toelichting is ingegaan op de vrijwillige ambtenaar van politie.

Artikel 74a

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de verplichting om ten behoeve van de vrijwillige ambtenaren voor de uitvoering van de politietaak een ongevallenverzekering af te sluiten. Deze verplichting vloeit voort uit goed werkgeverschap.

De artikelen 74a tot en met 74g zijn ontleend aan de artikelen 9 tot en met 14 van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie. Laatst genoemde artikelen zijn ontleend aan het model voor de rechtspositieregeling vrijwilligers bij de Nederlandse gemeentelijke brandweer (een uitgave van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van maart 1993).

De vrijwillige ambtenaar van politie heeft aanspraak op een uitkering voor zover de door zijn werkgever afgesloten verzekering dat regelt. Daarnaast kan eventueel nog een vergoeding worden verleend voor geneeskundige kosten.

Artikel 74b

Artikel 74b bepaalt welke bepaling de af te sluiten verzekering in ieder geval dient te bevatten. Het staat de minister vrij een verdergaande regeling te treffen. Een belangrijk punt is dat bij blijvende arbeidsongeschiktheid altijd aanspraak bestaat op een bedrag ineens. Dit geldt ook bij blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

De verzekering wordt gesloten om financiële schade die door de arbeidsongeschiktheid wordt geleden op te vangen. Wijzigingen van de verzekeringsvoorwaarden zullen ingevolge het Besluit overlegstelsel BES in de Sector Overlegcommissie BES aan de orde moeten worden gesteld.

Artikelen 74c, derde lid, en 74g

Het is de bedoeling dat ook de gewezen vrijwillige ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, in aanmerking kan komen voor een uitkering als bedoeld in deze paragraaf. Ook na de beëindiging van het dienstverband kan immers een ziekte ontstaan of erger worden in verband met de vervulling van de betrekking. Het zal duidelijk zijn dat de tijd tussen de ontslagdatum en het moment waarop de ziekte ontstaat of erger wordt, niet al te groot kan zijn ten einde een causaal verband te kunnen aantonen tussen het vervullen van de betrekking van vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de politietaak, en de ziekte of het erger worden daarvan.

Onderdelen QQ en GGGG (hoofdstuk VIIa Taken vrijwillige ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en artikel 123)

Zie voor wat betreft artikel 123 de toelichting bij de onderdelen I, J, P en GGGG (artikelen 8 tot en met 8q. 12a en artikel 123).

Onderdeel QQ (hoofdstuk VIIb Geweldbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden)

In een nieuw hoofdstuk VIIb zijn de desbetreffende artikelen uit de Regeling kwaliteitscriteria en opleidings- en trainingsvereisten van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (artikel 41, eerste lid, van de Rijkswet politie) opgenomen.

Artikel 74k

Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Rijkswet politie zijn de ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak bevoegd geweld te gebruiken indien de omstandigheden dit vereisen. De toets geweldbeheersing en de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden gelden voor deze ambtenaren, ook in het geval dat de ambtenaar niet wordt uitgerust met een in het Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES genoemd geweldmiddel. Die ambtenaar mag onder omstandigheden immers fysiek geweld gebruiken. De ambtenaar die is uitgerust met een vuurwapen dient daarnaast nog de toets schietvaardigheid af te leggen.

Het kan voorkomen dat een ambtenaar een dubbelfunctie heeft en bijvoorbeeld oproepbaar is als lid van de mobiele eenheid. In die gevallen waarin een ambtenaar van politie tegelijkertijd zowel in een basispolitiefunctie als in een of meer specialistische eenheden werkzaam is, dienen alle voor de uit te oefenen functies beschikbare toetsen door deze ambtenaar met goed gevolg te worden afgelegd. Deze ambtenaar dient dan gedurende het jaar zowel de specifieke toetsen voor de kennis en vaardigheden met betrekking tot de toepassing van geweld of de geweldsmiddelen in de specialistische functie(s) alsmede de toetsen van de initiële opleidingen af te leggen.

Mochten de specialistische toetsen niet of niet met goed gevolg zijn afgelegd, maar wel een voldoende resultaat voor de toetsen van de initiële opleidingen zijn behaald, dan kan de betrokken ambtenaar (tot het moment dat alsnog een voldoende resultaat voor de specialistische toetsen is behaald) uitsluitend worden ingezet in een basispolitiefunctie. Hij beschikt dan immers niet meer over het geweldsmiddel dat nodig is om de specialistische functie te kunnen uitoefenen.

Indien geen specifieke toetsen voor de kennis en vaardigheden met betrekking tot de toepassing van geweld of de geweldsmiddelen zijn ontwikkeld of geaccordeerd, gelden de basistoetsen van de initiële opleidingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de handhaving van het bepaalde in dit hoofdstuk. Dit stemt overeen met artikel 12 van het Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES waarin is bepaald dat hij er voor zorg draagt dat de ambtenaar slechts over een wapen beschikt indien hij voldoet aan de door de ministers gestelde eisen van bekwaamheid. De minister dient over het proces van training en toetsing en het gevoerde handhavingsbeleid aan de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame ambtenaren helderheid te verschaffen.

Indien de ambtenaar er niet in slaagt binnen de gestelde termijnen de voor hem geldende toetsen met voldoende resultaat af te leggen, wordt erop toegezien dat de ambtenaar de betreffende geweldsmiddelen inlevert op de laatste dag van de gestelde termijn. Inzet in de dienst met die geweldsmiddelen is dan niet meer toegestaan. Uitzondering hierop vormt het vervoer van een geweldsmiddel voor trainingsdoeleinden. Indien een medewerker de toetsen geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden heeft gehaald maar de toets schietvaardigheid niet, is slechts een beperkte inzet zonder vuurwapen mogelijk.

Uit artikel 74k, eerste tot en met vierde lid, volgt dat de ambtenaar uiterlijk op 31 december of 30 juni van een kalenderjaar of -halfjaar de toetsen met voldoende resultaat behaald dient te hebben, om in het volgende kalenderjaar of -halfjaar bevoegd te zijn tot het dragen van de geweldsmiddelen waarop de behaalde toetsen betrekking hadden.

Indien een ambtenaar toch onrechtmatig met geweldsmiddelen is ingezet in de dienst kan zowel de betrokken ambtenaar als diens werkgever aansprakelijk worden gesteld. Bij een zich voordoend geweldsincident kan het openbaar ministerie onderzoek doen naar de toedracht en daarbij tevens de geoefendheid van de ambtenaar onderzoeken. Het is dan ook een verantwoordelijkheid van zowel de minister als van de betrokken ambtenaar om zorg te dragen voor het verrichten van passende, alternatieve werkzaamheden tot het moment dat de ambtenaar weer voldoet aan de eisen van geoefendheid.

Artikelen 74l en 74m

De minister dient de training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen (artikel 74l), alsmede de toetsen te organiseren (artikel 74m). Hij biedt, ter voorbereiding op de toetsen, gelegenheid tot het volgen van op deze toetsen toegesneden trainingen. Het spreekt daarnaast voor zich dat ook de ambtenaren een eigen verantwoordelijkheid hebben om optimaal zorg te dragen voor het bijhouden van de benodigde kennis en vaardigheden. Voor het op peil houden van de aangeleerde kennis en vaardigheden voor de basispolitiefunctie wordt geschat dat een gemiddelde van 32 uur tijd voor training en toetsing per jaar per ambtenaar minimaal nodig is (artikel 74l).

Artikel 74o

De minister draagt zorg voor de registratie van de deelname aan en de resultaten van de behaalde toetsen. Het tweede lid bepaalt dat in het jaarverslag van het politiekorps een overzicht wordt gegeven van de stand van zaken van de toetsen. Rapportage van de deelname aan de toetsen en de resultaten van de toetsen is van belang zodat de betrokken bewindspersonen daarover politieke verantwoording kunnen afleggen, en ondersteunt ook de werkzaamheden van de Raad voor de rechtshandhaving.

Onderdeel VV, onder 7, en WW, onder 3 (artikelen 80, zevende tot en met negende lid, en 81, vierde lid)

De Landswoningregeling 1989 voorzag erin dat het land Nederlandse Antillen van derden woningen huurden ten behoeve van de dienstuitoefening voor bepaalde ambtenaren. De desbetreffende ambtenaren waren een huurprijs verschuldigd van maximaal 16 procent van hun inkomen met als maximumgrondslag 16 procent van de aanvangsbezoldiging van schaal 10 van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 of van schaal 7 van de bijlage van het Besluit rechtspositie korps politie Nederlandse Antillen 2000.

Voor het politiekorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba dient deze regeling te blijven bestaan.

In artikel 81, vierde lid, is bepaald dat degene die verplicht is om binnen het korps zijn functie of een andere functie dan waarin hij is geplaatst, te vervullen binnen een ander werkgebied, aanspraak heeft op een dienstwoning. Artikel 80, zevende, achtste en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Onderdeel WW (artikelen 81, vijfde lid, en 82, vijfde lid)

In de praktijk ontvingen ambtenaren van politie die tijdelijk bij een ander korps te werk worden gesteld, alsmede ambtenaren van politie in het Korps Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius die tijdelijk binnen dat korps op een ander eilandgebied te werk worden gesteld, een toelage. Een wettelijke grondslag daarvoor ontbrak in het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000.

Thans vormt artikel 81, vijfde lid, de grondslag voor het stellen van regels over een toelage aan de ambtenaar die binnen een ander werkgebied zijn functie dan wel een andere functie dan waarin hij is geplaatst, dient te vervallen. Artikel 82, vijfde lid, vormt de grondslag voor het stellen van regels over een detacheringstoelage.

Onderdelen XX, onder 2, MMM, onder 3,, RRR, onder 2 en 3, en TTT, onder 1 (artikelen 82, vierde lid, 102, zesde lid, 109, eerste lid, onder b en c, en tweede lid, en 111, eerste lid)

De wijzigingen in voornoemde artikelen houden ermee verband dat in de Rijkswet politie en de Veiligheidswet BES is bepaald dat bepaalde ambtenaren van politie benoemd, geschorst en ontslagen worden bij koninklijk besluit. Het betreft hier de korpschef (artikel 44, tweede lid, van de Rijkswet politie, het lid van de leiding van het politiekorps dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor de recherchefunctie (artikel 22, eerste, van de Veiligheidswet BES). Voorts wordt ingevolge artikel 22, tweede lid, van de Veiligheidswet BES bij algemene maatregel van bestuur bepaald welke andere ambtenaren die deel uitmaken van de leiding van het politiekorps. Benoeming, schorsing en ontslag bij koninklijk besluit brengt mee dat het opleggen van zwaardere straffen ook bij koninklijk besluit geschiedt (artikel 102, zesde lid «nieuw»).

Onderdeel HHH (artikel 123a)

Artikel 123a hangt samen met het «Plaatsingsplan personeel bij het RSC per transitiedatum». In beginsel worden de ambtenaren van politie die op 8 december 2007 tot de transitiedatum een onafgebroken dienstverband hebben en hun standplaats hebben op één van de BES-eilanden, dan wel in dienst zijn getreden na 8 december 2007, doch voor 10 december 2009 en aantoonbaar buiten hun schuld niet geïnformeerd zijn over het uitgangspuntendocument van 8 december 2007 een dienstverband aangeboden bij het politiekorps. Daarmee zou niet stroken dat nieuwe aanstellingseisen op hen van toepassing zijn.

Onderdeel HHH (artikel 123b)

De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit aanpassingsbesluit worden aangesteld als ambtenaar van politie dienen voor de aanvaarding van hun ambt de in artikel 10, eerste of tweede lid, voorgeschreven eed dan wel verklaring en belofte van zuivering alsmede de daarop volgende eed of belofte af te leggen. Ten voorkoming dat op dat tijdstip bij alle nieuwe aangestelde politieambtenaren de beëdiging dient te worden afgenomen, voorziet het eerste lid erin dat de in de week voorafgaand aan de transitiedatum afgelegde beëdiging wordt aangemerkt als de in artikel 10, eerste onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde beëdiging.

Voor zover personen niet in die week hun beëdiging kunnen afleggen, voorzien het tweede en derde lid erin dat zij voor de duur van maximaal twee maanden na de transitiedatum worden geacht de beëdiging te hebben afgelegd. Deze personen dienen alsnog zo spoedig mogelijk de voor hen voorgeschreven eed dan wel verklaring en belofte van zuivering alsmede de daarop volgende eed of belofte af te leggen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven