Besluit van 10 juni 2010, houdende vaststelling van de grenzen van de exclusieve economische zone van het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden (Besluit grenzen Caribische exclusieve economische zone)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 9 april 2010, nr. DJZ-IR 2010-034;

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 12 mei 2006, nr. W02.10.0140/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 21 mei 2010, nr. DJZ-IR 2010-113;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Onverminderd artikel 2 wordt de buitengrens van de exclusieve economische zone van het Koninkrijk voor Aruba en de Nederlandse Antillen gevormd door de lijn, waarvan elk punt gelegen is op een afstand van tweehonderd zeemijlen, zijnde 370 kilometer en 400 meter, gemeten zeewaarts vanaf de basislijnen vanaf welke de breedte van de territoriale zee wordt gemeten.

Artikel 2

  • 1. Waar een grens met andere Staten is overeengekomen welke geheel of ten dele landwaarts ligt van de lijn, bedoeld in artikel 1, is deze grenslijn de buitengrens van de exclusieve economische zone.

  • 2. Waar nog geen grenslijn met andere Staten is overeengekomen en de lijn, bedoeld in artikel 1, verder weg ligt van de basislijnen dan de middellijn, waarvan elk punt even ver verwijderd is van de dichtstbij gelegen punten van de basislijnen vanaf welke de breedte van de territoriale zee van elk der twee Staten wordt gemeten, is de buitengrens van de exclusieve economische zone deze middellijn.

Artikel 3

Indien de artikelen I en II van het bij koninklijke boodschap van 11 november 2009 ingediende voorstel van Rijkswet tot wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen) (Kamerstukken II 2009/10, 32 213 (R1903), nrs. 1–3) nadat het tot rijkswet is verheven, in werking treedt, wordt in artikel 1 van dit besluit «Aruba en de Nederlandse Antillen» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 4

  • 1. De Rijkswet instelling exclusieve economische zone treedt voor Aruba en de Nederlandse Antillen in werking op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit grenzen Caribische exclusieve economische zone.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 10 juni 2010

Beatrix

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de dertiende juli 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen gedeelte

Dit besluit strekt tot vaststelling van de buitengrens van de exclusieve economische zone voor Aruba en de Nederlandse Antillen. Het voorziet tevens in de inwerkingtreding van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone voor Aruba en de Nederlandse Antillen. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de artikelen 2 en 4 van deze rijkswet. Voor Nederland is uitvoering gegeven aan deze bepalingen van de rijkswet in het Besluit grenzen Nederlandse exclusieve economische zone.

De Rijkswet instelling exclusieve economische zone strekt tot uitvoering van de wens van alle landen van het Koninkrijk om optimaal gebruik te maken van de bevoegdheden die aan kuststaten worden toegekend door het internationaal recht, waaronder het op 10 december 1982 te Montego Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met bijlagen (Trb. 1983, 83; hierna het VN-Zeerechtverdrag). In de exclusieve economische zone bezit de kuststaat soevereine rechten ten behoeve van de exploratie en exploitatie, alsook het behoud en beheer van de – levende en niet-levende – rijkdommen, van de wateren boven de zeebodem, van de zeebodem en van de ondergrond hiervan, met inbegrip van de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden. Voorts bezit de kuststaat rechtsmacht ten aanzien van, onder meer, de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden en installaties, alsook van de bescherming en het behoud van het mariene milieu (zie in het bijzonder artikel 56 van het VN-Zeerechtverdrag en artikel 3 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone).

Voor de Nederlandse Antillen is op 2 maart 2007 de Landsverordening maritiem beheer tot stand gekomen (P.B. 2007, no. 18). In deze landsverordening zijn onder meer regels opgenomen ter uitvoering van de relevante bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag met betrekking tot de exclusieve economische zone. De Landsverordening maritiem beheer is, met uitzondering van de artikelen die bevoegdheden toekennen in de exclusieve economische zone, in werking getreden op 26 januari 2008 (P.B. 2008, no. 1). Nu onderhavig besluit tot stand gekomen is, kan het resterende deel van de Landsverordening maritiem beheer bij landsbesluit van de Nederlandse Antillen in werking treden.

Artikel 57 van het VN-Zeerechtverdrag bepaalt de maximale omvang van de exclusieve economische zone. Op grond van artikel 55 wordt de grens daarvan aan de zijde van de kuststaat gevormd door de buitengrens van de territoriale zee. De buitengrens wordt berekend vanaf de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten. Ingevolge het eerstgenoemde artikel van dit verdrag strekt een exclusieve economische zone zich uit tot maximaal 200 zeemijlen vanaf deze basislijnen (zie ook artikel 1, tweede lid, van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone).

De exclusieve economische zone van Aruba en de Nederlandse Antillen wordt beschreven in het artikelsgewijze gedeelte van deze nota van toelichting en weergegeven op de kaarten die als bijlagen daarbij zijn gevoegd. Deze kaarten geven de situatie weer op het tijdstip van totstandkoming van dit besluit. Een wijziging van de basislijnen, bijvoorbeeld door geologische ontwikkelingen, kan worden weergegeven op officiële zeekaarten zonder dat daarvoor wijziging van de betrokken wetgeving noodzakelijk is. Gelet op artikel 2 van dit besluit, geldt dit laatste ook voor maritieme grenzen met andere staten die nog niet zijn overeen gekomen, en waarvoor dus de middellijn (of equidistantielijn) tussen de beide basislijnen geldt.

Artikelsgewijs gedeelte

Artikel 1

Dit artikel legt de buitengrens van de exclusieve economische zone van Aruba en de Nederlandse Antillen vast. In beginsel zal de exclusieve economische zone de maximale omvang kunnen hebben die wordt toegestaan door het VN-Zeerechtverdrag en artikel 1, tweede lid, van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone. De staten waarvan de basislijnen tegenover die van Aruba en de Nederlandse Antillen liggen op een minimale afstand van minder dan 400 zeemijlen beperken de exclusieve economische zone van Aruba en de Nederlandse Antillen. Dit geldt voor de gehele buitengrens van de exclusieve economische zone van Aruba en de Nederlandse Antillen in verband met de rechten die andere staten hebben of kunnen doen gelden op grond van het VN-Zeerechtverdrag of bilaterale verdragen. Dit betekent dat de exclusieve economische zone van Aruba en de Nederlandse Antillen wordt begrensd tot een afstand van minder dan 200 zeemijlen vanaf de basislijnen (zie verder de toelichting op artikel 2).

De basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten, zijn voor Aruba en de Nederlandse Antillen vastgelegd in artikel 1 van het Besluit van 23 oktober 1985, houdende uitvoering van artikel 1 van de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk in de Nederlandse Antillen (Stb. 1985, 559; P.B. 1985, no. 174). Deze basislijnen zijn de laagwaterlijn langs de kust (normale basislijn), de rechte basislijnen dan wel de afsluitingslijnen van baaien die zeewaarts daarvan zijn getrokken. De laagwaterlijn is de dieptelijn van nul meter, zoals weergegeven op officiële zeekaarten, of, waar deze dieptelijn ontbreekt, de kustlijn dan wel de randen van droogvallende riffen (laagwaterlijn aan de zeezijde van het rif).

Artikel 2

Dit artikel legt de buitengrens van de exclusieve economische zone van Aruba en de Nederlandse Antillen vast in relatie tot maritieme zones waarin andere staten rechten hebben of kunnen doen gelden op grond van het VN-Zeerechtverdrag of bilaterale verdragen. Indien met een andere staat een verdrag is gesloten over de vaststelling van zeegrenzen, vormt de daarin overeengekomen grenslijn de buitengrens van de exclusieve economische zone (eerste lid). In het geval met een andere staat (nog) geen verdrag is gesloten over de vaststelling van zeegrenzen, wordt de buitengrens éénzijdig vastgelegd in dit besluit op basis van equidistantie (tweede lid).

De basislijnen van deze staten liggen deels op een afstand van minder dan 24 zeemijlen van de basislijnen van Aruba of de Nederlandse Antillen. Dit doet zich voor bij (delen van) de basislijnen van Sint Eustatius (een deel van lijnen H en I), Sint Maarten (lijn F en een deel van lijn E), Saba (een deel van lijn G) (zie bijlage 1), Bonaire (delen van lijn R) en Aruba (lijn N) (zie bijlage 2). Het Koninkrijk maakt in deze gevallen geen aanspraak op een exclusieve economische zone, maar uitsluitend op een territoriale zee. De buitengrens van de territoriale zee is voor deze gevallen vastgelegd in artikel 5 van het Besluit van 23 oktober 1985, houdende uitvoering van artikel 1 van de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk in de Nederlandse Antillen (Stb. 559; P.B. 1985, no. 174).

Uitsluitend met Venezuela is een grensverdrag tot stand gekomen. In artikel 2 van het op 31 maart 1978 te Willemstad tot stand gekomen Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela (Trb. 1978, 61) zijn de coördinaten vastgelegd van de desbetreffende zeegrenzen. Het verdrag heeft betrekking op alle zeegrenzen die de partijen in overeenstemming met het internationale recht hebben ingesteld of zouden kunnen instellen (artikel 1, eerste lid). De in het verdrag vastgestelde grenslijn is derhalve ook van toepassing op de grens van de exclusieve economische zone. Artikel 2, eerste lid, van het besluit is van toepassing.

Alle andere buitengrenzen van de exclusieve economische zone van Aruba en de Nederlandse Antillen, met uitzondering van de interne zeegrens tussen Aruba en de Nederlandse Antillen (Curaçao), worden op basis van artikel 2, tweede lid, van het besluit bepaald op de middellijn met de aangrenzende staten.

De interne zeegrens tussen de Nederlandse Antillen (Curaçao) en Aruba is vastgelegd in de Rijkswet van 12 december 1985 tot vaststelling van een zeegrens tussen de Nederlandse Antillen en Aruba (Stb. 1985, 664; P.B. 1986, no. 23; A.B. 1986, no. 7). Deze interne grenslijn verdeelt de exclusieve economische zone tussen de Nederlandse Antillen (Curaçao) en Aruba in twee delen. De vaststelling van deze interne zeegrens is van belang in verband met de bepaling van het geografische toepassingsgebied van de verordeningen van deze landen die verband houden met de artikelen van het VN-Zeerechtverdrag die betrekking hebben op de exclusieve economische zone.

De exclusieve economische zone van de Bovenwindse eilanden van de Nederlandse Antillen bestaat uit drie delen (zie bijlage 1). De buitengrens van zone 1 wordt, met uitzondering van de (zuidelijke) grens met Venezuela (Aves eiland), gevormd door de middellijn met de aangrenzende staten. Ten westen van Saba wordt deze zone begrensd door de middellijn met de Verenigde Staten (Amerikaanse Maagdeneilanden (Saint Croix)) (lijn B), ten zuiden van Sint Eustatius door de middellijn met Saint Kitts and Nevis (Saint Kitts) (lijn I), ten noordwesten van Saba en ten zuiden van Sint Maarten door de middellijn met Frankrijk (Collectivité Outre Mer Guadeloupe (Saint Martin)) (lijn D en een deel van lijn E) en ten noordwesten van Saba tevens door de middellijn met het Verenigd Koninkrijk (Anguilla) (lijn C). Ten zuiden van Saba en Sint Eustatius wordt deze zone begrensd door de in het verdrag met Venezuela vastgelegde grenslijn (lijnen A en J).

Ten noordoosten van Saba en noordwesten van Sint Eustatius bevindt zich een kleine exclusieve economische zone (zone 2) met een oppervlakte van slechts enkele vierkante kilometers die wordt begrensd door de middellijn met Frankrijk (Collectivité Outre Mer Guadeloupe (Saint Barthélemy)).

Ten noordoosten van Sint Eustatius bevindt zich eveneens een kleine exclusieve economische zone (zone 3) met een ongeveer gelijke oppervlakte die wordt begrensd door de middellijnen met Frankrijk (Collectivité Outre Mer Guadeloupe (Saint Barthélemy)) en Saint Kitts and Nevis (Saint Kitts).

In bijlage 1 zijn eveneens de Koninkrijksequidistantielijnen tussen Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten aangegeven. De exclusieve economische zone van Sint Maarten bevindt zich thans nog in zone 1, heeft een oppervlakte van enkele vierkante kilometers en wordt begrensd door de middellijn met Frankrijk (Collectivité Outre Mer Guadeloupe (Saint Martin)) (lijn E) en de Koninkrijksequidistantielijn met Saba (lijn L).

De buitengrens van de exclusieve economische zone van Aruba (zone 6 op bijlage 2) wordt gevormd door de in het verdrag met Venezuela vastgelegde grenslijn (lijn N), de middellijn met de Dominicaanse Republiek (lijn O) en de Koninkrijksequidistantielijn met de Nederlandse Antillen (Curaçao) (lijn S).

De exclusieve economische zone van de Benedenwindse eilanden van de Nederlandse Antillen bestaat uit twee delen (zie bijlage 2). De buitengrens van zone 4 wordt gevormd door de in het verdrag met Venezuela vastgelegde grenslijn (lijnen M, Q en R), de middellijn met de Dominicaanse Republiek ten noorden van Curaçao (lijn P) en de Koninkrijksequidistantielijn met Aruba ten westen van Curaçao (lijn S). Ten oosten van Bonaire bevindt zich eveneens een kleine exclusieve economische zone met een oppervlakte van enkele vierkante kilometers (zone 5) die wordt begrensd door de in het verdrag met Venezuela vastgelegde grenslijn (lijn R).

In bijlage 2 is eveneens de Koninkrijksequidistantielijn tussen Curaçao en Bonaire aangegeven (lijn T).

Artikel 3

Dit besluit staat los van de staatkundige herziening van het Koninkrijk der Nederlanden die de opheffing van Nederlandse Antillen tot doel heeft. Met het oog op deze herziening voorziet dit artikel al wel in de benodigde technische omzetting van de benamingen van de huidige eilandgebieden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Bijlage 1

Bijlage 2


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven