Besluit van 24 juni 2010, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 18 maart 2010 tot wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure; Stb. 155) en het Besluit voorkeursrecht gemeenten 2010

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 juni 2010, nr. BJZ2010016805, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen VI van de wet van 18 maart 2010 tot wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure; Stb. 155) en 10 van het Besluit voorkeursrecht gemeenten 2010;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De wet van 18 maart 2010 tot wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure; Stb. 155) treedt in werking met ingang van 1 juli 2010 met uitzondering van de artikelen I, onderdelen B, D, E, onder 2, F, onder 2 tot en met 7, en V.

Artikel 2

Het Besluit voorkeursrecht gemeenten 2010 treedt in werking met ingang van 1 juli 2010 met uitzondering van artikel 9.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 juni 2010

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de dertigste juni 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 18 maart 2010 tot wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure; Stb. 155) bevat onder meer een regeling om de inwerkingtreding van gemeentelijke voorkeursrechten te koppelen aan hun inschrijving in de gemeentelijke beperkingenregistratie. Hiervoor is aangesloten bij het zogenoemde duale stelsel van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (verder: Wkpb). De Wkpb bepaalt dat gemeentelijke beperkingenbesluiten door de gemeenten in de gemeentelijke beperkingenregisters en -registratie worden geregistreerd. Provinciale- en rijksbeperkingenbesluiten worden geregistreerd in de openbare registers bij het Kadaster.

Naar aanleiding van tijdens de parlementaire behandeling opgekomen bezwaren is aangegeven de desbetreffende bepalingen nog niet in werking te laten treden, maar deze afhankelijk te laten zijn van de resultaten van de evaluatie van de Wkpb die thans gaande is (Kamerstukken II 2009/10, 31 285, nr. 18). Als blijkt dat dit vanuit de praktijk toch wenselijk is, zal dat leiden tot een aanpassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten met de strekking dat gemeentelijke voorkeursrechten in werking treden op het moment van inschrijving bij het Kadaster.

In eerste instantie betreft het onderdeel D. Voor de bepaling die betrekking heeft op provinciale- en rijksvoorkeursrechten (onderdeel F, onder 2 tot en met 7) geldt hetzelfde vanwege de wetstechnische verwevenheid. Dat betekent dat de verplichting tot inschrijving van provinciale voorkeursrechten bij het Kadaster nog enige tijd zijn grondslag vindt in de Wet voorkeursrecht gemeenten. Artikel 9 van het Besluit voorkeursrecht gemeenten 2010 dat ertoe strekt de grondslag voor deze verplichting te verleggen naar het Aanwijzingsbesluit Wkpb treedt om die reden eveneens nog niet in werking.

Dit betreft eveneens onderdeel B dat de regeling van het rechtsgevolg van vestiging van een voorkeursrecht bevat, omdat de strikte regeling van het rechtsgevolg nauw samenhangt met een optimale regeling voor de inwerkingtreding van voorkeursrechten. Wegens wetstechnische verwevenheid wordt ook voor onderdeel E, onder 2, de inwerkingtreding uitgesteld.

Omdat de Wabo pas per 1 oktober in werking treedt is er geen reden meer om artikel V in werking te laten treden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven