Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2010, 140 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2010, 140 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 17 februari 2010, directie Wetgeving, nr. 5640174/10/6;
Gelet op de artikelen 74c van het Wetboek van Strafrecht en 257b van het Wetboek van Strafvordering;
De Raad van State gehoord (advies van 10 maart 2010, nr. W03.10.0064/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 23 maart 2010, directie Wetgeving, nr. 5646716/10/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.2, vierde lid, komt te luiden:
4. Voor de in artikel 3.3, onderdeel b, aangewezen zaken wordt strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover deze ambtenaren bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken.
B
Artikel 4.7 vervalt.
C
Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «H, artikel 4.4, onderdeel C, en de artikelen 4.7 en 4.8» vervangen door: H, en artikel 4.4, onderdeel C.
2. Een derde lid wordt toegevoegd, luidende:
3. Artikel 4.8 van dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat niet later is gelegen dan drie jaar na het krachtens het tweede lid bepaalde tijdstip.
Artikel 2 van het Transactiebesluit 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Het vierde lid komt te luiden:
4. Voor de in artikel 3, onder b, aangewezen zaken wordt transactiebevoegdheid toegekend aan buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover deze ambtenaren bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken.
B
Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.
C
In het vijfde lid (nieuw), wordt «In afwijking van het vijfde lid, wordt voor de in het vijfde lid» vervangen door: In afwijking van het vierde lid, wordt voor de in het vierde lid.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 29 maart 2010
Beatrix
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de eenendertigste maart 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De Wet OM-afdoening (Stb. 2006, 330), die met ingang van 1 februari 2008 gedeeltelijk in werking is getreden, vormt de transactie om tot een strafbeschikking. Bij een transactie moet de officier van justitie tot dagvaarding overgaan indien de verdachte niet aan de transactievoorwaarde voldoet. Zaken waarin een strafbeschikking wordt uitgevaardigd waartegen geen verzet wordt gedaan, komen in beginsel echter niet meer voor de strafrechter aangezien de strafbeschikking dan ten uitvoer kan worden gelegd. De strafbeschikking wordt stapsgewijs ingevoerd. In een gefaseerde invoering van de strafbeschikking voor opsporingsambtenaren was bij het opstellen van het Besluit OM-afdoening in 2007 nog niet voorzien. Dit besluit regelt dat de strafbeschikkingsbevoegdheid voor opsporingsambtenaren gefaseerd kan worden ingevoerd.
Binnen de zaken die met een strafbeschikking zullen worden afgedaan, is begonnen met rijden onder invloed (artikel 8 Wegenverkeerswet 1994). Vervolgens is in de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag (de G4), gestart met een strafbeschikking voor een reeks feiten uit de algemene plaatselijke verordening en de plaatselijke afvalstoffenverordening, de zogeheten overlastfeiten. Deze strafbeschikking wordt doorgaans aangeduid als de bestuurlijke strafbeschikking overlast. De wettelijke grondslag voor deze strafbeschikkingen voor rijden onder invloed en voor overlast is artikel 257a Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze door de officier van justitie uitgevaardigde strafbeschikking wordt de OM-strafbeschikking genoemd. Vanaf 1 januari 2010 kunnen ook andere gemeenten via de werkwijze van de G4 strafbeschikkingen laten uitvaardigen voor overlastfeiten. Deze strafbeschikking voor overlastfeiten is formeel een OM-strafbeschikking, maar kan worden beschouwd als de eerste aanzet naar de invoering van de strafbeschikking op grond van artikel 257b Sv, de strafbeschikking door opsporingsambtenaren (hierna aan te duiden als: politiestrafbeschikking). Ook bij de strafbeschikking bij overlastzaken geldt namelijk dat deze op basis van een door een opsporingsambtenaar opgemaakt verkort proces-verbaal wordt uitgevaardigd. De aanlevering en verwerking van deze overlastzaken wordt ondersteund door geautomatiseerde processen bij de opsporingsinstanties, het Centraal Justitie Incassobureau (CJIB) en het Openbaar Ministerie.
Tijdens het implementatietraject van de Wet OM-afdoening is gebleken dat een beheersbare overgang van de politietransactie naar de politiestrafbeschikking vergt dat de instanties die rechtstreeks bij het CJIB gaan aanleveren, niet in één keer gaan werken met de nieuwe geautomatiseerde systemen die vereist zijn voor de aanlevering en verwerking van de politiestrafbeschikking. Daarnaast kan door afwijkende werkprocessen niet direct na inwerkingtreding van artikel 257b Sv een politiestrafbeschikking worden uitgevaardigd voor alle gevallen waarvoor thans een transactie kan worden uitgeschreven op grond van artikel 74c Wetboek van Strafrecht (Sr), de politietransactie. Om deze redenen wordt de strafbeschikking op grond van 257b Sv gefaseerd ingevoerd. Vanaf april 2010 zullen per arrondissement de (buitengewoon) opsporingsambtenaren overgaan van de transactiebevoegdheid ex artikel 74c Sr naar de strafbeschikkingsbevoegdheid ex artikel 257b Sv. Voor de buitengewoon opsporingsambtenaren van gemeenten die reeds voor april 2010 werken met de strafbeschikking voor overlastfeiten geldt dat zij, zodra in het arrondissement waarin hun gemeente ligt de politiestrafbeschikking wordt ingevoerd, wat de grondslag betreft overstappen van artikel 257a Sv naar artikel 257b Sv. De grondslagverandering van artikel 257a Sv naar artikel 257b Sv is enkel een juridische verandering die voor de praktijk van de betrokken opsporingsambtenaren geen ander verschil met zich brengt dan dat dezelfde bon die thans wordt gebruikt op enkele punten anders moet worden ingevuld. Er wordt naar gestreefd om op 1 januari 2011 de politiestrafbeschikking in het gehele land ingevoerd te hebben, zodat – enkele uitzonderingsgevallen daargelaten – alle feiten die vallen onder het Besluit OM-afdoening buitengerechtelijk kunnen worden afgedaan. In de Aanwijzing OM-afdoening van het Openbaar Ministerie zal worden uitgewerkt per wanneer de politiestrafbeschikking in de verschillende arrondissementen wordt ingevoerd, zodat voor de burger en de handhavingspraktijk inzichtelijk is welke sanctiemodaliteit waar en voor welk strafbaar feit geldt.
Voor de rechtszekerheid van de burger is van groot belang dat helderheid wordt geboden over de vraag welke afdoeningsmodaliteit in welke gevallen aan de orde is. Deze duidelijkheid zal worden geboden door een Aanwijzing van het College van procureurs-generaal. Aan de hand van heldere criteria zal in deze in de Staatscourant te publiceren Aanwijzing duidelijk worden gemaakt welke strafbare feiten in welke gevallen met een strafbeschikking worden afgedaan. Indien een strafzaak aan deze criteria voldoet, komen andere afdoeningsmodaliteiten dan die van de strafbeschikking, dus ook die van de transactie, niet (meer) in aanmerking. Zo ontstaat een heldere afbakening tussen voor buitengerechtelijke afdoening in aanmerking komende strafzaken waarvoor een strafbeschikking moet worden uitgevaardigd, en de zaken waarin een transactieaanbod moet worden gedaan. In de voorgenomen Aanwijzing zal de planning van de invoering van de politiestrafbeschikking zijn opgenomen. Naar het laatste inzicht zal de naar arrondissement gefaseerde invoering van de politiestrafbeschikking plaatsvinden in de periode tussen april en december 2010. Op grond van deze planning zullen vanaf 1 januari 2011 door (buitengewoon) opsporingsambtenaren die bevoegd zijn voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor de zaken die zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit OM-afdoening geen politietransacties meer worden uitgeschreven, tenzij ze vallen onder de in de Aanwijzing beschreven omstandigheden waaronder nog niet overgegaan kan worden tot het uitvaardigen van een politiestrafbeschikking. Een voorbeeld van een dergelijke uitzondering wordt gevormd door zaken waarbij de opsporingsambtenaar niet alleen een geldboete wil opleggen, maar ook beslag wil leggen op een voorwerp. Beslag leggen op een voorwerp vergt namelijk een afwijkende werkwijze waarin binnen de toepassing van de strafbeschikking thans nog niet voorzien is. In deze uitzonderingsgevallen wordt vooralsnog een transactie aangeboden. Telkens wanneer het Openbaar Ministerie voornemens is nieuwe gevallen onder de strafbeschikking af te doen, zal de Aanwijzing OM-afdoening daarmee tevoren worden aangevuld. Om de tijdelijkheid van deze uitzonderingen te onderstrepen is in dit wijzigingsbesluit opgenomen dat maximaal drie jaar nadat de invoering van de politiestrafbeschikking is gestart de politietransactie vervalt. Naar de huidige planning vervalt dus uiterlijk per april 2013 de transactiebevoegdheid ex artikel 74c Sr en het deel van het Transactiebesluit 1994 dat hierop betrekking heeft. Indien na deze ruim gekozen termijn onverhoopt nog uitzonderingsgevallen resteren, dan kunnen deze door het Openbaar Ministerie met een transactie op grond van artikel 74 Sr worden afgedaan.
In het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening is bepaald welke (buitengewoon) opsporingsambtenaren de transactiebevoegdheid en de strafbeschikkingsbevoegdheid kunnen uitoefenen. In de identieke bijlagen bij deze twee algemene maatregelen van bestuur worden de feiten benoemd waarvoor de bevoegde ambtenaren een transactie kunnen aanbieden, dan wel een strafbeschikking kunnen uitvaardigen. De in deze bijlage opgenomen overtredingen worden volgens gestandaardiseerde procedures afgehandeld. De opsporingsambtenaar verzendt het verkort proces-verbaal naar het CJIB. Het CJIB verzendt de transacties, dan wel de strafbeschikkingen en de daarbij behorende acceptgiro. Deze gestandaardiseerde afdoening van de lichte overtredingen is strak genormeerd. De feiten en de daarvoor geldende tarieven zijn vastgelegd en kunnen niet in individuele zaken door een opsporingsambtenaar worden gewijzigd. De feiten en tarieven gezamenlijk zijn overzichtelijk voor de opsporingsambtenaren gebundeld in het zogeheten feitenboekje. Deze normering is van toepassing zowel op de transactie als op de strafbeschikking. Hiermee is de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid voor de burger gediend.
Voor de gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren die reeds voor de invoering van de politiestrafbeschikking werken met de strafbeschikking voor overlastfeiten geldt, zoals hierboven geschreven, dat de wettelijke grondslag verandert, maar dat dit geen wezenlijke wijziging van de handhavingspraktijk van betrokken opsporingsambtenaren met zich brengt. In dit kader is het goed te benadrukken dat ook voor de vergoeding die gemeenten ontvangen voor de handhaving van parkeer- en overlastfeiten door hun buitengewoon opsporingsambtenaren, het geen verschil maakt via welke sanctiemodaliteit voor deze feiten een te betalen geldsom wordt opgelegd.
Voor alle in het Besluit OM-afdoening en het Transactiebesluit 1994 aangewezen (buitengewoon) opsporingsambtenaren, waaronder de buitengewoon opsporingsambtenaren die landelijk opereren, zoals die van inspecties, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de Koninklijke Marechaussee (KMAR) en de NS, geldt dat zij in de arrondissementen waar strafbeschikkingen op grond van 257b Sv worden uitgevaardigd, voor de feiten die vallen onder het toepassingsbereik van het Besluit OM-afdoening, geen gebruik meer zullen maken van de transactiebevoegdheid. Buiten de in de voorgenomen Aanwijzing vastgelegde uitzonderingen, wordt er dus binnen een arrondissement voor dezelfde feiten slechts één sanctiemodaliteit gehanteerd.
Over het ontwerp van dit besluit is advies gevraagd aan het College van procureurs-generaal, het CJIB, het Korpsbeheerdersberaad, de Raad van Hoofdcommissarissen, de Raad voor de Rechtspraak en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Uit de ontvangen adviezen kan worden geconcludeerd dat de inhoud van het ontwerpbesluit wordt onderschreven.
Het College van procureurs-generaal heeft geadviseerd aan elke buitengewoon opsporingsambtenaar strafbeschikkingsbevoegdheid toe te kennen, voor zover deze ambtenaar opsporingsbevoegdheid heeft gekregen. Ik heb dit advies opgevolgd aangezien een buitengewoon opsporingsambtenaar die opsporingsbevoegd is ten aanzien van een feit dat voor buitengerechtelijke afdoening door opsporingsambtenaren in aanmerking komt, ook bevoegd moet zijn het opgespoorde feit zelf af te doen. Het College van procureurs-generaal heeft daarnaast geadviseerd in een heldere afbakening te voorzien tussen de strafbeschikking die door een buitengewoon opsporingsambtenaar zelf kan worden uitgevaardigd op basis van artikel 257b Sv, en de strafbeschikking die in de toekomst door of namens het bestuur zal kunnen worden uitgevaardigd op grond van artikel 257ba Sv. Het College van procureurs-generaal meent dat daartoe een bepaling moet worden opgenomen waarin wordt aangegeven dat buitengewoon opsporingsambtenaren die werkzaam zijn bij gemeenten die hebben gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking overlast, geen politiestrafbeschikking kunnen uitvaardigen voor de feiten die onder deze bestuurlijke strafbeschikking vallen. Ik onderschrijf dit standpunt van het Openbaar Ministerie. Zodra een besluit ex 257ba Sv tot stand wordt gebracht, zal in een dergelijke bepaling worden voorzien.
De gefaseerde invoering van de politiestrafbeschikking heeft geen invloed op de daarvoor benodigde middelen ten laste van de justitiebegroting.
Met de voorgestelde wijziging van artikel 3.2 wordt op advies van het College van procureurs-generaal een eenduidiger regeling getroffen voor de strafbeschikkingsbevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaren door alle buitengewoon opsporingsambtenaren bevoegd te maken een strafbeschikking uit te vaardigen. Deze strafbeschikkingsbevoegdheid is beperkt tot de feiten uit de bijlage waarvoor de buitengewoon opsporingsambtenaar op grond van zijn akte of aanwijzing opsporingsbevoegd is.
Door het vervallen van artikel 4.7 van het Besluit OM-afdoening wordt voorkomen dat de buitengewoon opsporingsambtenaren van de in artikel 2, onder b, van het Transactiebesluit milieudelicten genoemde gemeenten niet beschikken over strafbeschikkingsbevoegdheid voor de feiten uit de bijlage van het Transactiebesluit milieudelicten die eveneens zijn opgenomen in de bijlage bij het Besluit OM-afdoening. In de beleidsregels van het Openbaar Ministerie zal worden bepaald dat nadat in een gemeente de strafbeschikking op grond van 257b Sv voor deze feiten beschikbaar is, de bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaar een strafbeschikking uitvaardigt. Toepassing van de strafbeschikking heeft dus voorrang boven toepassing van de transactie op grond van het Transactiebesluit milieudelicten en de transactie op grond van artikel 74c Sr.
Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet, is het voor de gecontroleerde verdere invoering van de Wet OM-afdoening noodzakelijk dat de transactiebevoegdheid op grond van artikel 74c Sr beschikbaar blijft voor die zaken waarvoor nog geen strafbeschikking op grond van 257b Sv kan worden uitgevaardigd. Uiterlijk na drie jaar vervalt de politietransactie en wordt deze door artikel 4.8 Besluit OM-afdoening uit het Transactiebesluit 1994 weggeschreven. Daarna kan artikel 74c Sr vervallen door inwerkingtreding van artikel II, onderdeel R, van de Wet OM-afdoening.
Met de voorgestelde wijziging van artikel 2 van het Transactiebesluit 1994, wordt de bepaling in het Besluit OM-afdoening die de strafbeschikkingsbevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaren vastlegt, overgenomen in het Transactiebesluit 1994. Hiermee zijn alle buitengewoon opsporingsambtenaren bevoegd om voor de in de bijlage bij het Transactiebesluit 1994 genoemde feiten een transactievoorstel te doen, voor zover zij bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet, gaat toepassing van de strafbeschikkingsbevoegdheid voor op toepassing van de transactiebevoegdheid indien de strafzaak voldoet aan de in de Aanwijzing van het College van procureurs-generaal gegeven criteria.
Dit besluit wijzigt met name bepalingen van het Besluit OM-afdoening die nog niet in werking zijn getreden, en kan gelijk na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst in werking treden.
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-140.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.