Besluit van 23 december 2009 tot wijziging van het Besluit justitiële gegevens, het Besluit OM-afdoening en het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten in verband met de invoering van de fiscale strafbeschikking

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 1 december 2009, directie Wetgeving, nr. 5631076/09/;

Gelet op de artikelen 1, onderdeel a, en 2, tweede lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, en op de artikelen 257b en 572, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 9 december 2009, nr. W03.09.0515/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 16 december 2009, directie Wetgeving, nr. 5633891/09/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt in artikel 5 van het Besluit justitiële gegevens een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 2. Als justitiële gegevens worden aangemerkt de strafbeschikkingen terzake van misdrijven, uitgevaardigd krachtens de artikelen 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en 10:15 van de Algemene douanewet.

ARTIKEL II

Aan het slot van artikel 2.1 van het Besluit OM-afdoening wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing op strafbeschikkingen, uitgevaardigd krachtens artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 10:15 van de Algemene douanewet.

ARTIKEL III

Artikel 1 van het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op geldboeten die zijn opgelegd in een strafbeschikking, uitgevaardigd krachtens artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 10:15 van de Algemene douanewet.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de artikelen IV en X van de Wet OM-afdoening in werking treden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 23 december 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de veertiende januari 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit wijzigt drie algemene maatregelen van bestuur, welke wijzigingen ter uitvoering van de Wet OM-afdoening wenselijk zijn in verband met de invoering van de fiscale strafbeschikking. De Wet OM-afdoening, die met ingang van 1 februari 2008 gedeeltelijk in werking is getreden, vormt de transactie om tot een strafbeschikking. De Wet OM-afdoening voorziet erin dat de thans in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de Algemene douanewet voorziene fiscale transactie wordt omgevormd tot een strafbeschikking (zie artikel IV van de Wet OM-afdoening en artikel XLIII, tweede lid, van de Aanpassingswet Algemene douanewet). Deze omvorming is voorzien per 1 oktober 2010. De artikelen van dit besluit zullen tegelijk met de wettelijke bepalingen in werking treden. Kern van dit besluit is dat de fiscale strafbeschikking terzake van misdrijven wordt aangemerkt als justitieel gegeven. De fiscale strafbeschikking terzake van overtredingen worden derhalve niet aangemerkt als justitieel gegeven. Daarnaast wordt verduidelijkt dat het Centraal Justitieel Incassobureau – in afwijking van de tenuitvoerlegging van door andere partijen opgelegde strafbeschikkingen – geen taak heeft bij de tenuitvoerlegging van fiscale strafbeschikkingen.

2. Justitiële gegevens

Het Besluit justitiële gegevens bepaalt op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens welke gegevens inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering een justitieel gegeven zijn en geeft nadere voorschriften omtrent het verstrekken van deze gegevens. De Justitiële informatiedienst (JustID) beheert het register waarin justitiële gegevens vermeld staan, het justitieel documentatiesysteem. Dit systeem kan worden geraadpleegd voor de beoordeling van het justitiële verleden van een persoon in de strafrechtsketen en bij verzoeken om het verlenen van een Verklaring omtrent het gedrag. Uitgangspunt van het Besluit justitiële gegevens is dat strafbeschikkingen, evenals alle beslissingen die door het Openbaar Ministerie of de rechter zijn genomen en evenals de transacties waarvoor de strafbeschikkingen in de plaats komen, in het algemeen in de justitiële documentatie worden geregistreerd. Dat wil zeggen, strafbeschikkingen voor misdrijven worden altijd geregistreerd, en strafbeschikkingen voor overtredingen ook, tenzij daarin uitsluitend een geldboete is opgelegd die minder dan € 100 beloopt. Waarbij deze ondergrens van € 100 niet geldt voor de in artikel 4, tweede lid, van het Besluit justitiële gegevens opgesomde overtredingen. Het is wenselijk dit uitgangspunt ook te hanteren bij de strafbeschikking die wordt uitgevaardigd door andere bestuursorganen dan de officier van justitie. In de kabinetsnota inzake de uitgangspunten bij de keuze van een sanctiestelsel (Kamerstukken I 2008/09, 31 700 VI, D), is een van de argumenten om voor een bestuurlijke strafbeschikking te kiezen boven een bestuurlijke boete, de wenselijkheid van registratie in de justitiële documentatie. Tegelijk kan worden vastgesteld dat de fiscale transactie tot op heden, in afwijking van het algemene uitgangspunt, niet in de justitiële documentatie wordt geregistreerd. De overtredingen uit de Algemene douanewet en de Algemene wet inzake rijksbelastingen die met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan, hebben doorgaans betrekking op het niet voldoen aan administratieve voorschriften en verplichtingen, terwijl de misdrijven uit deze wetten opzet vereisen en veelal met fraude gepaard gaan. De wenselijkheid van registratie van de misdrijven is daarmee betrekkelijk evident. Het justitieel documenteren van de overtredingen heeft echter slechts een beperkte toegevoegde waarde. Dit besluit strekt er op grond hiervan toe dat alleen de op grond van artikelen 76 Algemene wet inzake rijksbelastingen en 10:15 Algemene douanewet uitgevaardigde strafbeschikking terzake van misdrijven als justitieel gegeven dient te worden aangemerkt.

3. Overige wijzigingen van regelgeving

Naast de wijzigingen die in dit besluit zijn opgenomen wordt op grond van het eerste lid van de artikelen 76 Algemene wet inzake rijksbelastingen en 10:15 Algemene douanewet een ministeriële regeling gemaakt waarin functionarissen worden aangewezen die de bevoegdheid een strafbeschikking uit te vaardigen namens de Belastingdienst zullen uitoefenen. In die regeling zullen alleen buitengewoon opsporingsambtenaren worden aangewezen. Dit is wenselijk in verband met het feit dat als tegen de strafbeschikking verzet wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie, proces-verbaal kan worden opgevraagd, en met het feit dat opsporingsambtenaren justitiële gegevens verstrekken aan de Justitiële informatiedienst (artikel 10 van het Besluit justitiële gegevens). Ten slotte zal worden voorzien in gezamenlijke richtlijnen van Openbaar Ministerie en Belastingdienst met betrekking tot de fiscale strafbeschikking. Dit betreft een omzetting van de «Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten 2006» (Stcrt. 2005, nr. 247, blz. 28).

4. Financiële paragraaf

JustID zal voor de uitvoering van dit besluit enige beheeractiviteiten, gericht op onder meer het toevoegen van nieuwe aanleverende instanties en nieuwe zaaknummers, moeten verrichten. De kosten hiervan worden geraamd op eenmalig maximaal € 200.000 en vervolgens maximaal € 20.000 per jaar. De realisatie van de voor de justitiële documentatie van strafbeschikkingen benodigde gegevensuitwisseling maakt onderdeel uit van het invoeringstraject van de Wet OM-afdoening.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel is hierboven toegelicht. Aan het verstrekken van gegevens door de Belastingdienst staan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 1:33 van de Algemene douanewet niet in de weg. Artikel 67, eerste lid, van die wet verbiedt fiscale gegevens verder bekend te maken «dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet». Dat artikel brengt volgens de Hoge Raad niet mee dat de belastingambtenaar zich tegenover opsporingsambtenaren zou moeten onthouden van mededelingen met betrekking tot een verdenking van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten (NJ 1989/390). In deze lijn ligt dat de belastingambtenaar die namens de Belastingdienst de strafbeschikking uitvaardigt – en die zelf buitengewoon opsporingsambtenaar moet zijn – zonder schending van zijn geheimhoudingsplicht de op de strafbeschikking betrekking hebbende justitiële gegevens aan de Justitiële informatiedienst mag verstrekken. Artikel 1:33 van de Algemene douanewet staat toe dat gegevens en inlichtingen door de inspecteur worden verstrekt voorzover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde bij de Algemene douanewet. Daarvan is hier sprake.

Artikelen II en III

De taak om de fiscale strafbeschikking uit te vaardigen is in artikelen 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en 10:15 van de Algemene douanewet toevertrouwd aan de Belastingdienst onderscheidenlijk de inspecteur. De tenuitvoerlegging van deze strafbeschikking geschiedt op grond van die wetsartikelen, alsmede op grond van de artikelen 2, eerste lid, onderdeel o, en 3a van de Invorderingswet 1990 door de Ontvanger. Deze regeling wijkt af van de tenuitvoerlegging van de op artikelen 257a, 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering berustende strafbeschikkingen. De achtergrond hiervan is dat op grond van deze regeling voor de tenuitvoerlegging van de fiscale strafbeschikking geen andere regels gelden dan voor de tenuitvoerlegging van de fiscale boete (Kamerstukken I 2005/06, 29 849, C). De artikelen II en III van het besluit strekken ertoe in het Besluit OM-afdoening en het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten te verduidelijken dat het Centraal Justitieel Incassobureau geen taak heeft bij de invordering van geldboeten opgelegd in fiscale strafbeschikkingen.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven