Besluit van 7 februari 2009, houdende wijziging het Rijnvaartpolitiereglement 1995 in verband met zaken van uiteenlopende aard

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 8 januari 2009, nr. CEND/HDJZ-2008/1715 sector SCH, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte, de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 29 mei 2008 (protocol 2008-I-21), en de artikelen 4 en 19 van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 januari 2009, nr. W09.09.0007/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 4 februari 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/116 sector SCH, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rijnvaartpolitiereglement 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.06 wordt «8.09» vervangen door: 8.08.

B

Aan artikel 1.08 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd het derde lid, moeten de in onderdeel 44 van het certificaat van onderzoek vermelde individuele reddingsmiddelen voor passagiers geschikt zijn, qua aantal en verdeling per type overeenkomen met het aantal aan boord zijnde volwassenen en kinderen en aan boord beschikbaar zijn, waarbij voor kinderen met een lichaamsgewicht tot en met 30 kg of maximaal 6 jaar oud uitsluitend harde zwemvesten als bedoeld in artikel 10.05, tweede lid, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn zijn toegestaan.

C

Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden na onderdeel w twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • x. de overeenkomstig artikel 8a.02, derde lid, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn vereiste kopieën van het certificaat van typegoedkeuring en van het proces-verbaal van de motorkenmerken van iedere motor;

  • y. de verklaring voor de volgens artikel 10.02, tweede lid, onderdeel a, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn voorgeschreven stalen trossen;

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De aanwezigheid van de in het eerste lid, onderdelen a, e en f, bedoelde bescheiden is evenwel niet vereist aan boord van duwbakken waarop een metalen plaat is aangebracht met een opschrift overeenkomstig het volgende model:

    UNIEK EUROPEES SCHEEPSIDENTIFICATIENUMMER:.......... – R

    CERTIFICAAT VAN ONDERZOEK

    • NUMMER:.................

    • COMMISSIE VAN DESKUNDIGEN:.....................

    • GELDIG TOT:........................

    waarbij uit een hoofdletter R, aangebracht achter het uniek Europees scheepsidentificatienummer, blijkt dat er een verklaring inzake het behoren tot de Rijnvaart is afgegeven.

    Indien de duwbak over een officieel scheepsnummer beschikt, moet dat begrip en het officiële scheepsnummer op de metalen plaat worden aangebracht.

    De gevraagde gegevens moeten, in goed leesbare letters met een hoogte van ten minste 6 mm, ingehakt of ingeslagen zijn.

    De metalen plaat moet een hoogte van ten minste 60 mm en een lengte van ten minste 120 mm hebben. Zij moet op het achterschip aan stuurboordzijde op een goed zichtbare plaats zijn bevestigd.

    De overeenstemming tussen de gegevens op de plaat, met uitzondering van de letter R, met die in het certificaat van onderzoek van de duwbak moet worden bevestigd door een Commissie van Deskundigen door middel van het aanbrengen op de plaat van een stempel.

    De in het eerste lid, onderdelen a, e en f, genoemde bescheiden moeten worden bewaard door de eigenaar van de duwbak.

    De aanwezigheid van de in het eerste lid, onderdeel x, bedoelde bescheiden is evenwel niet vereist, wanneer op de metalen plaat tevens het nummer van de typegoedkeuring, bedoeld in Bijlage J, deel I, onderdeel 1.1.3, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn wordt vermeld.

D

Artikel 1.13, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een schip mag verkeerstekens (boeien, drijvers, bakens, waarschuwingsvlotten met verkeerstekens, enz.) niet gebruiken om daaraan te meren of daaraan te verhalen, niet beschadigen en niet ongeschikt voor hun bestemming maken.

E

Artikel 1.19 komt te luiden:

Artikel 1.19 Verkeersaanwijzingen

Een schipper is verplicht aan een verkeersaanwijzing gevolg te geven die hem door de ambtenaren van de bevoegde autoriteit ter verzekering van de veiligheid en de goede orde van de scheepvaart wordt gegeven. Dit geldt ook in geval van een grensoverschrijdende achtervolging.

F

Na artikel 1.24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.25 Voorschriften, toestemmingen en vergunningen

Voorschriften, toestemmingen en vergunningen kunnen door de bevoegde autoriteiten van voorwaarden en voorbehouden worden voorzien.

G

Artikel 2.01 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. het uniek Europees scheepsidentificatienummer, dat uit acht Arabische cijfers bestaat, waarbij de eerste drie cijfers het land en de instelling, die dat uniek Europees scheepsidentificatienummer hebben toegekend, aanduiden. Dit kenteken behoeft slechts te worden gevoerd door schepen waaraan een uniek Europees scheepsidentificatienummer is toegekend;

2. Na onderdeel c wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. het officiële scheepsnummer, dat uit zeven Arabische cijfers bestaat, eventueel gevolgd door een kleine letter, waarbij de eerste twee cijfers het land en de instelling die het officiële scheepsnummer hebben toegekend, aanduiden. Dit kenteken behoeft slechts te worden gevoerd door schepen waaraan het officiële scheepsnummer is toegekend, dat nog niet in een uniek Europees scheepsidentificatienummer is omgezet.

    Het uniek Europees scheepsidentificatienummer en het officiële scheepsnummer worden aangebracht op de wijze, voorgeschreven onder a.

3. Het derde lid, derde volzin, komt te luiden:

De hoogte van de tekens moet voor de naam, het uniek Europees identificatienummer en het officiële scheepsnummer ten minste 20 cm en voor de overige aanduidingen ten minste 15 cm bedragen.

H

Artikel 3.09, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Dit artikel geldt noch voor kleine schepen die uitsluitend kleine schepen slepen, noch voor gesleepte kleine schepen; voor deze kleine schepen geldt artikel 3.13, tweede en derde lid.

I

Artikel 3.23 komt te luiden:

Artikel 3.23 Tekens van drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen bij het stilliggen (Bijlage 3: schets 47)

Onverminderd de bijzondere voorwaarden die overeenkomstig artikel 1.21 kunnen worden opgelegd, moeten drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen bij het stilliggen des nachts van alle zijden zichtbare witte gewone lichten voeren, in voldoende aantal om hun omtrekken van de zijde van het vaarwater herkenbaar te maken.

De in de eerste volzin voorgeschreven lichten hoeven niet te worden gevoerd, wanneer aan de voorwaarden van artikel 3.20, derde lid, onderdeel b of c, is voldaan.

J

Artikel 3.27, tweede volzin, komt te luiden:

Hetzelfde geldt voor een brandweerboot die hulp biedt of daartoe op weg is en voor een reddingsvaartuig bij een reddingsoperatie met toestemming van de bevoegde autoriteit.

K

Artikel 6.31, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:

Een schip dat in de vaargeul of in de nabijheid daarvan stilligt moet bij slecht zicht op de marifoon uitluisteren.

L

Artikel 6.32, tweede lid, onderdeel d, aanhef, komt te luiden:

Wanneer met de van de andere kant komende schepen geen marifooncontact tot stand komt moet het op radar varend schip:.

M

In artikel 7.04, tweede lid, wordt «het teken E.7 (bijlage 7)» vervangen door: één der tekens E.7 of E.7.1 (bijlage 7).

N

Artikel 9.06 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt, onder vervanging van de puntkomma en het woord «en» door een punt aan het slot van onderdeel b.

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede: en de Ginsheimer Altrhein.

O

Artikel 9.07 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Geisenheim – Rhens

    Tussen Geisenheim (km 524,00) en Rhens (km 582,00) is het windsurfen verboden.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Lorch – St. Goar

    • a. Tussen Lorch (km 540,20) en St. Goar (km 556,00) moet een opvarend schip de linkeroever en een afvarend schip de rechteroever houden.

    • b. Een opvarend schip of een afvarend schip als bedoeld in artikel 9.04, vierde lid, mag onder de in artikel 9.04, derde of vierde lid, genoemde voorwaarden verlangen, dat het voorbijvaren stuurboord op stuurboord plaatsvindt. In dat geval moeten geluidsseinen worden gegeven en dagtekens worden getoond overeenkomstig artikel 9.04, vijfde lid. Artikel 6.05 is niet van toepassing.

    • c. Voor de schipper van een schip met een lengte van meer dan 110 m is de verplichting tot het geven van inlichtingen aan andere schepen als voorgeschreven voor des nachts in artikel 9.08, tweede lid, onder b en c, ook overdag van toepassing.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Met uitzondering van het derde lid, onder b, en het vijfde lid, onder b, is dit artikel niet van toepassing op of ten aanzien van kleine schepen.

P

Artikel 9.10, opschrift en eerste lid, komt te luiden:

Artikel 9.10 Optische tekens en vaarregels voor multifunctionele schepen van het Franse en Duitse leger

  • 1. Een varend multifunctioneel schip:

    • a. van het Franse leger tussen Basel (km 168,450) en Lauterburg (km 352,00), en

    • b. van het Duitse leger tussen de sluizen te Iffezheim (km 334,00) en het Spijksche Veer (km 857,40);

    moet des nachts de lichten, bedoeld in artikel 3.08, eerste lid, voeren en ongeveer 1 m boven het toplicht als bijkomend teken, dat ook overdag moet worden gevoerd: een geel gewoon of helder rondom schijnend flikkerlicht.

Q

Na artikel 9.11 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9.12 Boven-Rijn en Waal

  • 1. Een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting mag tussen de Boven-Rijn en de Waal tussen km 857,77 en km 952,50, met inbegrip van de overnachtingshavens en aangrenzende wateroppervlakten voor zover dit rijkswateren zijn, geen ligplaats nemen. Op het grensgedeelte van km 857,77 tot km 865,50 geldt dit verbod voor het gedeelte tussen de rechteroever en de rivier-as.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is op de bovenstaande waterwegen, de aangrenzende wateroppervlakten en in de havens het ligplaats nemen op de daartoe aangeduide ligplaatsen toegestaan.

  • 3. In bijzondere gevallen kan de bevoegde autoriteit het ligplaats nemen ook op niet daartoe aangeduide plaatsen toestaan.

Artikel 9.13 Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek

  • 1. Een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting mag tussen het Pannerdensch Kanaal, de Neder-Rijn en de Lek tussen km 867,46 en km 989,20, met inbegrip van de aangrenzende wateroppervlakten voor zover dit Rijkswateren zijn, geen ligplaats nemen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is op de bovenstaande waterwegen, de aangrenzende wateroppervlakten en in de havens het ligplaats nemen op de daartoe aangeduide ligplaatsen toegestaan.

  • 3. In bijzondere gevallen kan de bevoegde autoriteit het ligplaats nemen ook op niet daartoe aangeduide plaatsen toestaan.

R

Artikel 10.01 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tabel bij het derde lid komt voor de trajecten Basel en Basel-Sluizen Kembs te luiden:

Traject

Op- en afvaart Hoogwaterpeil

 

I

II

Basel (km 166,64)

  
 

Basel-Rheinhalle

 

Basel – Sluizen Kembs

7,00

8,20

2. In het vierde lid wordt «tot aan een waterstand van 4.80 m aan de peilschaal te Rheinfelden toestaan» vervangen door «tot aan een waterstand van 8,50 m aan de peilschaal te Basel-Rheinhalle toestaan» en wordt «4,50 m» vervangen door: 8,20 m.

S

Artikel 14.02 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, eerste volzin, komt te luiden:

Schepen die verplicht zijn de tekens bedoeld in artikel 3.14, tweede of derde lid te voeren, mogen slechts ligplaats nemen met toestemming van de Zwitserse Rijnhavens.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De op borden op de oever aangeduide breedten der ligplaatsen gelden slechts bij waterstanden aan de peilschaal van Basel-Rheinhalle van minder dan 7 m.

T

Artikel 14.11 komt te luiden:

Artikel 14.11 Overnachtingshavens Boven-Rijn en Waal

  • 1. In de overnachtingshavens te Lobith (km 863,40), IJzendoorn (km 907,80) en Haaften (km 936,00), is het zonder toestemming van de bevoegde autoriteit, verboden:

    • a. schepen te laden of te lossen;

    • b. goederen of andere voorwerpen op de oever of op een aanlegsteiger te plaatsen;

    • c. tanks te ontgassen;

    • d. passagiers aan boord te nemen of aan de wal te zetten;

    • e. met drijvende voorwerpen of drijvende inrichtingen in te varen;

    • f. in te varen met schepen die verplicht zijn de tekens bedoeld in artikel 3.14, tweede en derde lid, te voeren;

    • g. langer dan drie opeenvolgende dagen ligplaats te nemen;

    • h. nadat de onder g genoemde periode is verstreken, binnen twaalf uren opnieuw ligplaats te nemen;

    • i. met het achterschip naar de wal ligplaats te nemen;

    • j. met samenstellen langer dan 135 m aan de aanlegsteigers af te meren.

  • 2. De schipper moet zowel het innemen van de ligplaats in de overnachtingshaven als het vertrek daaruit onmiddellijk melden aan de verkeerspost Nijmegen (Lobith) en Tiel (IJzendoorn en Haaften).

  • 3. De bevoegde autoriteit kan de schipper aanwijzingen geven waarbij dit artikel wordt aangevuld, dan wel daarvan wordt afgeweken.

U

De artikelen 14.12 en 14.13 vervallen.

V

In bijlage 7 wordt na onderdeel E.7 een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • E.7.1 Toestemming te meren voor het onmiddellijk van of aan boord zetten van een auto.

    (artikel 7.04, lid 2)

    stb-2009-92-001.png

ARTIKEL II

Artikel 1, onderdeel f, van het Besluit personenvervoer 2000 komt te luiden:

  • f. passagiersschip: schip als bedoeld in artikel 1 van het Binnenvaartbesluit;

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 7 februari 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de tiende maart 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) heeft het Rijnvaartpolitiereglement 1995 gewijzigd. Dit besluit is vastgelegd in protocol 2008-I-21 en wordt middels deze algemene maatregel van bestuur integraal in de Nederlandse rechtsorde geïmplementeerd.

Ter uitvoering van artikel 52 van de Scheepvaartverkeerswet is een voorontwerp van dit besluit bekendgemaakt in de Staatscourant van 27 oktober 2008, nr. 318, en 3 november 2008, nr. 318 en tevens overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. Er zijn gedurende de termijn die daartoe vanaf de bekendmaking van het ontwerp in de Staatscourant ter beschikking heeft gestaan twee opmerkingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen. De opmerkingen leiden niet tot aanpassing van de tekst, noch is door of namens een der Kamers, en ook niet door een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers van de Staten-Generaal, de wens te kennen gegeven, dat het in het ontwerpbesluit geregelde onderwerp bij wet zou moeten worden geregeld.

Administratieve lasten en nalevingskosten

Het onderhavige besluit leidt niet tot nieuwe informatieverplichtingen of tot het vervallen ervan voor burgers of bedrijven; het ontwerpbesluit is derhalve niet voorgelegd aan het Adviescollege voor de toetsing van administratieve lasten.

Uit het onderhavige besluit vloeien eveneens geen nieuwe nalevingskosten voor burgers of bedrijven voort.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

Gebleken is dat in de Nederlandse tekst van artikel 1.06 van het Rijnvaartpolitiereglement verwezen wordt naar artikel 8.09, terwijl dit 8.08 moet zijn. Dit wordt met deze wijziging hersteld.

B

Om te voorkomen dat er uitsluitend reddingsmiddelen voor volwassenen aan boord ter beschikking zijn, die ongeschikt zijn voor kinderen tot 30 kg of voor kinderen jonger dan 6 jaar wordt in dit lid voorgeschreven dat er voldoende reddingsmiddelen aan boord moeten zijn en dat deze naar aard en aantal overeenkomen met het aantal aan boord verblijvende volwassenen en kinderen.

C

In de onderdelen x en y worden de kopieën van het certificaat van onderzoek, het proces-verbaal van de motorkenmerken van iedere motor en de verklaring behorende bij de voorgeschreven stalen trossen toegevoegd aan de opsomming in artikel 1.10, eerste lid. Deze documenten worden in het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 voorgeschreven en worden via de onderhavige bepaling verplicht aan boord meegevoerd zodat ze, voor zover nodig, ter inzage kunnen worden gevraagd.

In het tweede lid is het uniek Europees identificatienummer opgenomen zoals dat is voorgeschreven in het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995. Dit nummer kan de komende zes jaar gelijktijdig voorkomen met het officiële scheepsnummer. Om de overgang kostenneutraal te houden is er voor gekozen om het nummer te wijzigen op het moment dat het huidige certificaat van onderzoek moet worden verlengd. Voor Nederland betekent de wijziging niet meer dan een nul toevoegen voor het reeds bestaande officiële scheepsnummer.

D

De wijziging van dit lid betreft uitsluitend het toevoegen van waarschuwingsvlotten met verkeerstekens aan de opsomming van voorbeelden tussen haakjes. Die worden veelal door de recreatievaart gebruikt om er aan af te meren. Door afmeren wordt de herkenbaarheid van de verkeerstekens belemmerd of het gehele waarschuwingsvlot van zijn plaats getrokken.

E

Aan dit artikel is een tweede volzin toegevoegd die de bevoegdheid tot grensoverschrijdende achtervolgingen regelt. In de gevallen dat opsporingsdiensten van een der Rijnoeverstaten een schip achtervolgen dat de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart in gevaar brengt, zou dit schip zich aan die achtervolging kunnen onttrekken op het moment dat het een landsgrens overschrijdt. Die situatie kan zich vooral voordoen daar waar de grens over een geruime afstand door het midden van de rivier loopt, hetgeen het geval is tussen Nederland en Duitsland nabij Lobith, tussen Duitsland en Frankrijk en tussen Zwitserland en Frankrijk.

F

Dit artikel is toegevoegd om te voorkomen dat in elk artikel waar de mogelijkheid wordt gecreëerd voorschriften te stellen of toestemming of vergunningen te verlenen, steeds moet worden aangegeven dat daaraan ook voorwaarden dan wel voorbehouden kunnen worden verbonden.

G

Overeenkomstig hetgeen in artikel 1.10, tweede lid, is voorgeschreven, wordt hier het uniek Europees identificatienummer toegevoegd als kenteken dat door een schip, met uitzondering van een klein schip, moet worden gevoerd. Tevens wordt aangegeven dat ook het officiële scheepsnummer mag worden gevoerd zolang het uniek Europees scheepsnummer niet is toegekend en wordt de hoogte voor het uniek Europees scheepsidentificatienummer vastgelegd. Dit is hetzelfde als de naam van het schip en het officiële scheepsnummer.

H

Door een redactionele wijziging is dit lid verduidelijkt. Het slepen van kleine schepen is vervangen door gesleepte kleine schepen.

I

Aan dit artikel is een volzin toegevoegd waarin beschreven wordt dat als het drijvende voorwerp of de drijvende inrichting zich buiten het vaarwater bevindt dan wel voldoende wordt verlicht door verlichting op die oever, dit niet de voorgeschreven verlichting hoeft te voeren.

J

Aan dit artikel is «een reddingsvaartuig dat met een reddingsoperatie bezig is» toegevoegd. De Bevoegde autoriteit, in Nederland is dat de Minister van Verkeer en Waterstaat (zie artikel 5 Aanwijzing bevoegde autoriteiten reglementen CCR, per 1 april 2008) geeft aan welke reddingsvaartuigen of reddingsmaatschappijen deze toestemming krijgen.

K

Deze volzin vereenvoudigt de bestaande tekst waardoor uit de tekst beter dan voorheen blijkt dat het uitsluitend gaat om die schepen die in of nabij de vaargeul liggen. De doorgaande scheepvaart moet contact kunnen blijven houden met deze schepen om de veiligheid te kunnen garanderen.

L

In de oorspronkelijke tekst was deze verplichting uitsluitend opgelegd aan de opvarende scheepvaart, terwijl in de praktijk behoefte bestond om dit sein zowel in de opvaart als in de afvaart te kunnen geven. De huidige tekst biedt deze mogelijkheid.

M

Aan dit artikel is het verkeersteken E.7.1 (auto-afzetplaats) toegevoegd. Dit bord is overgenomen uit het CEVNI en geeft aan dat de betreffende locatie niet bestemd is als reguliere ligplaats, maar dat er wel kortdurend ligplaats genomen mag worden teneinde de auto aan de wal dan wel aan boord te zetten.

N

In het eerste en tweede lid van dit artikel komt de Ginsheimer Altrhein geheel te vervallen vanwege het feit dat deze niet meer bevaarbaar is.

P

In dit artikel zijn de optische tekens en de vaarregels voor multifunctionele schepen van het Franse en Duitse leger opgenomen. Het bijkomende teken komt overeen met dat teken dat is bestemd voor schepen die werkzaamheden in de vaarweg uitvoeren.

Q

Met de toevoeging van de artikelen 9.12 en 9.13 wordt het invoeren van een algemeen ligplaatsverbod op de Boven-Rijn, Waal, Pannerdensch Kanaal, de Neder-Rijn en de Lek, gerealiseerd. Hiermede wordt het ligplaatsregime gelijkgeschakeld met de vaarwegen van het Binnenvaartpolitiereglement. Gelijktijdig wordt aangegeven waar het ligplaats nemen wel is toegestaan middels een verkeersteken langs de oever van de vaarweg.

T

In dit artikel zijn de oude artikelen 14.12 en 14.13 samengevoegd. De inhoud was al nagenoeg hetzelfde terwijl de verschillende ligplaatsen uit artikel 14.12 middels verkeerstekens beter zijn aangegeven. De verkeersposten Nijmegen en Tiel reguleren het ligplaats nemen alsmede een groot aantal andere zaken in de drie vlucht- en overnachtingshavens. Omdat het oude artikel 14.11 is vervallen, is het samengevoegde artikel door de CCR thans opgenomen onder een nieuw geformuleerd artikel 14.11.

V

Met de invoering van dit verkeersteken wordt het mogelijk gemaakt om aan te geven dat er gemeerd mag worden voor onmiddellijk van of aan boord zetten van een auto, zonder dat deze meergelegenheid als reguliere ligplaats mag worden gebruikt.

Artikel II

De wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 is noodzakelijk omdat het Binnenschepenbesluit waarnaar thans in het besluit wordt verwezen per 30 december 2008 is vervangen door het Binnenvaartbesluit. De verwijzing in deze bepaling is overeenkomstig aangepast.

Artikel III

De inwerkingtredingsdatum vloeit voort uit het besluit van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (protocol 2008-I-21) dat tot deze wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement leidt.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven