Besluit van 14 december 2009 tot wijziging van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (aanpassingen ter afstemming met richtlijn 2003/30/EG)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 augustus 2009, nr. BJZ2009051780, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (PbEU L 123), artikel 26 van richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140) en op artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 2009, nr. W08.09.0342/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 december 2009, nr. BJZ2009064956, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel f, wordt na «(PbEU L 123)» ingevoegd: , naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De biobrandstoffen die niet specifiek dienen ter vervanging van ongelode lichte olie en gasolie als bedoeld in de laatste zinsnede van de eerste volzin van het eerste lid, kunnen andere zijn dan die, genoemd in het derde en vierde lid.

C

In artikel 3, tweede en vijfde lid, wordt «artikel 2, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 2, derde, vierde en zesde lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 december 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de negenentwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Achtergrond van dit besluit

Met de onderhavige wijziging van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (hierna: besluit) is het besluit meer in overeenstemming gebracht met richtlijn nr. 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (PbEU L 123) (hierna: de richtlijn).

In de richtlijn is bepaald dat ten minste de aldaar genoemde biobrandstoffen kunnen worden ingezet ter vervanging van benzine en dieselolie. In het oorspronkelijke Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 1 waren echter in artikel 2, derde en vierde lid, limitatieve opsommingen opgenomen van de ter vervanging van benzine en dieselolie in te zetten biobrandstoffen (3,75% in 2009, 4% vanaf 2010), waarbij voor de vervanging van elk van deze brandstoffen een subdoelstelling is opgenomen in artikel 2, eerste lid, laatste zinsdeel (3% in 2009, 3,25% vanaf 2010). Met de onderhavige wijziging van het besluit is aan artikel 2 een zesde lid toegevoegd, waardoor aan het resterende deel van die verplichtingen tevens kan worden voldaan met andere biobrandstoffen dan die opgenomen in de limitatieve opsommingen uit het derde en vierde lid, mits zij voldoen aan de definitie van biobrandstoffen. Hierbij kan gedacht worden aan bioLNG en – voor zover toepasbaar als transportbrandstof – pure (onveresterde) dierlijke vetten.

In richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140) (hierna: richtlijn 2009/28/EG) is geen opsomming van (mogelijke) soorten biobrandstoffen meer opgenomen. Richtlijn 2009/28/EG is niet met de onderhavige wijziging geïmplementeerd in Nederlandse regelgeving. Dat zal met een (of meer) andere wijziging(en) van het besluit gebeuren. Ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2009/28/EG zullen ook de opsommingen uit artikel 2 van het besluit ingrijpend worden gewijzigd, aangezien op grond van richtlijn 2009/28/EG alle biobrandstoffen die aan de eisen van die richtlijn voldoen, mogen meetellen bij het behalen van het bijmengpercentage.

Het «Format voor de overzichten van de biobrandstoffenbalans» opgenomen in bijlage I bij de Regeling administratie biobrandstoffen wegverkeer is aan het nieuwe zesde lid van artikel 2 aangepast.

Met ingang van 1 april 2010 worden door richtlijn 2009/28/EG enkele bepalingen uit de richtlijn ingetrokken, onder meer artikel 2 (zie artikel 26 van richtlijn 2009/28/EG). Artikel 2 van de richtlijn bevat definities waarnaar in het besluit wordt verwezen. De richtlijn 2009/28/EG dient uiterlijk 5 december 2010 te worden omgezet in Nederlandse regelgeving. Met de regelgeving waarmee richtlijn 2009/28/EG wordt omgezet, zal tevens uitvoering worden gegeven aan de intrekking van artikel 2 van de richtlijn. Tot die tijd is verwijzing in het besluit naar artikel 2 van de richtlijn nog noodzakelijk, om nog uitvoering te kunnen geven aan de bepalingen van de richtlijn die niet met ingang van 1 april 2010 worden ingetrokken. Vandaar dat met artikel I, onderdeel a, in de definitie van de richtlijn is aangegeven dat voor het besluit moet worden uitgegaan van de tekst van de richtlijn, zoals die gold op de datum van de vaststelling van de richtlijn.

Overigens hebben mijn departement berichten bereikt dat voor biogas, dat als groen gas aan huishoudens wordt geleverd, tevens biotickets worden afgegeven ten behoeve van de verplichtingen op grond van het besluit, dus als ware dat gas ingezet ten behoeve van het wegverkeer.

Biogas dat rechtstreeks aan het wegverkeer wordt geleverd, kan uiteraard worden ingezet om aan de verplichting te voldoen. Ook biogas dat op indirecte wijze aan het verkeer wordt geleverd, mag thans volledig voor de verplichting worden meegeteld. Bij indirecte levering van biogas aan het wegverkeer wordt groen gas (d.w.z. tot aardgaskwaliteit opgewaardeerd biogas) in het aardgasnet gevoed en wordt een gelijke hoeveelheid aardgas uit het net door auto’s getankt. Aangezien dit groene gas dan al «gereserveerd» is voor het wegverkeer, kan het niet ook nog eens als groen gas aan andere partijen worden verkocht en vice versa.

2. Bedrijfs- en milieueffecten

Door het onderhavige besluit treedt geen (noemenswaardige) verandering op in de administratieve lasten voor burgers, bedrijven of overheid. Evenmin is van het onderhavige besluit een wijziging van de milieueffecten van het besluit te verwachten.

Wel zullen zich bedrijfseffecten voordoen ten gevolge van het nieuwe zesde lid van artikel 2. Doordat de limitatieve opsomming van bij te mengen biobrandstoffen voor bepaalde verplichtingen wordt losgelaten, zullen sommige verkopende partijen er enig nadeel van ondervinden (meer concurrentie, evt. minder afzetmogelijkheden per bedrijf of brandstoftype, minder handel in (schaarse) biotickets). Aankopende bedrijven zullen evenveel voordeel ervaren (lagere prijzen door meer concurrentie, meer aanbod van (dus goedkopere) biotickets).

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven